Het aantal niet-inheemse soorten, vooral insecten, geleedpotigen en vogels, zal naar verwachting wereldwijd met 36 procent stijgen, dat blijkt uit een nieuwe internationale studie.Regionaal zijn er enorme verschillen. De grootste toename wordt in Europa verwacht: het gaat daar om een toename van 64 procent. In cijfers uitgedrukt zijn dat 2 500 exoten, die via transport of internationale handel in Europa terechtkomen. Andere hotspots van toename liggen in de gematigde streken van Azië en Noord- en Zuid-Amerika. De kleinste stijging wordt voorspeld voor Australië.
‘Deze voorspelling is gebaseerd op een wiskundig model dat trends uit het verleden doortrekt naar de eerstvolgende decennia. De toenemende snelheid waarmee dat gebeurt is verontrustend omdat die de biodiversiteit schaadt’, zegt projectleider Tim Blackburn van de University College London. Vooral de introductie van nieuwe exotische geleedpotigen en vogels gaat een stuk sneller dan tussen 1960 en 2005. In 2005 werden er wereldwijd al 35 000 soorten planten en dieren geteld op plekken waar die van nature niet thuishoren. Blackburn: ‘Terugdringen van verdere verspreiding van invasieve soorten is lastig, omdat wereldhandel en transport in de komende jaren juist nog zal toenemen’.
‘Invasieve soorten kunnen vooral lokaal een enorme invloed hebben op de biodiversiteit’
Volgens de Wageningse bioloog Arnold van Vliet, niet betrokken bij dit onderzoek, staan ons grote veranderingen te wachten. ‘Die invasieve soorten kunnen vooral lokaal een enorme invloed hebben op de biodiversiteit’, zegt hij. ‘Omdat ze geen natuurlijke vijanden hebben kunnen ze zich makkelijk verspreiden en in korte tijd niet alleen onze natuur beïnvloeden, maar ook onze volksgezondheid en, door introductie van nieuwe plagen, de landbouwproductie.’
Als voorbeeld noemt hij de Amerikaanse rivierkreeft die met ballastwater in schepen naar de lage landen is meegelift, zich hier heeft gevestigd en het leven in meren en plassen ernstig verstoort. Zeer berucht, wereldwijd, is de Aziatische tijgermug die ziektes als knokkelkoorts kan overbrengen. Die exoot is via ingevoerde autobanden, met daarin een laagje water, bij ons terechtgekomen. Ook lastpakken als ambrosia, Japanse duizendknoop, de zonnebaars en grote waternavel worden zoveel mogelijk bestreden en de kop ingedrukt.
‘Uiteindelijk heeft klimaatverandering de grootste invloed op biodiversiteit en die is niet zomaar tegen te houden’, zegt Van Vliet. ‘Want je kunt wel allerlei tropische planten of muggen hiernaartoe halen, maar als het hier niet warmer zou worden kunnen die niet overleven. Handel, transport en opwarming versterken elkaar’.
Hij wijst erop dat door opwarming tegen het eind van deze eeuw 40 procent van de nu voorkomende planten in Nederland en België verdwenen zullen zijn. Dat gaat om honderden soorten. Maar aan de andere kant is tegen die tijd het klimaat bij ons geschikt voor planten die nu nog ten zuiden van ons leven. ‘Dat maakt het lastig voor natuurbeheerders, waar moeten zij zich op richten?’
Volgens Van Vliet richten natuurbeheerders, terreineigenaren en beleidsmakers zich nog te veel op het terugbrengen van soorten die zijn uitgestorven. ‘Ze moeten meer de blik vooruitwerpen en kijken hoe we bestaande soorten kunnen laten overleven.’
Hoe redden we de biodiversiteit?
Wereldwijd zijn één miljoen soorten met uitsterven bedreigd. Waarom gaat het zo slecht met onze biodiversiteit? Hoe erg is dat, en kunnen we het tij nog keren? Eos-redacteur Kim Verhaeghe vraagt het aan Hilde Eggermont, coördinator van het Belgische Platform voor Biodiversiteit.