De meestvoorkomende schelp op de Noordzeekust is de kokkel. Dat bleek uit een massale telling van 30.200 schelpen, waaraan 400 burgerwetenschappers deelnamen.
Ondanks de kou zakten op zaterdag 17 maart zo’n 400 burgers af naar de kust om deel te nemen aan de allereerste editie van de Grote Schelpenteldag. Het evenement werd georganiseerd door Eos, het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ), Natuurpunt en Kusterfgoed.
Uit de 30.200 verzamelde en getelde schelpen kwam de kokkel naar voren als de meest algemene, gevolgd door het nonnetje, de halfgeknotte strandschelp, de mossel en de Amerikaanse zwaardschede. Meer dan 10 procent van alle schelpen behoort tot een exotische soort die hier ooit al dan niet bewust werd ingevoerd.
Met een striemende oostenwind en gevoelstemperaturen van -10 tot -15 °C was 17 maart de koudste sinds het begin van de meteorologische waarnemingen in ons land. Toch lieten zo’n 400 van de 1.200 vooraf geregistreerde vrijwilligers uit heel Vlaanderen zich niet afschrikken om naar de kust te gaan.
Verspreid over tien telposten ‒ één per kustgemeente ‒ raapten de deelnemers in totaal 30.200 schelpen. Van de meer dan honderd soorten die ooit aan onze kust zijn aangetroffen, konden op de teldag 58 soorten worden getraceerd. De talrijkste schelp was de kokkel of hartschelp (7.024 exemplaren), het symbool van de Schelpenteldag. Deze hartvormige, geribbelde schelp komt aan onze kust vooral als fossiel (grijsblauw of oranjebruin gekleurd) voor. De soort getuigt van het waddenachtige landschap dat onze kust al honderdduizenden jaren tekent.
Op twee eindigde het nonnetje (6.472 exemplaren), een soort van fijnzandige zeebodems. Het nonnetje kennen we ook als 'het portemonneetje’. Die naam dankt het gele, roze, grijze of witte schelpje aan het feit dat het vaak voorkomt in de vorm van doubletjes. De sterke slotband houdt beide schelphelften nog lang nadat het schelpdier sterft samen.
De derde plaats gaat naar de halfgeknotte strandschelp (5.785 exemplaren), een schelpdier dat al heel lang te vinden is aan onze kust. Dikwijls wordt het als fossiel materiaal op het strand aangetroffen. De mossel (2.920 exemplaren) eindigt op nummer vier. De top vijf wordt afgesloten door de Amerikaanse zwaardschede (2.529 exemplaren), een exotische soort die pas in de jaren 1980 in het ballastwater van schepen zijn intrede deed in de Noordzee en er sindsdien massaal voorkomt op de bodems van ondiepe kustwateren. Na winterstormen belanden grote aantallen lege schelpen van deze ‘messen’ op het strand.
Naast de Amerikaanse zwaardschede konden nog drie andere exotische soorten in grotere aantallen worden vastgesteld: de Amerikaanse boormossel, de Japanse oester en het muiltje. Samen waren de vier genoemde exoten goed voor bijna 4.000 schelpen, of 13 procent van alle verzamelde exemplaren.
Van de purperslak vonden de tellers vijf exemplaren. Deze zeeslak verdween in 1981 van het toneel ten gevolge de vervuiling met het metaal tributyltin (TBT), een product dat tientallen jaren lang in scheepsaangroeiwerende verven werd verwerkt. Nadat de Internationale Maritieme Organisatie het product had gebannen, verschenen de eerste exemplaren aan onze kust opnieuw in 2012.
Een aantal schelpen was duidelijk talrijker aanwezig op de West- dan aan de Oostkust. Dat geldt voor de Amerikaanse zwaardschede, de stevige strandschelp, de tapijtschelp en de rechtsgestreepte platschelp. Dat komt door de andere bodemgesteldheid in het ondiepe kustwater.
De volledige top twintig (exoten cursief):
1) Kokkel: 7.024 exemplaren
2) Nonnetje: 6.472 exemplaren
3) Halfgeknotte strandschelp: 5.785 exemplaren
4) Mossel: 2.920 exemplaren
5) Amerikaanse zwaardschede: 2.529 exemplaren
6) Zaagje: 1.129 exemplaren
7) Amerikaanse boormossel: 1.126 exemplaren
8) Stevige strandschelp: 671 exemplaren
9) Witte boormossel: 401 exemplaren
10) Grote strandschelp: 332 exemplaren
11) Ovale strandschelp: 329 exemplaren
12) Tapijtschelp: 263 exemplaren
13) Japanse oester: 216 exemplaren
14) Gevlochten fuikhoren: 163 exemplaren
15) Witte dunschaal: 141 exemplaren
16) Muiltje: 96 exemplaren
17) Rechtsgestreepte platschelp: 85 exemplaren
18) Melkwitte arkschelp: 83 exemplaren
19) Grote tepelhoren: 68 exemplaren
20) Gewone schaalhoren: 44 exemplaren