Als we onder optimale omstandigheden aan landbouw doen, kunnen we – in theorie – evenveel voedsel produceren op de helft van het land.
Als we de zestien belangrijkste landbouwgewassen zouden verbouwen in de gebieden die daar het meest voor geschikt zijn, én ervoor zorgen dat akkers optimaal worden bemest, dan zouden we het ruimtebeslag van de akkerbouw fors kunnen terugdringen, zelfs tot de helft. Dat meldt een internationaal team wetenschappers in Nature Sustainability.
De wetenschappers onderzochten voor zestien teelten – van aardappelen tot soja – waar ze momenteel worden verbouwd, waar ze op basis van de klimaateisen van het gewas idealiter zouden groeien, en hoeveel een hectare akkerland onder optimale bemesting op verschillende plaatsen opbrengt. Vooral in ontwikkelingslanden halen boeren die maximale opbrengst vaak niet, onder meer door een gebrek aan meststoffen. Daar gaapt een vaak gigantische ‘opbrengstkloof’ tussen wat een boer van zijn veld haalt, en wat hij er in theorie zou kunnen afhalen.
‘Het optimaliseren van ons ruimtebeslag is niet alleen belangrijk om het verlies aan biodiversiteit te stoppen en om te keren, maar ook om voldoende biomassa te kunnen produceren’ bioloog Ivan Janssens (UAntwerpen)
Vervolgens berekenden ze wat het effect zou zijn wanneer we die gewassen in de meest geschikte gebieden zouden telen, onder optimale bemesting. Die intensieve landbouw, op de beste locaties, zou toelaten evenveel te produceren als vandaag, op de helft van het land. ‘Het is belangrijk ons ruimtebeslag te optimaliseren’, zegt bioloog Ivan Janssens (UAntwerpen) die aan het onderzoek meewerkte. ‘Niet alleen om het verlies aan biodiversiteit te stoppen en om te keren, maar om voldoende biomassa te kunnen produceren voor bio-energie, nodig om de klimaatdoelen te halen.’
Omdat sommige erg geschikte landbouwgebieden ook samenvallen met hotspots voor biodiversiteit, keken de wetenschappers ook wat er zou gebeuren als die gebieden met hoge natuurwaarde zouden worden ontzien. Dan nog zou het mogelijk zijn het ruimtegebruik met veertig procent te beperken.
Noordelijke verschuivingen
Dat is uiteraard allemaal makkelijker gezegd dan gedaan, niet in het minst omdat je niet zomaar boven de hoofden van boeren kunt beslissen dat ze voortaan iets anders moeten verbouwen. Volgens Janssens kunnen we sowieso verschuivingen verwachten, als gevolg van de klimaatverandering. ‘In eerder onderzoek toonden we aan dat de theoretische maximale opbrengsten gemiddeld met vijf procent dalen per graad opwarming’, zegt Janssens. ‘De optimale zones voor veel teelten verschuiven daardoor naar het noorden. Er is een belangrijke taak weggelegd voor landbouworganisaties om boeren daarover in te lichten.’
‘Zelfs als we ‘maar’ 20 of 25 procent van het akkerland kunnen teruggeven aan de natuur, maakt dat een enorm verschil’ bioloog Ivan Janssens (UAntwerpen)
Puur landbouwkundig gezien, is het ook niet zo verstandig om gewassen vrijwel uitsluitend in de daarvoor het meest geschikte gebieden te telen. Te veel van hetzelfde zou tot verhoogde kwetsbaarheid voor ziektes en plagen leiden. ‘Die vijftig procent is het resultaat van theoretische oefening’, zegt Janssens. ‘In de praktijk gaan we dat wellicht niet halen, maar zelfs als we ‘maar’ 20 of 25 procent van het akkerland zouden kunnen teruggeven aan de natuur, zou dat een enorm verschil maken. De akkerbouw neemt globaal 15 miljoen vierkante kilometer in, 500 keer België. Anderzijds: deze studie houdt nog geen rekening met land dat vrijkomt door het terugdringen van voedselverspilling of onze vleesconsumptie. Ze toont wel aan wat er mogelijk is als we ervoor zorgen dat boeren ook in ontwikkelingslanden optimaal kunnen werken en wanneer we goed over de ruimtelijke planning van akkerbouw zouden nadenken.’