Archeologische kattenresten brengen de geschiedenis van de huiskat tot leven

Wanneer, waar en hoe werden katten huisdieren? Bea De Cupere, archeozoöloog bij het KBIN, werkt mee aan een Europees project dat opheldering moet brengen, en onderzoekt kattenbotjes van Egypte over Tongeren tot Brussel. Maar huiskatgeschiedenis schrijven is moeilijk.

Foto: Archeozoöloog Bea De Cupere zoekt in de referentiecollectie van het KBIN naar kattenbotjes © Marius Burgelman

Interessante archeologische vondsten zijn dikwijls een kwestie van geluk, en dat geldt zeker als het om natuurlijke materialen gaat. Die bewaren namelijk slecht: ze worden gemakkelijk afgebroken door zuurstof. Groot is dan ook de vreugde van archeologen als een oude waterput een berg huishoudelijk afval herbergt. Onder water of in de modder blijven etensresten, slachtafval en kadavers immers wél goed bewaard.

‘Met potscherven alleen kom je er niet’, vertelt Ann Degraeve, hoofd van het departement Archeologisch Erfgoed bij urban.brussels. ‘Het verhaal van een site krijg je niet volledig als je niet weet wat de bewoners teelden of kweekten, aten of dronken.’ Het dagelijkse leven van mensen komt pas duidelijk in beeld als je schouderbladen van een schaap vindt? ‘Of beenderen van een beer of van een grote trap, een zeldzame vogel’, vult de archeoloog met een knipoog aan.

Die bijzondere vondsten waren wel degelijk slachtafval, en ze kwamen uit Parking 58, de populaire parkeertoren in Brussel. ‘Die opgraving was echt bingo, een voltreffer. De grootste die we hier ooit gehad hebben. De vondsten, de kwaliteit ervan en de bewaring zijn werkelijk ongelofelijk.’ Het werd meteen ook de eerste opgraving van openbaar nut in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. ‘Die ordonnantie bestond al langer, maar voordien was ze nooit gebruikt. De beslissing gaf ons de mogelijkheid om langer op te graven en meer mensen in te zetten.’

Zijn waterputten schatkisten voor archeozoölogen en archeobotanisten, dan was Parking 58 de grot van Ali Baba. ‘Waar de parking werd afgebroken, lag de Brusselse haven in de veertiende en de vijftiende eeuw.’ Die arm van de Zenne slibde later dicht, en al het afval dat mensen er eeuwenlang in hadden gegooid, bleef bewaard. ‘Je zag nog de rivierbedding, en die was nog steeds waterverzadigd.’

Zijn waterputten schatkisten voor archeozoölogen en archeobotanisten, dan was Parking 58 de grot van Ali Baba

Dat zorgde voor ideale bewaringsomstandigheden voor lederen voorwerpen – ‘we hebben verschillende goed bewaarde schoenen’ – hout, allerlei etensafval, slachtafval en kadavers van huisdieren. ‘Er lagen stukken van runderschedels en schapenschedels, voedselafval, veel kadavers van honden … en in totaal wel twintig van katten’, somt archeozoöloog De Cupere op.

Zij werkt bij het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en werd bij de opgraving gehaald omdat die zoveel dierenresten bevatte. Degraeve: ‘Een archeoloog is immers geen specialist in alles. Wij graven op, maar de botjes kunnen wij niet thuisbrengen. Terwijl die net zo veel bijdragen aan het verhaal van de site.’

Katten en muizen

Andersom had de site in het centrum van Brussel ook veel pluspunten voor De Cupere, want Parking 58 leverde een goede oogst aan kattenresten. ‘Bij de reconstructie van de geschiedenis van de huiskat helpen alle beetjes.’ De onderzoeker werkt mee aan een Europees project dat zeer toepasselijk Felix heet. Ze wijst op de berg zakjes met kattenbotten op de tafel. ‘Twintig individuen, dat is niet slecht. We hebben er al monsters van genomen voor DNA-analyse en isotopen.’

Deze natuurlijk gemummificeerde kat diende als lokvogel voor een expo over de opgraving in Parking 58 © Marius Burgelman

Hoe weet de onderzoeker of die botjes van verschillende individuen komen? Kan ze dat zomaar zien? De Cupere moet lachen. ‘Dat is simpeler dan je misschien zou denken. Elke kat heeft elk botje maar één keer. Ik ga op zoek naar het beentje dat het meest voorkomt op de site. Als ik twintig linkerbovenarmbeentjes vind, heb ik minstens twintig katten.’

‘Een vijftal jaar geleden hebben we de resultaten van een eerste Europees onderzoek gepubliceerd.’ Wetenschappers uit verschillende landen analyseerden mitochondriaal DNA uit beenderen van tweehonderd katten uit Europa, het Midden-Oosten en Afrika, opgegraven in menselijke nederzettingen. Ze kwamen tot een eerste huiskattenstamboom langs vrouwelijke lijn. ‘Daarin zitten onze huiskat, onze wilde kat, en drie andere ondersoorten die in het gebied voorkomen.’

Het onderzoek bevestigde deels wat zowel geschiedkundigen als zoölogen al veel langer dachten: onze huiskatten stammen af van de Noord-Afrikaanse ondersoort Felis silvestris lybica, en niet van de Europese wilde kat, Felis silvestris silvestris. Ook de andere drie ondersoorten werden niet gedomesticeerd.

Onze huiskatten stammen af van de Noord-Afrikaanse ondersoort Felis silvestris lybica, en niet van de Europese wilde kat, Felis silvestris silvestris

‘Maar wat wel nieuw is: we konden ook zien dat zowel de Egyptische populatie van de lybica als die uit het Midden-Oosten genetisch materiaal leverden voor onze huidige huiskatten.’ Katten mochten mee op schepen om ratten te bestrijden. Via verschillende handelsroutes raakten ze zo in grote delen van Zuidwest-Azië, Afrika en Europa. Zelfs aan de Baltische Zee zijn botten van afstammelingen van de Egyptische populatie gevonden.

Nog een verrassend resultaat uit het vroegere onderzoek: ‘De Romeinen waren de grote verspreiders van lybica-katten als huisdieren in Europa. De gewoonte om katten in huis te nemen, keken ze van de Egyptenaren af. Maar die laatsten waren niet de eersten die met katten samenleefden!’ In een graf op Cyprus van bijna tienduizend jaar oud lag al een kat samen met een mens begraven.

Katten uit Noord-Afrika mochten mee op schepen om ratten te bestrijden. Via verschillende handelsroutes raakten ze zo onder meer in Europa

Daaruit trekken de wetenschappers in het project enkele voorzichtige conclusies. ‘Dat is in het neolithicum, de tijd van de eerste landbouwers. Waarschijnlijk vonden die het niet erg dat wilde katten op de muizen in hun nederzettingen afkwamen. Als katten de muizen opvraten, bleef er meer graan voor de mensen over. Daarom zijn ze misschien jongen van lybica-katten gaan aanmoedigen om met hen samen te leven.’

Tijgerstrepen

De geschiedenis van de tamme kat is in tegenstelling tot die van runderen, varkens en zelfs honden nog doordrongen van ‘misschien’. Tweehonderd katten hebben maar een tipje van de sluier kunnen oplichten. ‘Vandaar dit grote Europese project. Wij nemen overal in Europa, in Egypte, en in het Nabije Oosten contact op met collega’s om monsters van katten te krijgen voor analyses.’ Dat blijkt gemakkelijker gezegd dan gedaan. ‘Kattenresten zijn er weinig in archeologische opgravingen.’

‘De gewoonte om katten in huis te nemen, keken de Romeinen af van de Egyptenaren’

De Cupere ziet daar verschillende redenen voor. ‘Runderen en varkens worden al duizenden jaren geteeld voor voedsel. Daarvan vind je gemakkelijk slachtafval, bijvoorbeeld in kuilen of afgedankte beerputten en waterputten. Zo hebben we veel materiaal om een compleet beeld van de genetische evolutie te schetsen.’

Tanden zijn een goede indicator voor de leeftijd en gezondheid van een kat © Marius Burgelman

Mensen aten misschien geen katten, maar toch ook geen honden? ‘Klopt. Maar katten gedragen zich anders dan honden. Een hond is een roedeldier. Die blijft bij zijn baasje als het slecht gaat. Als hij sterft, begraaft zijn baasje hem dicht bij zijn huis. Maar zelfs nu we katten echt als huisdier zien: ze gaan dikwijls alléén dood. Die zijn ook klein, als ze ergens langs de weg liggen, neemt niemand de moeite om ze te begraven.’

Dat mensen en katten eeuwenlang een los-vaste relatie hadden, is ook zichtbaar in de genen die coderen voor de vacht. Tegenwoordig heeft 80 procent van de huiskatten het gen voor een gevlekte vacht. ‘Maar dat kwam pas in onze monsters voor vanaf de middeleeuwen, in een heel klein percentage dan nog. Voordien vonden mensen het dus niet belangrijk hoe een kat eruitzag. Als ze maar muizen ving. Tot dan hadden alle katten dan ook tijgerstrepen.’

‘Vandaag heeft 80 procent van de huiskatten het gen voor een gevlekte vacht, maar tot voor de middeleeuwen hadden alle katten tijgerstrepen’

In het nieuwe kattenproject willen de onderzoekers niet alleen mitochondriaal DNA, maar ook DNA uit de celkern analyseren. ‘Mitochondriaal DNA is gemakkelijker te vinden. Elke cel heeft maar één kern, maar wel honderden mitochondriën. Dan zit er gemakkelijk een tussen waarvan het DNA bewaard is.’ 

Maar DNA uit de celkern bevat ook informatie van de mannelijke afstammingslijn, en in een stamboom met zoveel gaten zou die nog verrassingen kunnen opleveren. ‘De technologie is er ondertussen ook flink op vooruitgegaan, dus die analyses zijn sneller en gemakkelijker geworden.’

Wild of tam

De koolstof- en stikstofisotopen die de onderzoekers analyseren in de kattenskeletten kunnen veel vertellen over de levenswijze van de dieren. Theoretisch althans. ‘Het isotopensignaal van dieren komt grotendeels uit hun voeding. Uit een onderzoek dat we vorig jaar publiceerden over kattenskeletten uit België, Duitsland en Polen blijkt echter dat het isotopensignaal van katten in een stedelijke omgeving erg varieert. De ene kat is de andere niet, qua dieet. We konden het wél duidelijk zien als katten verwilderd waren, en bijvoorbeeld in bossen leefden.’

Met twee kattenskeletten toont Bea De Cupere hoe ze de botjes stuk voor stuk analyseert en beschrijft © Marius Burgelman

Dat laatste is van belang voor de bescherming van onze wilde kat als soort. ‘Onze Europese ondersoort, de silvestris, is veel schuwer dan de lybica. Die zal niet zo gemakkelijk in de buurt van mensen komen, laat staan dat ze bij ons komt leven.’ Maar beide ondersoorten kruisen wel, zodat ze vermoedelijk al gedurende duizenden jaren genen uitwisselen.

DNA-analyse en isotopen moeten het verhaal over de domesticatie van de kat ineen doen passen. Maar een ervaren archeozoöloog ziet ook aan beenderen al heel wat. Op haar werkplek in het KBIN heeft Bea De Cupere twee kattenskeletten uitgespreid op wit papier. ‘Een uit Brussel, van Parking 58, en een uit Tongeren.’

‘Honden blijven bij hun baasje als het slecht gaat. Katten gaan dikwijls alleen dood’

De kat uit Tongeren stamt uit de Romeinse tijd. ‘Ze komt uit een waterput waar allemaal kadavers van honden in lagen, en één kat. Vermoedelijk iets ritueels.’ De Cupere neemt het dijbeen van de kat en toont het ons van dichtbij. ‘Zie je die lijnen hier, op de schacht van het been? Dat zijn de groeipunten.’ Bij jonge dieren zitten de gewrichten nog niet vast aan de schacht van het bot.

‘De schacht van het bot moet kunnen groeien tot een dier zijn volwassen lengte bereikt, en dat gebeurt op deze plaats, juist onder het gewricht.’ Wanneer het dier volwassen is, afhankelijk van de soort dus na enkele weken tot jaren, verdwijnen de lijnen. ‘Dan zit het gewricht vastgegroeid aan de schacht en wordt het bot niet meer langer.’

De Tongerse kat was dus nog niet helemaal volwassen, ze moest nog groeien. ‘Het was een oudere puber, zullen we zeggen.’ De archeozoöloog toont nu hetzelfde bot van de kat uit Brussel. Dat is zowat een derde kleiner. ‘En toch zijn de groeilijnen bij dit dier helemaal verdwenen. Op basis van die gegevens vermoed ik dat de Romeinse kat uit Tongeren een inheemse wilde kat is, ondersoort silvestris dus. De kat uit Brussel niet.’

Over het algemeen zijn wilde dieren groter dan tamme, al zijn er uitzonderingen. ‘Niet dat dit in de Romeinse tijd al een rol speelde, maar …’ De Cupere loopt naar de oude houten wandkasten en trekt een lade open. ‘Hierin bewaren we botten die we gebruiken als referentiemateriaal.’ Ze gaat erin op zoek naar het skelet van een van haar eerste huisdieren. ‘Een gecastreerde kater. Dat was een enorm beest. Castratie werkt op de hormonen, en die zorgen ervoor dat de groeipunten langer openblijven, en dieren dus langer doorgroeien.’ En voor wie het zich net als de fotograaf afvraagt: ja, castraatzangers waren vaak heel lange mensen.

Gedegenereerde mummies

Om alle openstaande vragen over de huiskat te beantwoorden, zullen de archeozoölogen nog bergen materiaal moeten verwerken. ‘We weten dat de Romeinen lybica-katten naar hier brachten als huisdier. Maar gebeurde dat vroeg of laat in de Romeinse tijd? En overal tegelijk in Europa?'

En als de kat uit de Tongerse waterput een inheemse wilde kat was, moet die toch dicht bij de mensen geleefd hebben, zeker als ze ritueel begraven werd. ‘Dat is inderdaad een interessante vraag, een van de vele. Een collega heeft in Noord-Frankrijk ook een kat uit de Romeinse tijd gevonden, en die is ook zo groot. We moeten nu met DNA-analyse verifiëren welke ondersoort we voor ons hebben.’

Rechter- en linkerbovenarmbeen van een kattenskelet uit Tongeren (l.) en een uit Brussel (r.) © Marius Burgelman

Onlangs zijn de kattenonderzoekers nog op een interessante bron van onderzoeksmateriaal gestoten. ‘Mijn collega Wim Van Neer en ik zijn al twee keer naar het Natuurhistorisch Museum in Wenen geweest. Die hebben een heel speciale collectie.’ De Cupere zoekt een foto op haar telefoon. ‘Hij staat er niet meer op, maar ik zal hem mailen. Het is een foto van tientallen kattenschedels uit de necropolis van Beni Hassan, in Egypte.’

De Egyptenaren mummificeerden katten ter ere van hun goden en zetten ze bij in graven. ‘In Beni Hassan moeten er massa’s kattenmummies geweest zijn, en dat bracht de mensen daar blijkbaar op ideeën. Tot in de negentiende eeuw werden ze verhandeld als meststof voor de landbouw.’ De schedels in het Weense museum maakten ooit deel uit van mummies. ‘Een onderzoeker moet vorige eeuw de mooiste exemplaren uit een stapel meststof hebben gehaald en mee naar Europa hebben gebracht.’

Die collectie levert weer een ander spannend verhaal op. ‘Met die katten is veel mis. Ze zijn ziek, dat zie je aan de afwijkingen in hun gebit, en ze vertonen tekens van genezen verwondingen.’ Om zoveel mogelijk katten te kunnen offeren, kweekten de Egyptenaren de dieren blijkbaar massaal. ‘De katten leefden waarschijnlijk opgesloten, onder niet al te beste omstandigheden. Maar het was dan ook niet de bedoeling dat die dieren oud werden.’