Meer dan tweeduizend deelnemers telden afgelopen zaterdag over vierhonderd kilometer kustlijn zo’n 114.000 schelpen. Toppers waren onder meer de halfgeknotte strandschelp, de kokkel en het nonnetje. De resultaten tonen ook hoezeer niet-inheemse soorten hun weg gevonden hebben naar onze kustwateren.
Tijdens de editie van zaterdag 23 maart 2024 zakten meer dan 2000 deelnemers af naar zee. Volgens een vastgelegd protocol telden en identificeerden die 114.093 schelpen en slakken van in totaal 77 verschillende soorten. Absolute toppers waren de halfgeknotte strandschelp (30%), de kokkel (27%) en nonnetje (8%). Dat deze top-3 zich steeds weer herhaalt, soms in een lichtjes andere volgorde, is geen toeval, zegt Jan Seys (VLIZ): ‘Zowat de helft van de aangetroffen schelpen ligt al lang op onze stranden, en zal daar nog wel een tijdje blijven. Dat geldt met name voor kokkels en halfgeknotte strandschelpen, waarvan de hoofdmoot subfossiel is. Dat wil zeggen daterend van tot wel achtduizend jaar geleden. Ze stammen dus uit een tijd dat onze kust er heel anders uitzag en deze soorten het erg naar hun zin hadden. Vandaar ook dat deze soorten ook vandaag nog de schelpenfauna van onze stranden domineren. De andere helft aan schelpen is recent gestorven en geeft ons een beeld van wat zich vandaag op en rond de zeebodem afspeelt.’
Duidelijke verschillen tussen Nederland, Vlaanderen en N-Frankrijk
De halfgeknotte strandschelp en kokkel staan in elk van de drie landen in de top-5. In België en Nederland prijken ze zelfs op plaats één en twee. Op de twee getelde stranden van Noord-Frankrijk is de gewone tapijtschelp dan weer de talrijkste. En opvallend, deze soort reikt in België enkel aan de westkust, dus tegen de grens met Frankrijk, tot in de top-10. Elders is hij veel minder talrijk. Andere opvallende verschillen: de mossel is in Nederland veel minder geteld dan aan de andere kusten en het nonnetje heeft alleen in België de top-3 gehaald.
Exoten nemen toe in de richting van het Kanaal
Tijdens deze editie was er bijzondere aandacht voor niet-inheemse schelpen, vreemde soorten die hier beland zijn met de hulp van de mens. Van de in totaal 77 verzamelde soorten, bleek negen procent afkomstig uit een ander continent. In exemplaren uitgedrukt bedroeg het totaal aantal exoten acht procent van alle aangetroffen strandschelpen en –slakken. Bij die groep zitten enkele zeldzame soorten, maar ook alomtegenwoordige niet-inheemse schelpdieren zoals de Amerikaanse zwaardschede. Ook het muiltje, de Amerikaanse boormossel, de Japanse oester, en de Filipijnse tapijtschelp zijn gevestigde waarden. Het aandeel aan niet-inheemse schelpen (uitgedrukt in het percentage van verzamelde exemplaren) neemt toe richting het Kanaal: van vijf procent in Nederland, over negen procent in België naar bijna één op vijf in Noord-Frankrijk.
De ‘LifeWatch’ Grote Schelpenteldag is intussen een gevestigde waarde in Europa. Het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) coördineert dit burgerwetenschapsinitiatief sinds 2018, en krijgt daarbij de volle steun van Eos Wetenschap, de Provincie West-Vlaanderen, Natuurpunt, de Strandwerkgroep, Kusterfgoed en de tien kustgemeenten. Daarnaast is er de cruciale hulp van bijna honderd gidsen en schelpenkenners. Sinds 2022 is Nederland (o.l.v. Naturalis) mee ingestapt in het initiatief, en sinds vorig jaar ook Noord-Frankrijk (gecoördineerd door CPIE Flandre Maritime).