Bio is niet beter voor het milieu, niet beter voor je gezondheid en zeker niet voor je portemonnee.
Wat zijn de meest effectieve maatregelen om het milieu te helpen en welke halen weinig of niets uit? Die vraag stellen zich effective environmentalists. Zij willen zoveel mogelijk biodiversiteit beschermen, zo weinig mogelijk toekomstige generaties belasten en zo sterk mogelijk milieugerelateerde gezondheidsproblemen terugdringen. Biodiversiteit, gezondheid en intergenerationele rechtvaardigheid zijn hun centrale waarden.
Deze kleine groep milieuactivisten baseert zich op de wetenschap. Ze kijken kritisch naar populaire milieumaatregelen. Ze behoren niet alleen tot de milieubeweging die strijdt tegen milieuproblemen, maar ook tot de wetenschappelijk-sceptische beweging die strijdt tegen pseudowetenschap.
De meerkosten van bio kan je beter investeren in landbouwkundig onderzoek of effectieve ingrepen om milieu en gezondheid te bevorderen
Een populaire milieumaatregel waaraan veel effectieve milieuactivisten twijfelen, is biologische landbouw. Is biolandbouw beter voor de biodiversiteit en de gezondheid dan de niet-biologische, gangbare landbouw? Hieronder geef ik aanwijzingen dat veel milieuactivisten de voordelen van biolandbouw overschatten.
Meer landbouwgrond
Hoe kunnen we nagaan in hoeverre biolandbouw beter is voor het milieu? Door te kijken naar wat de landbouwwetenschap erover te zeggen heeft. Meta-analyses zijn de meest betrouwbare wetenschappelijke studies over de milieueffecten van biolandbouw. Dat zijn systematische overzichtsstudies die de resultaten samenvatten van vele studies die de milieu-impacten van biolandbouw vergelijken met die van gangbare landbouw.
Daaruit blijkt dat de soortenrijkdom op biologische velden ongeveer 30 procent hoger is dan op niet-biologische landbouwgronden. Biolandbouw lijkt op het eerste gezicht beter voor de biodiversiteit, maar een groot probleem van de biolandbouw vormt het landgebruik. Biolandbouw heeft ongeveer een vijfde lagere opbrengsten.
Je hebt dus meer grond nodig voor dezelfde hoeveelheid voeding. Als we meer biovoeding eten, hebben we meer grond nodig. Dat leidt tot extra ontbossing en minder natuurgebied. De biodiversiteit van een natuurgebied is veel groter dan die van een landbouwgrond. Het inpalmen van natuurgebied door landbouw is de grootste bedreiging voor de biodiversiteit op het land.
Biolandbouw kent meer biodiversiteit op de akkers dan de gangbare landbouw, maar per boerderij is de winst minder uitgesproken. De oppervlakte voor biolandbouw is groter waardoor er minder natuurgebied rond de boerderijen is. Het is een moeilijke afweging tussen meer biodiversiteit in natuurgebieden tegenover meer biodiversiteit in landbouwgebieden.
Het is nog niet duidelijk of biolandbouw beter is voor de landschapsbiodiversiteit op en rond de boerderijen. Een aantal wetenschappers vermoedt dat land sparing beter is voor de biodiversiteit dan land sharing. Een kleine oppervlakte intensieve landbouw met hoge opbrengsten naast een oppervlakte natuurgebied in plaats van een grote oppervlakte biolandbouw met lage opbrengsten, maar hogere biodiversiteit zonder naastliggend natuurgebied. Gangbare geïntegreerde landbouw met aanliggende natuurgebieden kan even goed zijn voor de biodiversiteit als biolandbouw.
Er blijven nog veel belangrijke vragen onbeantwoord. De lagere opbrengsten maken het moeilijk om in 2050 iedereen biologisch te voeden zonder extra ontbossing. Dat blijkt uit een recente studie in Nature waarin 500 landbouwscenario’s werden doorgerekend. De scenario’s die uitgingen van gewasopbrengsten van biolandbouw gaven aan dat de oppervlakte landbouwgrond te beperkt is om de wereldbevolking te voeden, behalve als iedereen ook veganistisch zou eten.
Niet beter voor milieu
Hoe zit het met de vervuiling en de effecten op de globale biodiversiteit door biolandbouw? De meta-analyses geven aan dat voor de klimaatopwarming (broeikasgasuitstoot), eutrofiëring (vermesting en zuurstofdaling in rivieren en zeeën) en verzuring geen relevante verschillen bestaan tussen biolandbouw en gangbare landbouw, als we de impact uitdrukken per kilogram voeding. 1 kilogram biologische aardappelen heeft dezelfde impact als 1 kilogram niet-biologische aardappelen.
Misschien kent de biolandbouw iets meer bodemerosie omdat bioboeren geen synthetische herbiciden mogen gebruiken en daardoor vaker de grond omploegen om onkruid te bestrijden. Daar zijn geen duidelijke aanwijzingen voor en bioboeren gebruiken ook technieken die bodemerosie tegengaan.
Uit de meta-analyses blijkt dat biologische landbouwgronden ongeveer een tiende meer organisch materiaal bevatten en dus van betere bodemkwaliteit zijn dan niet-biologische landbouwgronden. Dat komt vooral door de hogere input van organisch materiaal als dierlijke mest en groenbemesters. De bijhorende veeteelt en groenbemesting gaan dan weer gepaard met een hoger landgebruik. En de effecten van landbouwsystemen op de bodemkwaliteit kunnen afhankelijk zijn van de plaats. Volgens een langetermijnstudie kan de gangbare landbouw in koudere gebieden voor een betere bodemkwaliteit zorgen dan de biologische.
Natuurlijke pesticiden
Dan is er nog de vraag over de vervuiling door giftige pesticiden. De meeste consumenten die biologische voeding kopen, denken dat biolandbouw geen gebruik maakt van schadelijke pesticiden. Het verschil tussen biologische en gangbare landbouw is dat er in biologische landbouw geen synthetische pesticiden worden gebruikt, op een paar uitzonderingen na, maar nog wel natuurlijke pesticiden. Dat zijn pesticiden van natuurlijke bronnen.
Wetenschappers die de toxiciteit van pesticiden onderzoeken, kwamen tot de vaststelling dat natuurlijke pesticiden niet altijd veiliger zijn dan synthetische. Kopersulfaat is zeer persistent en meer dan tien keer giftiger dan synthetische fungiciden. Pyrethrine is giftig voor bijen en wordt vaak geproduceerd met bloemen waardoor er extra landbouwgrond nodig is. Waterstofperoxide is giftig voor bijen. Kalkzwavel kan brandwonden veroorzaken en is extreem giftig voor aardwormen.
Rotenone is 40 keer giftiger dan de meest gebruikte herbicide glyfosaat. Nicotinesulfaat is 100 keer giftiger dan glyfosaat. Azadirachtin is dodelijk voor bijen en andere onschadelijke ongewervelde dieren, het kan ook hersenziektes bij kinderen veroorzaken. Eucalyptusolie is dodelijk voor bijen.
Bioboeren gebruiken vaak minder effectieve pesticiden waardoor ze soms meer moeten sproeien. Er is een studie over soja die aanwijst dat biologische pesticiden niet effectief zijn in de vermindering van milieurisico’s. Ze waren minder doeltreffend in de bestrijding van bladluizen, waren even giftig of soms zelfs giftiger voor sommige natuurlijke vijanden van bladluizen en hadden een hogere Environmental Impact Quotient.
De biolandbouw beperkt zich tot de keuze voor natuurlijke pesticiden, terwijl de gangbare landbouw een veel groter keuzeaanbod heeft. Aangezien de natuurlijkheid van een pesticide niet gecorreleerd is met giftigheid, kunnen sommige synthetische pesticiden minder giftig zijn. Die veiligere synthetische pesticiden mogen bioboeren niet gebruiken.
Geen ggo’s
Bioboeren mogen geen genetisch gewijzigde gewassen (ggo’s) telen. Door genetische manipulatie werden gewassen als katoen en mais ontwikkeld die resistent zijn tegen rupsenvraat. Die Bt-gewassen produceren een natuurlijk insectengif. Uit een meta-analyse blijkt dat er op velden met insectenresistente ggo’s meer onschadelijke ongewervelde diersoorten als insecten en spinnen zijn dan op velden waar insectengif gesproeid wordt, wat toegelaten is in de biolandbouw.
De Bt-ggo’s maken zelf insectengif aan waardoor ze voornamelijk de schadelijke insecten treffen die van het gewas eten. Als je sproeit met Bt-insecticiden tref je veel meer insectensoorten, inclusief onschadelijke insecten. Uit een andere meta-analyse blijkt dat de Bt-ggo’s zorgden voor een sterke daling van het pesticidengebruik.
Het is vreemd dat Bt-gewassen niet toegelaten zijn in de biolandbouw. De Bt-gewassen zijn beter voor de insectenbiodiversiteit, de Bt-genen in de gewassen zijn natuurlijk, want ze komen ook voor in natuurlijke bacteriën, en het Bt-insectengif is natuurlijk, want het mag gebruikt worden in de biolandbouw.
Een van de redenen waarom ggo’s niet toegelaten zijn in de biolandbouw, is het risico op een ongecontroleerde verspreiding ervan in het milieu waardoor de biodiversiteit wordt bedreigd. De ironie wil dat zo’n risico nog niet is vastgesteld bij ggo’s, terwijl er al wel gevallen bekend zijn van biologische bestrijding die uit de hand liepen. Exotische lieveheersbeestjes, snuitkevers en sluipvliegen werden, soms door bioboeren, geïntroduceerd in de VS en Europa om lokale insectenplagen of onkruiden te bestrijden. Die dieren mogen natuurlijk zijn, een aantal van die exoten gedraagt zich als hinderlijke, invasieve soort.
Er zijn zeer weinig wetenschappelijk onderbouwde aanwijzingen dat biovoeding beter is voor het milieu. Het is moeilijk te zeggen of de milieuvoetafdruk van biovoeding lager is dan van gangbare voeding. Er zijn wel aanwijzingen dat dierlijke bioproducten een hogere milieu-impact hebben dan niet-biologische. Dat komt omdat die dieren langer leven en meer grondstoffen (veevoeders, energie, water) nodig hebben en meer vervuiling (mest en broeikasgassen) produceren. Koeien die meer gras eten, stoten ook meer van het krachtige broeikasgas methaan uit.
Niet gezonder
Hoe zit het met de gezondheidsvoordelen? Uit de overzichtsstudies blijkt dat er geen deftig wetenschappelijk bewijs bestaat dat biovoeding gezonder is.
In voedingswaarde, zoals de hoeveelheid vitaminen of mineralen, zien we geen relevante verschillen. Het blijft bij anekdotes. Biomelk kan bijvoorbeeld meer omega-3 en ijzer bevatten, maar dan weer minder jodium en selenium.
Ook hier is het weer ironisch dat biolandbouw het gebruik van ggo’s afzweert, want er worden ggo’s ontwikkeld die meer voedingswaarde hebben dan gangbare gewassen, zoals gouden rijst dat beta-caroteen bevat en gewassen die extra omega-3 vetzuren of vitamine D produceren. Bioproducten mogen ook niet verrijkt worden met vitamines. Gangbare sojamelk wordt vaak verrijkt met bijvoorbeeld vitamine B12, wat deze sojamelk gezonder maakt.
Biovoeding is evenmin relevant gezonder dan gangbare voeding. Biologische graangewassen bevatten misschien iets meer giftige mycotoxines van schimmels omdat de bioboeren geen synthetische fungiciden mogen gebruiken en biogranen hebben een hoger suikergehalte wat ze aantrekkelijker maakt voor schimmels. Dit staat in contrast met enkele aanwijzingen dat sommige ggo’s die niet toegelaten zijn in de biolandbouw, zoals Bt-maïs, minder mycotoxines bevatten.
We kunnen nog voorbeelden geven van voedselrisico’s die misschien hoger zijn bij bioproducten, met mager bewijs op basis van enkele studies of anekdotes. Biologische groenten hebben iets hogere risico’s op besmettingen met schadelijke bacteriën zoals E.coli omdat de biolandbouw vaker gebruik maakt van onbehandelde dierlijke mest in plaats van kunstmest en dierlijke mest die behandeld werd met straling of niet-biologische antibacteriële middelen.
Ook biologisch vlees bevat iets vaker schadelijke bacteriën omwille van het lagere gebruik van antibiotica in de bioveeteelt. Al heeft biovlees minder last van antibioticaresistente bacteriën. Biologische veeteeltproducten bevatten misschien iets meer schadelijke transvetten. Biologisch kippenvlees en eieren bevatten misschien iets hogere concentraties dioxines omwille van het vaker scharrelen van de biokippen.
Het wetenschappelijk bewijs voor bovenstaande voedselrisico’s is telkens zeer schaars en vaak inconsistent. Voor de stelling dat sommige bioproducten lagere hoeveelheden van bepaalde schadelijke stoffen bevatten, is er ook zeer schaars bewijs.
Schadelijke pesticiden
Opnieuw duikt de vraag van de pesticiden op. Zijn bioproducten gezonder omwille van lagere hoeveelheden giftige pesticiden? Wat is de impact ervan op je gezondheid? Het is duidelijk dat sommige pesticiden in de biolandbouw schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. We mogen niet vergeten dat planten ook natuurlijke pesticiden aanmaken om zich te verdedigen tegen schimmels, insecten en andere aanvallers. Meer dan 99,9 procent van de pesticiden die we binnenkrijgen, komen van de planten zelf. Planten die we eten bevatten duizenden natuurlijke pesticiden.
Hoe schadelijk zijn deze natuurlijke chemicaliën in de planten? Gemiddeld even schadelijk als de synthetische. De verhouding kankerverwekkende tegenover niet-kankerverwekkende natuurlijke chemicaliën is ongeveer even groot als de verhouding kankerverwekkende tegenover niet-kankerverwekkende synthetische pesticiden.
Omdat bioboeren geen synthetische insecticiden en fungiciden mogen gebruiken, gebruiken ze vaker rassen met een van nature sterkere weerstand. Dat kan betekenen dat die weerbaardere rassen zelf meer pesticiden aanmaken. Er zijn echter geen aanwijzingen dat biologische rassen die weerbaarder zijn tegen schimmels en insecten ongezonder zijn.
Op niet-biologische producten vind je meer residuen van pesticiden dan op bioproducten. Toch is er in vergelijking met de grote hoeveelheid natuurlijke pesticiden in de planten en de biologische pesticiden op de biogewassen geen overtuigend bewijs dat de synthetische pesticiden op niet-biologische producten een belangrijke oorzaak van kanker zijn. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) kon nog geen inschatting maken van de ziektelast door de consumptie van synthetische pesticiden.
Meerkosten bio
We kunnen wel zeggen dat meer dan een op tien sterftegevallen het gevolg is van een te lage consumptie van groenten, fruit, noten en zaden. Alles wat fruit en groenten duurder maakt, zoals de hogere prijs van biovoeding, is riskant omdat het de consumptie van deze gezonde producten doet dalen, vooral bij armere mensen.
De strenge regelgeving om minuscule hoeveelheden synthetische pesticiden te vermijden, is zeer duur. Uit onderzoek blijkt dat de meeste controleprogramma’s voor toxische stoffen in voeding bijna 150 keer meer kosten per gered gezond levensjaar dan de meeste medische interventies. Effectieve altruïsten waarschuwen dat het ene goede doel honderd keer meer goed kan doen dan een andere organisatie met dezelfde middelen.
We kunnen eens kijken naar de uitgaven voor biovoeding van een gemiddelde Belg. Een Belg besteedt jaarlijks iets meer dan 25 euro aan biovoeding. Dat zijn meerkosten van 6 euro per jaar per Belg, omdat biovoeding gemiddeld 33 procent duurder is dan niet-bio. Over een heel leven uitgedrukt bedragen de meerkosten van 500 euro per Belg. Dat zijn de extra kosten van een Belg die gemiddeld 1 procent in plaats van geen biovoeding koopt, op basis van het totale gewicht van alle aangekochte voeding.
Ter vergelijking: 500 euro geven aan de meest effectieve goede gezondheidsdoelen, zoals de Against Malaria Foundation, kan vijf tot tien gezonde levensjaren redden. Het is zeer onwaarschijnlijk dat een gemiddelde Belg vijf jaar minder leeft.
Smaakt niet beter
Zijn de meerkosten van biovoeding rendabel? De milieu- en gezondheidsvoordelen zijn weinig wetenschappelijk onderbouwd. Stel dat iedere Belg jaarlijks 6 euro zou geven aan wetenschappelijk landbouwkundig onderzoek om de landbouw duurzamer te maken. Wetenschappers kunnen dan nieuwe, milieuvriendelijkere landbouwtechnieken ontwikkelen die voor de rest van de toekomst een voordeel opleveren voor het milieu. Dat kan een veel effectievere investering zijn.
Vaak beweren consumenten dat biovoeding beter smaakt. Dat is een illusie. Uit blinde testen blijkt dat consumenten niet weten welk product biologisch is. Zodra ze geloven dat een product biologisch is, vinden ze het lekkerder, zelfs als ze werden wijsgemaakt dat het product biologisch is.
Bio en dierenwelzijn
Een kort woordje over het dierenwelzijn. Dat is beter dan in de niet-biologische veeteelt. In de biolandbouw hebben de dieren iets meer ruimte en iets vaker vrije uitloop. De ligruimte bevat strooisel. Het onverdoofd castreren van varkens is verboden. Het afbranden van snavels bij kippen en het staartknippen bij varkens gebeurt minder vaak dan in de intensieve veeteelt. De bioveeteelt gebruikt iets vaker dierenrassen die minder snel groeien en daardoor minder gezondheidsproblemen kennen. In transport en slachting is er geen wezenlijk verschil.
Toch is er een aspect waar dieren in de bioveeteelt slechter aan toe zijn als gevolg van een pseudowetenschappelijke houding. Als de dieren in de bioveeteelt ziek zijn, krijgen ze eerder homeopathische middelen die geen inherente geneeskrachtige werking hebben, in plaats van werkzame geneesmiddelen zoals antibiotica.
Conclusie
Er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat biovoeding systematisch of significant milieuvriendelijker en gezonder is dan niet-biologische voeding. Dergelijk gebrek aan wetenschappelijk bewijs rechtvaardigt niet dat biovoeding een derde meer kost. Die meerkosten kan je beter investeren in bijvoorbeeld landbouwkundig onderzoek of effectieve gezondheidsinterventies om het milieu en de gezondheid te bevorderen.
De consumptie van biovoeding is geen vorm van effectief milieuactivisme. Het gebruik van homeopathische middelen in de bioveeteelt, de afkeer van ggo’s, het onderscheid tussen synthetische en natuurlijke pesticiden en het overschatten van de gezondheids- en milieuvoordelen van biovoeding tonen aan dat in de biolandbouw pseudowetenschappelijke trekjes aanwezig zijn.
Er zijn effectievere dingen die we kunnen doen dan het kopen en promoten van biolandbouw. Ten eerste door de toepassing van de meest milieuvriendelijke landbouwtechnieken, bijvoorbeeld genetische manipulatie of agro-ecologie. Ten tweede kunnen we meer investeren in wetenschappelijk onderzoek naar duurzame landbouwsystemen. De uitvinders van de kunstmest, Fritz Haber en Carl Bosch, konden bijna 3 miljard levens redden. Norman Borlaug ontketende de groene revolutie in de landbouw met productievere graangewassen en redde bijna 300 miljoen mensenlevens.
En ten derde kunnen we in plaats van meer biovoeding meer plantaardige voeding kopen. Veeteelt is waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak in het verlies aan biodiversiteit. De productie van plantaardige eiwitten is significant beter dan de veeteelt: minder landgebruik, minder broeikasgasuitstoot, minder pesticidenvervuiling, minder waterverbruik, minder vermesting, minder verzuring, minder fijnstofuitstoot, minder diergeneesmiddelenvervuiling, minder brandstofverbruik, minder griepvirussen, minder ziekterisico’s.
En de consumptie van plantaardige voeding is gezonder dan dierlijke producten: minder hart- en vaatziekten, minder diabetes, minder kankers, minder voedselvergiftigingen. Met veganistische voeding kan je de wereldwijde milieu-impact en ziektelast met 10 procent verminderen.