In het Zoniënwoud bevindt zich een reservaat waar bomen sinds 1983 in alle rust oud en dik mogen worden. Elke boom die omvalt, elk dier dat sterft, blijft liggen. Dat is bijzonder, want eeuwenlang haalden mensen alles van vlees en hout uit het bos. We gingen praten met de oudste en dikste boom in het reservaat. Samen blikken we terug op veertig jaar Belgische bosgeschiedenis.
Het bosreservaat is te voet vrij vlot bereikbaar, en bevindt zich op een drietal kilometer wandelen van het treinstation van Groenendaal. Aanvankelijk verraden enkel een infobord en een slagboom dat je het (overigens openbare) reservaat binnenwandelt. Als je goed kijkt, zie je dat hier al veertig jaar geen kettingzaag meer gehanteerd werd. Sprokkelhout wordt er niet meer gesprokkeld. Links leunt een omgewaaide boom ongegeneerd tegen een andere. Een definitieve val lijkt nakend, maar evengoed duurt het nog tien jaar. Rechts zien we een boom die de bosbodem wel heeft gevonden, en nu fungeert als woonblok voor zwammen en kevers. En dik, de bomen hier zijn opvallend dik (al zijn ze dat eigenlijk overal in het Zoniënwoud). In het oudste deel van het bosreservaat staan intussen meer dan twintig beuken per hectare met een diameter van meer dan 100 centimeter per hectare – dat is zelfs in de oerbeukenbossen van de Karpaten in Roemenië of Oekraïne eerder zeldzaam.
Omdat we de taal van de bomen niet machtig zijn, vroegen we bosonderzoeker Kris Vandekerkhove van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek mee als tolk. Vandekerkhove begeleidt ons naar de dikste en grootste beuk van allemaal, een kranige dame van 46 meter hoog en een omtrek van vijf meter. Tijdens de begroeting komen Kris en wij armen te kort om de boom te omhelzen. Daar zijn minstens drie volwassenen (met lange armen) voor nodig. Deze kathedraal van een boom is hoogstwaarschijnlijk een van de grootste beuken ter wereld. De beuk heeft geen naam, wat hinderlijk is voor een vlot gesprek. Daarom schenken we de boom zelf een naam: Sofie, de populairste meisjesnaam in België in 1983, het ‘geboortejaar’ van dit bosreservaat.
Dag Sofie. Proficiat met de verjaardag van je thuis. Hoe waren de afgelopen veertig jaar?
‘Over het algemeen zeer aangenaam, en vooral zeer rustig. Hier komen geen kettingzagen of zware machines meer. Door al dat hout dat mag blijven groeien en liggen, bevindt er zich hier intussen ongeveer negenhonderd kubieke meter hout per hectare. Dat is bijna vier keer zoveel als in een gemiddeld bos in Vlaanderen. Na veertig jaar zonder beheer heeft het reservaat een situatie bereikt die vergelijkbaar is met die in een oerbos. Dat is uitzonderlijk snel.’
‘Meer dood hout en meer structuur zijn een zegen voor het bos en de biodiversiteit die hier leeft. Zo is het Zoniënwoud een thuis voor maar liefst vijf verschillende spechtensoorten. Er leven zeldzame vleermuizen, insecten, spinnen, mossen en amfibieën. De rijkdom aan zwammen is immens. Er zijn in het woud intussen een goede duizend soorten paddenstoelen beschreven, waarvan de meeste zeldzaam en bedreigd zijn. De iconische pruikzwam keerde terug en groeit hier mogelijk zelfs voor het eerst in meer dan honderd jaar. Dat vermoeden we omdat mycologen van honderd jaar geleden de pruikzwam nooit voor het Zoniënwoud hebben vermeld, terwijl je er niet naast kan kijken: het is letterlijk een grote witte pruik die aan een boom hangt. En er huppelen sinds kort everzwijnen rond in het Zoniënwoud. Dat is bijzonder. Hoewel ze vaak als pestsoort in de media komen, zorgen everzwijnen er hier net voor dat het bosecosysteem completer is. Ze woelen in de bodem, en werken zo ook zaden als eikels in de grond, die vervolgens kunnen ontkiemen.’
Het reservaat is veertig jaar oud, maar hoe oud zijn jij en de andere veteranen die hier staan?
‘Ik behoor tot de oudste levende beuken. Ik schat dat ik ongeveer 250 jaar oud ben. Hier staat trouwens ook een eik van vermoedelijk 300 jaar oud. Dat lijkt veel, maar ik blaak, net zoals de andere oude bomen in het reservaat, nog van gezondheid. Dat de bomen hier in alle vrijheid oud mogen worden, en dat ook doen, verrast zelfs wetenschappers. Vroeger gingen experts ervan uit dat de limiet voor een beuk ergens rond de tweehonderd jaar lag. Ze hadden het mis.’
‘Het Zoniënwoud is een van de weinige grote bossen op vruchtbare grond die door de eeuwen heen is blijven bestaan. De meeste bossen verdwenen om plaats te maken voor landbouwgrond. We hadden het geluk dat dit bos altijd het jachtdomein is geweest van de heersers over deze regio. Zij voorkwamen dat hun speeltuin gekapt werd. Vanaf 1850 kwamen ook rijke Brusselaars hier wandelen. Zij waren gechoqueerd als er bomen werden omgehakt, en gebruikten hun lange armen in de politieke wereld om het Zoniënwoud te beschermen. Daardoor zijn veel bomen blijven staan die normaal rond hun honderdste verjaardag gekapt zouden zijn om verwerkt te worden in meubels.’
‘In 1983 besliste de toenmalige beheerder Joseph Zwaenepoel om het stuk woud waarin ik sta onbeheerd te laten. Zijn oversten hadden daar eigenlijk weinig zin in. Het Zoniënwoud huisvest beuken met perfect rechte stammen, topkwaliteit dus. De bomen niet vellen stond gelijk aan een klein fortuin weggooien. Zwaenepoel bleef koppig volhouden, en speelde het tactisch. Hij vroeg geen tweehonderd hectare, maar twintig. Op een totaaloppervlakte van vijfduizend hectare kon dat nog net door de beugel. In de jaren erna kwamen er in stappen telkens stukken bij, en sinds 2010 is het reservaat 230 hectare groot.’
Zijn er nog onbeheerde bossen in Vlaanderen?
‘Ongeveer drieduizend hectare bos heeft officieel het statuut van onbeheerd bos. Dat is ongeveer twee procent van alle bos in Vlaanderen. Echt oerbos vind je in Vlaanderen nergens meer, maar oude bossen met dikke bomen vind je onder meer in de reservaten in het Zoniën- en Meerdaalwoud, het Wijnendalebos in Torhout en in Grotenhout, een van de oudste bossen van de Kempen.’
Drieduizend hectare op honderdveertigduizend. Dat lijkt heel weinig.
‘Klopt, maar het is nu ook niet zo dat wij bomen beheerde bossen minderwaardig vinden. Mensen beheren bossen altijd met een doel. Houtproductie is een veel voorkomende, maar je kan een bos ook beheren in functie van natuurdoelen, zoals het bestrijden van exoten of het verhogen van de diversiteit onder bomen. Ook recreatie, koolstofopslag of luchtzuivering kunnen een doel zijn.’
‘Zelfs in beheerde bossen gebeurt het beheer tegenwoordig zoveel mogelijk in de lijn van wat de natuur zelf zou doen. Een gemiddeld bos heeft daardoor meer monumentale bomen, meer dood hout, meer inheemse boom- soorten en een grotere diversiteit dan vroeger. De bossen zijn daardoor stabieler en weerbaarder geworden. Als er ergens in de natuur goed nieuws te melden valt, dan wel in onze bossen. Verschillende plant- en diersoorten profiteren van het meer natuurlijke beheer. Vogels die holtes in oude bomen nodig hebben om te broeden, zoals de bosuil, de kleine bonte specht en de zwarte specht gaan erop vooruit. De middelste bonte specht, die in Vlaanderen was uitgestorven, is intussen teruggekeerd naar de beter ontwikkelde loofbossen. Ook de zwammen en kevers die afhankelijk zijn van dood hout doen het goed.’
‘Dat zijn veel hoopvolle zaken, maar bomen groeien niet tot in de hemel. Mensen waarderen bossen nog altijd niet ten volle. Vlaanderen telt bijvoorbeeld heel wat waardevolle bossen die geen enkele vorm van bescherming genieten. Die bossen kunnen in theorie dus gekapt worden.’
Wat wordt gekapt, moet toch elders gecompenseerd worden?
‘Het is waanzinnig dat je een oud bos mag vellen, zolang je maar ergens anders een paar boompjes plant. Oude bomen zijn ontzettend waardevol. Zelfs een boom die aan het aftakelen is, of sterft, is vanuit ecologisch oogpunt veel waardevoller dan een jonge spriet. De opslag van koolstof in de vegetatie en de bodem in een nieuw bos bereikt ook pas na meer dan een eeuw het niveau van dat in een oud bos. Het herstel van de biodiversiteit duurt vaak nog langer. Het respect voor oude bossen zou groter en vanzelfsprekender moeten worden. Je sloopt de kathedraal van Antwerpen toch ook niet om, ter compensatie, in Schoten drie bushokjes te plaatsen?’
Welke impact heeft de klimaatverandering op de bossen?
‘Er circuleren doemberichten over ons, beuken, dat de klimaatverandering onze totale ondergang inluidt. Dat zie je hier en daar ook macaber geïllustreerd, bijvoorbeeld in de kale beukendreven naast de autosnelweg tussen Brugge en Gent. Ik geef toe, het ziet er zorgwekkend uit. Toch deel ik het pessimisme niet helemaal. Hier in het Zoniënwoud zien de beuken er zelfs na een hete en droge zomer gezond uit. Een beukenbos heeft dankzij haar dichte bladerdak een koeler microklimaat. Vooral de bomen aan de rand, langs de Brusselse Ring bijvoorbeeld, hebben het lastig, omdat ze niet gekoeld en uit de wind gezet worden door hun soortgenoten. Die bomen sneuvelen daarom makkelijker. Het is net daarom geen goed idee om beuken uit een bos weg te kappen omdat ze niet bestand zouden zijn tegen de klimaatverandering. Je maakt zo openingen in het bos die sneller opwarmen en uitdrogen en die de rest van het bos, boom per boom, in de problemen brengen.’
‘Tegelijk houd ik ook mijn stam vast voor wat de komende jaren brengen. Ik weet niet hoe het bos zal reageren als de droge periodes zich vaak herhalen. En over het algemeen vertonen bomen wel duidelijke symptomen van stress. Over heel Europa vallen de fijnsparren bijvoorbeeld letterlijk met bossen. Een kevertje, de letterzetter, tast de bomen aan. Eigenlijk is niet die kever het probleem. Het insect komt van nature in die bossen voor, de bomen kunnen dat normaal gezien aan. De extreem droge jaren hebben de fijnsparren zodanig uitgeput dat die nu toch ten onder gaan aan de aantasting door de letterzetter. Ook de gewone es, de olm en zelfs de gewone den, een soort die we bijna onverwoestbaar waanden, verzwakken door de droge jaren en zijn daardoor minder bestand tegen ziektes.’
‘Niet alleen het gebrek aan regen is trouwens een probleem, maar ook het overmatige oppompen van grondwater voor de landbouw of om bouwgronden te draineren. Zelfs na lange periodes van regen staat het grondwater soms nog te laag, dat is niet normaal. Bomen die met hun wortels niet diep genoeg naar water kunnen zoeken, komen dan in de problemen.’
Is stikstofvervuiling ook een probleem?
‘Zeker. De bosbodem wordt alsmaar zuurder door de stikstof die op de grond valt. Bepaalde plantensoorten floreren dankzij die stikstof, maar verdrukken zo alle andere planten. Stikstof tast ook de weerstand van een bos aan. De bomen groeien beter, want stikstof is een meststof, maar ze investeren zoveel energie in groei dat hun weerstandsvermogen eronder lijdt. De bomen worden daardoor gevoeliger voor ziekten en plagen. Ook de zwammen in de bodem verdwijnen door de verzuring, waardoor ook het ondergrondse netwerk van schimmels dat de boomwortels beschermt en helpt bij het opnemen van water en voedingsstoffen aangetast wordt.’
Over die ondergrondse netwerken, zogenaamde mycorrhiza, is er veel te doen. Is het nu echt het internet van de bomen of niet?
‘De Amerikaanse bosecologe Suzanne Simard toonde aan dat de wortels van oude bomen via een ondergronds schimmelnetwerk verbonden zijn met andere bomen in hun omgeving. Ze wees erop dat er via die mycorrhiza voedingsstoffen tussen bomen worden uitgewisseld. Tot zover de wetenschap. Het verhaal is daarna een beetje ontspoord door de bomen te vermenselijken, alsof de oude moederbomen via het netwerk zorgen voor de kleintjes, dat ze dat actief en bewust doen en zelfs vredevolle gemeenschappen vormen. Die interpretatie is het gevolg van die vermenselijking en is zeker niet zo aangetoond door wetenschappers. Mogelijk is het simpelweg de werking van communicerende vaten, waarbij water en chemische stoffen zich via het netwerk snel kunnen verspreiden. Wanneer een boom aangevreten wordt door herten, dan produceert die boom bijvoorbeeld ook moleculen gelinkt aan stress. Andere bomen kunnen die moleculen opvangen via het ondergrondse netwerk, en reageren erop door bittere stoffen aan te maken. Je zou dat kunnen zien als een bewust signaal van de ene boom naar de andere, maar het is gewoon scheikunde.’
Het reservaat waarin je groeit, is ook een populaire plek voor wetenschappelijk onderzoek.
‘Ja, absoluut. Onbeheerde bossen zijn noodzakelijk om allerlei processen te bestuderen, zonder invloed van menselijke ingrepen. Bijvoorbeeld de vraag ‘sterven er vandaag meer bomen dan vroeger?’ kan je alleen in een onbeheerd bos beantwoorden. In beheerde bossen zijn je metingen verstoord omdat er bijvoorbeeld het ene jaar meer bomen zijn gekapt dan het andere, wat een impact heeft op de groei in het bos. Dan zie je het bos niet meer door de bomen, want wat is het gevolg van het beheer, en wat van de klimaatverandering of stikstofvervuiling? De kennis die wetenschappers hier in het reservaat opdoen, vormt daarom een betrouwbare basis om andere bossen mee met de natuur te beheren.’
Sofie, bedankt voor het gesprek en we wensen je nog vele gezonde jaren samen met je buren hier in het woud.
‘Graag gedaan, altijd welkom voor een wandeling. Tot zondag?’