Voor de ban DDT in de jaren ‘70, vergiftigde het pesticide naast schadelijke pestsoorten ook nuttige insecten en vogels. Dat gebeurde zowel in Europa als in de VS en Canada. Toch zijn we nog niet van DDT af. Het pesticide breekt immers zo langzaam af, dat het tot op vandaag in het water en de bodem zit.
Onderzoekers bestudeerden de bodem van vijf afgelegen meren in Canada. De verschillende lagen op de bodem geven een idee van hoeveel DDT er in het meer terechtkwam rond welke periode. Hoe dieper je graaft, hoe verder je teruggaat in de tijd. Zo bevat sediment dat afgezet werd tussen 1960 en 1970 hoge dosissen van het pesticide, maar dat valt te verwachten. Problematischer is, dat ook het sediment dat vandaag op de bodem valt niet veilig is.
Verstoord voedselweb
De huidige hoeveelheden DDT, in combinatie met de giftige stoffen die vrijkomen bij de afbraak ervan, zijn hoog genoeg om een gevaar te vormen voor de dieren en planten in het meer. De onderzoekers stelden ook vast dat DDT leidt tot de sterfte van watervlooien (Daphnia sp.). Die spelen een cruciale rol in het voedselweb van meren. Een kleiner aantal watervlooien leidt tot een verstoord evenwicht met minder vissen en meer algen.
‘Wat gezien wordt als een milieucrisis van gisteren, zorgt ook vandaag nog voor problemen. Decennia lang sproeide de bosbouw DDT op de coniferen. Dat heeft een blijvend litteken achtergelaten’, zegt onderzoeksleider Josh Kurek van de Mount Allison University. Ook bij ons zijn tot op vandaag nog resten DDT terug te vinden, bijvoorbeeld in paling.