In 1878 vonden mijnwerkers in Bernissart de skeletten van verschillende iguanodons. Sandra Cordier gaat in haar boek op zoek naar het verhaal achter de skeletten. Een korte voorpublicatie.
Op zaterdag 13 april, daags na het telegram aan directeur Edouard Dupont, arriveert Louis De Pauw in Bernissart. Die dag daalt hij voor het eerst in de mijn af. In de mijngalerij treft hij verschillende verbazingwekkende stukken aan. Tijdens zijn bezoek halen mijnwerkers een gigantische poot uit de wand. Om die poot naar boven te transporteren, worden houten planken in een brancard omgetoverd en bedekt met stro. De wanden op weg naar de schacht zijn een tableau van plantenfossielen en overblijfselen van vissen. Het lijdt geen twijfel: de mijn is een rijke bron aan fossielen.
De buitenlucht, die de mannen via de schacht tegemoet waait, doet de beenderen uiteenvallen. ‘Ik hoorde een klein gekraak,’ schrijft De Pauw. De botten die duizenden eeuwen in een sarcofaag van waterdichte klei volledig afgesloten waren van lucht, verbrokkelen nu ze er rechtstreeks mee in contact komen. Om meer schade te voorkomen, wikkelt De Pauw een twintig kilo zwaar bot in zijn kleren om het zo naar boven te kunnen brengen. ‘We vragen ons af of het mogelijk zal zijn de botten heelhuids boven te brengen vanwege de grote hoeveelheid pyriet die ze bevatten.’ Zuurstof en vochtigheid in de lucht veranderen het pyriet in ijzersulfaat en ijzeroxide, waardoor de fossiele botten verpulveren.
Louis De Pauw onderhandelt met Fagès: zijn expertise in ruil voor de fossielen. De Pauw is namelijk niet aan zijn proefstuk toe. In 1865 trad hij in dienst als aide-préparateur bij het museum, wat betekent dat hij assisteerde bij de opgravingen van de walvisbeenderen gevonden tijdens het bouwen van de Antwerpse fortengordel. Zijn uitgekiende methode voor het luchtdicht afsluiten en veiligstellen van skeletten leverde verbluffende resultaten op. In 1869 reconstrueerde hij het skelet van een mammoet.
Koning Leopold II noemde De Pauws restauratie van het monstrueuze beest, de mammoet van Lier, een chef-d’oeuvre. Er werd gezegd dat De Pauw de mammoet in 30 minuten kon demonteren en alle stukken vervolgens in 65 minuten weer in elkaar kon zetten. Generaal-agent Gustave Fagès roept de bestuursraad van de charbonnage de Bernissart bijeen en legt uit dat het naar boven brengen en conserveren van de beenderen, even talrijk als reusachtig, niet door leken kan worden uitgevoerd en dat deze werkelijk buitengewone ontdekking niet verloren mag gaan.
De bestuursraad gaat akkoord met de transactie. Ze geeft de toestemming aan het museum om de fossielen uit de mijn te halen. Daarbij leent de bestuursraad negen ervaren mijnwerkers uit aan de technici van het museum onder leiding van Louis De Pauw. Op het eerste gezicht lijkt dit een onbaatzuchtig gebaar, maar in het licht van de industriële context moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met de exploitatie van de steenkool. De dinosauriërs, complete skeletten tot tien meter lang op de bodem van een diepe mijnput, belemmeren de dagelijkse productie van tonnen steenkool en moeten zo vlug mogelijk de mijngang uit.
De bestuursleden van de charbonnage willen graag hun stempel drukken op de vondst en vragen om hun familienamen te latiniseren om ze als soortnaam te gebruiken bij de classificatie van de fossielen uit de mijn van Bernissart, en zo geschiedde. De raad van bestuur schenkt de nog verborgen dinosauriërs en andere fossielen aan de Belgische staat (het Koninklijk Natuurhistorisch museum) en in ruil worden de namen van de bestuursleden geëerd. Wiens namen niet gelatiniseerd zullen worden, zijn die van de mijnwerkers die de skeletten zullen helpen blootleggen: Cretteur, Blanchart, Gérard, Sandemont, Lesplingard, Dieudonné, Motuelle, Piérard en Ballez.
Op woensdag 15 mei 1878 start Louis De Pauw samen met twee collega’s en de ploeg van negen mijnwerkers de eerste opgravingen. Met De Pauws drie-in-één-methode wordt een skelet bot per bot uit zijn originele vindplaats losgemaakt. Het uittrekken van de fossielen uit de wand in Bernissart gebeurt niet in een keer. Het stuk bot dat uit de wand steekt, wordt eerst beschermd door het in te strijken met gips. Daarna wordt het bot voorzichtig losgemaakt uit het gesteente. De kluiten klei die de beenderen omvatten, worden systematisch vervangen door gips dat de beveiligende eigenschap overneemt.
Het toevoegen van ijzeren staven rond de blokken gips zorgt voor een maximale bescherming. Een volledig omzwachteld en verstevigd bot is tegelijkertijd geconserveerd, verpakt en klaar voor transport. Museum directeur Dupont feliciteert Louis De Pauw: ‘Door de vernuftige middelen, door den heer De Pauw uitgedacht, waren echter gene gewichtige verliezen te betreuren.’ Zo vernuftig dat huidige paleontologen nog steeds deze techniek gebruiken. Daarnaast eert de directeur de ‘bekwame en toegewijde’ Louis De Pauw die ‘het leven van de mijnwerkers adopteert en de werknemers van het museum begeleidt’. Kleigieter August Vandepoel is verantwoordelijk voor het plaasteren en surveillant Félix Sonnet zal opmeten, optekenen en aantekeningen maken. Het avontuur dat in 1878 begint, zal drie jaar duren.