Natuur & Milieu

De terugkeer van de tijger

In 2022 moet de tijger terug heersen in de bossen van Cambodja. Voorlopig verschalken vooral stropers er het wild. Eos ging kijken hoe natuurbeschermers proberen te redden wat er nog te redden valt. ‘We staan voor een duizelingwekkende taak.’

‘Beef, sir’, klinkt het vriendelijk wanneer we een foto willen maken van gedroogd vlees in één van de eetstalletjes bij de Bousra-waterval, in het noordoosten van Cambodja. ‘Hert en wild zwijn’, krijgen onze Cambodjaanse reisgezellen te horen. De Cambodjanen houden van wild. Het tot worst verwerkte, gerookte vlees is op het zicht niet van goedkoper rund of varken te onderscheiden, dus het is niet duidelijk wie hier in de maling wordt genomen. Wel zeker is dat stroperij hier een enorm probleem is.

'Beef, sir', lacht de verkoopster. Al zou het ook gestroopt wild kunnen zijn.

We bevinden ons in Mondulkiri, één van de dunst bevolkte provincies van het land. Ze ligt in de zogenoemde Oostelijke Vlakten, een gebied van 30.000 vierkante kilometer. Je vindt hier de laatste uitgestrekte lap droog bos van Zuidoost-Azië, wat het gebied de bijnaam ‘de Aizatische Serengeti' oplevert. Anders dan de regenwouden in de regio is het bos hier eerder open en verliezen de bomen deels hun bladeren. Hier voelen onder meer Aziatische olifanten, luipaarden en de banteng zich thuis. De grootste populatie van het bedreigde wilde rund leeft hier.

Ooit regeerde de tijger over dit landschap. Maar de laatste keer dat een automatische camera nog een exemplaar heeft geregistreerd, dateert van 2007. Cameravallen en zoektochten met speurhonden hebben sindsdien niets meer opgeleverd. In 2016 werd de soort ‘officieel uitgestorven’ verklaard: helemaal zeker dat de tijger hier is verdwenen zijn we niet, maar een populatie die zo klein is dat ze geen sporen nalaat, kan geen ecologische rol van betekenis spelen en is ten dode opgeschreven.

Het Wereldnatuurfonds (WWF) wil de tijger in ere herstellen. Met Belgische steun moet de grote kat hier in 2022 terugkeren. Het lokale WWF-kantoor bevindt zich in de stoffige provinciehoofdstad Senmonorom, zo’n 400 kilometer ten noorden van de hoofdstad Phnom Penh. Het mag een klein mirakel heten dat we er heelhuids aankomen, gezien onze chauffeur zicht op eventuele tegenliggers niet beschouwt als een relevant criterium bij inhaalmanoeuvres. Telkens als hij aan de voet van een helling het stuur naar links rukt, hoop ik dat hij over een zesde zintuig beschikt.

De laatste Cambodjaanse tijger liep in 2007 voor de lens van een automatische camera.

In het WWF-hoofdkwartier wijst Phurba Lhendup op het belang van de tijgerherintroductie. Lhendup studeerde in Gent, werkte vervolgens tien jaar voor het WWF in zijn thuisland Bhutan en leidt sinds kort het beschermingsprogramma van de ngo in deze regio. ‘De geplande herintroductie brengt de bescherming van de natuur in dit gebied in een stroomversnelling’, zegt hij. ‘Om de tijger te kunnen beschermen, moet je alles beschermen. De aanwezigheid van de soort wijst op een gezond ecosysteem.’

De weg naar dat gezonde ecosysteem is nog lang. ‘Op een schaal tot tien geef ik ons nu een drie’, vervolgt Lhendup. ‘Door zijn oorlogsverleden heeft dit land lange tijd wel wat anders aan het hoofd gehad dan natuurbescherming. En nu er wel tijd is om daarover na te denken, is het bijna te laat. We staan voor een duizelingwekkende taak.’ Die taak bestaat er vooral in illegale ontbossing en stroperij op soorten zoals de banteng, het sambarhert en de muntjak te stoppen. Want zonder bos en zonder prooien, geen tijgers.

Duizend valstrikken

Senmonorom bevindt zich vlakbij het Srepok Wildlife Sanctuary, een natuurreservaat van 3.700 vierkante kilometer. Hoewel onze chauffeur van geen kleintje vervaard is en er een erezaak van maakt om terreinwagens en een enkele keer zelfs een ambulance met zwaailicht in te halen, ruilen we ons busje in Senmonorom voor een 4x4. Op de karamellenverzen van Jack Johnson, nog slechter dan de staat van de weg, hotsen en botsen we met enkele rangers tot bij hun basiskamp, in de strengst beschermde kern van het reservaat.

Waar de lokale bevolking wel in andere zones van het park mag komen, zijn in de 1.700 vierkante kilometer grote reservaatkern geen mensen toegelaten. De realiteit is anders. Vorige maand alleen al hebben de rangers duizend valstrikken verwijderd, zegt James Peter Lourens terwijl we net niet tegen het plafond van de auto smakken. Lourens, een afgetrainde Zuid-Afrikaanse ex-militair met een loopje dat hem nog net iets breder doet lijken dan hij al is, leidt hier de parkwachters op. Vorige maand raakte voor het eerst één van hen gewond. ‘De kogel ging er achteraan zijn bil in, en kwam er vooraan weer uit’, vertelt Lourens met een sappig Zuid-Afrikaans accent. ‘Gelukkig zonder het bot te hebben geraakt.’

'Waar ik vandaan kom, dragen stropers wapens met zwaar kaliber om op de dieren te schieten, en geweren met licht kaliber om op de rangers te schieten.' Ranger James Lourens

‘Rond twee uur ’s nachts hoorden we bromfietsen ons kamp naderen’, vertelt ranger Bun Tam ons in het kamp. ‘We verstopten ons en zagen hoe de stropers met een voorraad bushmeat de rivier wilden oversteken. We sprongen tevoorschijn, losten een waarschuwingsschot en riepen dat ze moesten blijven staan. Maar hun kompanen aan de overkant van het water openden meteen het vuur op ons.’ Het rangerteam bevond zich op dertig kilometer van het basiskamp. Twee collega’s moesten eerst een paar uur stappen voor ze radioverbinding konden maken en transport konden vragen voor de gewonde ranger. ’s Ochtends pas kon hij met een 4x4 worden opgepikt. Hij stelt het goed, maar de stropers konden ontkomen. Het incident verwondert Lourens niet. ‘Bij eerdere confrontaties was er door beide partijen al wat over de hoofden geschoten. Dit zat eraan te komen.’

Lourens is wel wat gewoon. Na een periode van tien jaar in het leger leidde hij drie jaar lang rangers op in het Zuid-Afrikaanse Kruger Nationaal Park. ‘De stropers lopen er rond met raketwerpers. Ze dragen wapens met zwaar kaliber om op neushoorns en olifanten te schieten, en geweren met licht kaliber om op de rangers te schieten.’

De voorbije jaren namen rangers een indrukwekkende collectie strikken, klemmen, geweren en kettingzagen in beslag.

Oorlog

Terwijl we hier op bezoek zijn, barst in de media een schandaal los over vermeende mensenrechtenschendingen door rangers die in opdracht van het WWF werken. In de strijd tegen stroperij zouden volgens de Amerikaanse nieuwssite Buzzfeed verdachten zijn gefolterd en vermoord. De ngo heeft een onafhankelijk onderzoek naar de aantijgingen bevolen. Vast staat dat de strijd tegen stroperij op verschillende plaatsen tot een ware oorlog is uitgegroeid. Tussen juli 2017 en juli 2018 lieten in Azië en Afrika meer dan honderd rangers het leven, de helft daarvan in conflicten met stropers.

Stroperij is een goed georganiseerde misdaadsector waarin miljarden omgaan. Het is niet altijd duidelijk wie de ‘goeie’ en de ‘slechte’ zijn. Lourens’ verhalen illustreren dat, wanneer we het over de heisa hebben. ‘In Zuid-Afrika kreeg ik op een dag een telefoontje. Ze boden mij een miljoen Zuid-Afrikaanse rand (ongeveer 60.000 euro, red.) aan als ik de locatie van neushoorns zou doorspelen. Hoe ze aan mijn nummer kwamen? Geen idee, maar dat kon enkel via interne informatie.’

Door Lourens opgeleide rangers raakten betrokken bij een gevecht in Mozambique. ‘Een voertuig dat gearresteerde vermeende stropers vervoerde, werd tegengehouden door woedende dorpelingen, met wie de stropers vaak goede relaties proberen op te bouwen. Twee rangers belandden op de afdeling intensieve zorgen.’

De Zuid-Afrikaanse ex-soldaat James Lourens houdt de rangers fit met een op militaire leest geschoeid trainingsparcours.

Vergeleken bij die verhalen valt het hier best mee. ‘We willen niet dat de mensen ons zien als de bad guys’, zegt Lourens. ‘Een goede ranger is met alle diersoorten begaan, ook de mens.’ Hij leert de rangers hoe ze de spanning uit de lucht kunnen halen bij confrontaties met stropers of houthakkers, en hoe ze moeten reageren als dat niet lukt. In het kamp is een op militaire leest geschoeid trainingsparcours voorzien. Niet dat het Lourens’ bedoeling is om van de parkwachters getrainde vechtmachines te maken. Een beetje fit zijn helpt als je door deze bossen moet banjeren, maar vooral de juiste ingesteldheid is belangrijk, beklemtoont hij. ‘Het interesseert mij niet hoeveel keer je jezelf kan opduwen, wel hoe hard je je best doet.’

Met zichtbaar genoegen beschrijft Lourens het spartaanse regime waaraan hij kandidaat-rangers – en zichzelf – onderwerpt om het kaf van het koren te scheiden. Verstoorde nachtrust, krachttraining, hardlopen, wandelen met zware zandzakken op de rug. En dat dagen na elkaar – ‘obviously’ – in een klimaat waarin het zweet je al uitbreekt als je nog maar aan fysieke activiteit dénkt. ‘Je moet mensen over hun limieten duwen om hun ware aard te leren kennen’, vindt Lourens. ‘Je wil iemand met een foute mentaliteit geen geweer in de handen stoppen. Het zou een drama zijn als een ranger iemand zou neerschieten.’

Politie stroopt mee

Volgens een rondvraag van het WWF staat meer dan 70 procent van de bevolking achter het plan om de tijger in het gebied te rehabiliteren. Toch is een deel van de inwoners bezorgd over mogelijke conflicten die tijgers met zich meebrengen. Toy Ampeing maakt zich geen al te grote zorgen. Ampeing woont vlakbij het reservaat en behoort tot de Bunong, een etnische minderheid die vooral hier in Mondulkiri leeft. ‘We leven al zo lang samen met de tijger. Als wij hem met rust laten, laat hij ons met rust.’

Ampeing ziet vooral commerciële kansen. ‘De tijger zou toeristen naar deze regio kunnen lokken.’ Niet de doorsnee rugzaktoerist op teenslippers, maar bij voorkeur natuurliefhebbers met veel geld en geduld. Toeristen die met plezier 500 dollar neertellen om een wilde tijger te zien. Net als in India zou het open landschap zich daar uitstekend toe lenen.

India is ook het land waar de tijgers wellicht vandaan zullen komen. Een primeur, want nooit eerder werden tijgers voor een herintroductie over landsgrenzen heen getransporteerd. Volgens een haalbaarheidsstudie zou het ideaal zijn om te starten met acht dieren: zes vrouwtjes en twee mannetjes. Na tien jaar zou hun aantal kunnen aangroeien tot 25. Zelfs als enkele pechvogels in handen van stropers vallen, heeft de populatie 90 procent kans om minstens 25 jaar stand te houden.

De rangers brengen verslag uit van hun patrouilles. Er zijn honderden vallen verwijderd en stropende politie-agenten betrapt.

Om dat mogelijk te maken, moet het aantal prooidieren tegen 2021 toenemen tot het equivalent van negen herten per vierkante kilometer. Volgens de planning moet 2019 het jaar worden waarin er niet meer wordt gestroopt. Zover staat de regio nog lang niet. Op een maandelijkse vergadering brengen de rangers verslag uit in aanwezigheid van de parkdirectie. Er zijn vallen verwijderd, kettingzagen en bromfietsen in beslag genomen. Sommige teams hebben olifanten gespot. Eén team heeft een banteng uit een valstrik kunnen verwijderen.

Een paar anekdotes trekken de aandacht. Rangers hebben politieagenten betrapt met gestroopt wild. Een ander team dat bromfietsen in beslag had genomen, kreeg bezoek van militairen die ze kwamen terugeisen. Parkdirecteur Pen Pheaktra is not amused. Waarom zijn er geen namen genoteerd? Of foto’s gemaakt? De rangers zitten er wat bedremmeld bij. Er moet een rapport worden opgemaakt in de hoop de identiteit van de betrokkenen alsnog te achterhalen.

De ironie wil dat de rangerteams ook politieagenten en militairen in de rangen hebben. Hij heeft zijn mannen nog niet op slechte wil kunnen betrappen, zegt Lourens ons achteraf. ‘Maar dat collega’s soms tegenover elkaar staan, maakt de zaak bijzonder complex.’ Blijkbaar is nog niet bij iedereen het belang van de strijd tegen stroperij doorgedrongen.

'Er voltrekt zich in Zuidoost-Azië een strikkencrisis’ Bioloog Jan Kamler (University of Oxford)

Bouw een hek

‘Er voltrekt zich in Zuidoost-Azië een strikkencrisis’, vertelt Jan Kamler ons in het rangerkamp. De Amerikaanse bioloog, verbonden aan de University of Oxford, bestudeert met cameravallen de luipaardpopulatie in het park. Ook van die soort duiken de aantallen omlaag. Met hun strikken vangen stropers alles wat de pech heeft er zijn poot in te zetten.

‘Omdat ze zich zo traag voortplanten, hebben vooral de grote katachtigen eronder te lijden’, zegt Kamler. Hij is hier om na een maand de batterijen in zijn camera’s te vervangen en de foto’s te bekijken. Dat kan enkel met speciale software en een paswoord, zodat stropers de camera’s niet kunnen gebruiken om de locatie van dieren te achterhalen. De bioloog is voorstander van een elektrisch geladen hek rond de kernzone van het reservaat. ‘Zonder hek lijkt het mij moeilijk het gebied tijdig klaar te krijgen voor de herintroductie.’

Bioloog Jan Kamler installeert een automatische camera om de luipaardpopulatie in het reservaat te bestuderen.

Het is een optie die het WWF zegt te overwegen. Hoe dan ook rust op de schouders van de rangers een aartsmoeilijke taak. Ze zijn onderbemand. In plaats van de huidige 144 zouden er volgens Lhendup 500 nodig zijn in een gebied van deze omvang. Betere samenwerking met de Vietnamese buren is noodzakelijk. Dieren en stropers houden zich niet aan grenzen, maar de rangers moeten dat vooralsnog wel doen, en dat bemoeilijkt hun werk. Voldoet het reservaat niet tijdig aan alle vereisten, dan zal de herintroductie worden uitgesteld. Een recent rapport van Traffic, een ngo die de handel in bedreigde soorten bestudeert, windt er geen doekjes om: ‘Als de stroperij niet onder controle raakt, wacht de geherintroduceerde tijgers hetzelfde lot als hun voorgangers.’

De komst van de door stropers erg gewilde tijgers zal de zaken er niet op vereenvoudigen. Het werk van de rangers wordt wellicht gevaarlijker. ‘Het zal de stroperij lucratiever en professioneler maken’, verwacht Lhendup. ‘Ook stropers volgen dit project ongetwijfeld met grote interesse.’