Potvissen zijn in zowat alle oceanen terug te vinden. Mannelijke potvissen leven alleen, behalve in de paartijd. De vrouwelijke dieren en hun jongen leven in groepen van ongeveer tien individuen. Die kleine groepen maken deel uit van grotere sociale structuren, clans genoemd. Dat blijkt uit onderzoek naar de het gedrag en de geluiden die de dieren maken. ‘Die groepen, pods genoemd, herkennen elkaar op basis van codas, de typische klikgeluiden die potvissen maken,’ vertelt potvisonderzoeker Hal Whitehead (Dalhousie Univesity, Canada), ‘Pods met dezelfde codas die elkaar tegenkomen trekken voor een tijdje vaak samen op, maar doen dat niet met groepen die er andere codas op nahouden. De codas vormen de basis voor een grotere sociale structuur, een clan. In de Stille Ocean hebben we zeven clans ontdekt, de grootste met wel twintigduizend individuen.’
Het ligt voor de hand om de codas als taal te bestempelen. Toch hoedt Whitehead zich ervoor om er die term op te plakken. ‘Het blijft grotendeels onduidelijk hoe potvissen de codas gebruiken. Hun geklik heeft veel weg van morsecode. Initieel zocht men naar taalkundige patronen met bijhorende betekenissen. We vermoeden echter dat de codas niet dienen als middel om informatie over te dragen, maar een sociale functie hebben. Het gaat om symbolische signalen die aangeven wie wel of niet tot de clan behoort, én ze versterken de hechte sociale banden tussen leden van de groep. Dat is nodig, want potvissen zijn heel sociale dieren die op elkaar aangewezen zijn om te overleven.’
Cultuurverschillen
Aparte codas vormen de belangrijkste indicatie voor wie tot welke clan behoort. Maar er zijn ook verschillen in gedrag tussen de groepen potvissen, vertelt Whitehead. ‘De manier waarop ze de oceaan afreizen bijvoorbeeld. Sommige clans bewegen zich voort in een rechte lijn, andere slalommen van hier naar daar. Ook hun jachtmethodes verschillen. Potvissen duiken tot op achthonderd meter diepte om te jagen, en blijven wel veertig minuten onder water. Jongen kunnen dat niet. In sommige clans zien we hoe potvismoeders beurt om beurt duiken, zodat er altijd iemand is om op de jongen te passen. In andere clans zoeken de volwassen dieren gelijktijdig de diepte op, wat de jongen kwetsbaarder maakt.’
‘Een groep kan er soms wel een uur over doen om een bocht van negentig graden te pakken’
Een opvallende vaststelling in de studie is de manier waarop potvissen beslissingen maken in groep, zoals over de te volgen route. Whitehead beschrijft hun beslissingsproces als democratisch en rommelig. ‘Vergelijk het bijvoorbeeld met olifanten. Die leven ook in matrilineaire groepen, en daar is het vaak het oudste vrouwtje dat de beslissingen neemt. Bij potvissen zien we hoe de dieren gezamenlijk beslissingen op een veel meer graduele en onoverzichtelijke manier nemen. Een groep kan er soms wel een uur over doen om een bocht van negentig graden te pakken, waarbij individuen verschillende kanten op gaan, om uiteindelijk toch gezamenlijk een koers in te slaan. Dat heeft alles weg van een beslissingsproces gebaseerd op consensus.’
Houdt het wel steek om een menselijk begrip als democratie toe te passen op sociale structuren van dieren? Whitehead vindt alvast van wel. Meer nog, de studie van menselijke samenlevingsvormen kan leren van inzichten uit onderzoek naar potvissen. 'Een aantal grote vragen blijft onbeantwoord, bijvoorbeeld die naar het ontstaan van grotere sociale structuren bij de mens. Ontstonden die door de ontdekking van vuur, van werktuigen,...? Aangezien ook potvissen grote, overkoepelende sociale structuren kennen, is het interessant te kijken welke eigenschappen we gemeen hebben. Een element is de grootte van het brein. Andere gedeelde kenmerken zijn het feit dat beide soorten lange afstanden afleggen, het vermogen tot cultuur, en gedeelde zorg. Waarschijnlijk moeten we in die gedeelde kenmerken de oorsprong van omvangrijke sociale structuren zoeken, en niet in eigenschappen uniek aan de mens.’