Volgens het Wereldnatuurfonds krijgen we zo’n vijf gram microplastics per week binnen, ongeveer het gewicht van een bankkaart. Klopt dat?
Een derde van het plastic afval komt volgens WWF in het milieu terecht. Daar breekt het af tot kleine deeltjes. Ook bij het wassen van kledij en uit cosmetica komen kleine plasticdeeltjes vrij. Via onze voeding komen die in ons lichaam terecht. Volgens een nieuw rapport van het Wereldnatuurfonds krijgen we wekelijks tot vijf gram microplastics binnen (deeltjes kleiner dan 5 millimeter), wat ongeveer overeenkomt met een bankkaart.
Het rapport verwijst voor details naar een nog niet gepubliceerde studie door onderzoekers aan de Australische Newcastle University, die de toets van de peer-review dus nog niet heeft doorstaan. Het rapport houdt wat slagen om de arm: het gaat om een synthese van de best beschikbare data, maar die hoeveelheid data is beperkt. Zo bestaat er nog veel onzekerheid over de grootte en het gewicht van de deeltjes die we binnenkrijgen.
De wetenschappers analyseerden 52 studies, onder meer naar het voorkomen van microplastics in drinkwater, schaaldieren, bier en zout. Op basis van gemiddelde consumptiepatronen krijgen we via die weg respectievelijk 1769, 182, 10 en 11 plasticdeeltjes (kleiner dan 1 millimeter) per week binnen.
Zware deeltjes
‘Die aantallen liggen in lijn met de resultaten van eerder, peer-reviewed onderzoek’, zegt milieutoxicoloog Colin Janssen, die aan de UGent microplastics bestudeert. Eerder deze maand berekenden Canadese wetenschappers in het vakblad Environmental Science & Technology dat Amerikanen jaarlijks 39.000 tot 52.000 plasticdeeltjes via voeding binnenkrijgen. Een onderschatting, aangezien er slechts over een beperkt aantal producten cijfers bekend zijn. Daar komen volgens de analyse nog eens 90.000 deeltjes bij voor wie enkel flessenwater drinkt.
'Ik vermoed dat de totale massa minstens tien keer te hoog ligt' Milieutoxicoloog Colin Janssen, UGent
Bij de vertaalslag van het aantal deeltjes naar het totale gewicht heeft Janssen wel bedenkingen. Op aanvraag krijgen we inzage in de nog niet gepubliceerde werkwijze. De Australiërs gaan uit van een gemiddeld gewicht van 2,8 milligram per deeltje. ‘Dat lijkt mij een zware overschatting’, zegt Janssen. ‘Via voeding krijgen we weliswaar veel, maar vooral heel lichte deeltjes binnen. Wij vinden in schaaldieren vooral deeltjes met een gewicht rond de 50 microgram (ongeveer 50 keer lichter dan 2,8 milligram, red.) Als je uitgaat van ongeveer 2.000 bolletjes plastic per week, dan zouden dat om aan 5 gram te komen deeltjes met een straal van 1,8 millimeter moeten zijn. Er klopt dus iets niet. Ik vermoed dat de totale massa minstens tien keer te hoog ligt.'
De onderzoekers baseren hun schatting op het soortelijk gewicht van de vaakst voorkomende plastics: polyethyleen, polypropyleen en PET. Dan is het de vraag hoe groot de deeltjes zijn. ‘Er zijn erg weinig gegevens over de grootteverdeling van deeltjes in voeding’, zegt Kala Senathirajah (Newcastle University), die het onderzoek uitvoerde. ‘Daarom hebben we onze schatting van het gemiddelde gewicht gebaseerd op de grootte van deeltjes die in water zweven.’ Als dat tot een overschatting leidt, compenseert dat volgens Senathirajah voor een onbekend aantal kleine deeltjes dat in de huidige studies vaak niet wordt gemeten. ‘Bovendien kijken we maar naar vier producten. Meer voedingsmiddelen analyseren zou ongetwijfeld bijdragen tot een grotere massa.’
Bart Koelmans en zijn collega’s Merel Kooi en Hazimah Mohamed Nor, die aan Wageningen Universiteit microplastics in water bestuderen, onderwierpen de gevolgde werkwijze op onze vraag eveneens aan een kritische blik. Zij besluiten dat het document te veel onduidelijkheden bevat om de conclusies te kunnen beoordelen. ‘Dat de onderzoekers allerlei aannames doen is normaal’, zegt Koelmans. ‘We weten namelijk heel weinig over de plastic deeltjes in onze voeding. Je kan je wel afvragen of het bij gebrek aan goede gegevens veel zin heeft om zo’n berekening te doen. Het gevolg is in elk geval dat er een enorme onzekerheid op de uitkomst zit, die we pas echt zullen kunnen beoordelen als hier een wetenschappelijke publicatie na peer-review over verschijnt.’
Schadelijk?
Het beeld van een bankkaart op je bord is mediageniek, maar om de schadelijkheid van plastics in onze voeding te bepalen, doet het gewicht volgens Janssen weinig ter zake. 'Het is het contactoppervlak dat van belang is. En dat hangt af van het aantal deeltjes en hun grootte, niet van de totale massa.'
Over hoe schadelijk al dat plastic is, weten we weinig. Het effect hangt onder meer af van eventuele schadelijke stoffen die zich aan de plasticdeeltjes binden. ‘Pakweg 100.000 deeltjes per jaar lijkt veel, maar of je daar ook ziek van wordt, weten we niet’, zegt Janssen. ‘Er zijn immers nog geen grenzen tussen veilige en onveilige blootstelling bepaald. Anderzijds horen die plastics niet in onze voeding te zitten.’
Conclusie
Dat we veel plasticdeeltjes binnenkrijgen, staat niet ter discussie. Maar dat het om 5 gram gaat, het equivalent van een bankkaart, is hoogst onzeker.