Natuur & Milieu

Groen, maar niet eerlijk: Sami betalen de tol voor Europese klimaatstrategie

Europa zet in op een groene toekomst, maar die brengt niet voor iedereen vooruitgang. In het noorden van Europa verstoren windmolenparken rendiermigratieroutes, verwoest mijnbouw graaslanden en versnippert infrastructuur het landschap. Voor de inheemse Sami roept de vergroening herinneringen op aan een koloniaal verleden. Wie betaalt de prijs van duurzaamheid?

Dit is een artikel van:
Eos Wetenschap

Beeld: Luchtfoto van de LKAB-ijzerertsmijn in het Zweedse Kiruna, ’s werelds grootste en meest moderne ijzerertsmijn.

‘De publieke instellingen moeten duurzame ontwikkeling bevorderen die leidt tot een goede leefomgeving voor huidige en toekomstige generaties.’

‘De mogelijkheden van de Sami om een eigen culturele en sociale levensstijl te behouden en te ontwikkelen, moeten worden bewaard.’

(Zweedse grondwet, hoofdstuk 1, artikel 2)

Elke lente, zodra het ijs op de rivieren smelt en de sneeuw zachter wordt, volgen de Sami hun rendieren de bergen in. Dagen-, soms wekenlang trekken ze van oost naar west, door naaldbossen bedekt met sneeuw. Weg van de rijke graaslanden bij de zee of in rivierdalen, naar de koelere bergen waar de rendieren in alle rust hun kroost op de wereld zetten. Hoe zwaar ook, herder Jonas Vannar bewaart mooie herinneringen aan die migratie. Zijn nonkel deed het, zijn grootouders langs moeders kant, hun ouders en de vele generaties voor hen. Maar Vannar is wellicht de laatste van zijn familie die erover kan vertellen.

De Sami leven al minstens duizend jaar in het noorden van Europa – in wat nu Noorwegen, Zweden, Finland en het Russische schiereiland Kola is. Hun land is een puzzel waarvan ze door de eeuwen stukjes kwijtraakten. In Zweden, de staat op het paspoort van Vannar, kijken de machthebbers voor elke grote ambitie al eeuwen noordwaarts. Ze puurden zilver, koper en ijzererts uit de mijnen om hun oorlogen met Rusland te bekostigen. Ze kapten oerbossen en vervingen die door plantages, om de wereld te voorzien van toiletpapier en Ikea-boekenkasten. Op ongerepte rivieren bouwden ze waterkrachtcentrales. Ze legden wegen en spoorlijnen aan, pootten elektriciteitspilaren op heuvelruggen, nodigden toeristen uit om vanuit ijshotels en iglo’s het noorderlicht te bewonderen.

De herders hebben een ander begrip van duurzame ontwikkeling. Zij vinden dat het inherente veranderingen in het weefsel van onze maatschappij vergt. Imageselect.

Zweden, land zonder kolonies, koloniseerde het noorden en werd een der meest welvarende staten ter wereld. Telkens verloren de Sami een puzzelstukje. Om rendieren te houden, zeggen de herders, hebben ze de complete puzzel nodig, niet een stukje hier en een lapje daar. En dus tref ik Vannar in de lente niet in de bergen. Wel op zijn oprit in Jokkmokk, een historische Samimarktplaats op de noordpoolcirkel, waar hij sleutelt aan zijn sneeuwmobiel. Hij vertelt dat de beste overgebleven graaslanden bij de kust liggen – te ver van de bergen om de migratie te voet te doen. Het traject geraakte daarvoor te versnipperd. Zijn kudde is al in de bergen, vervoerd per vrachtwagen.

Het is inmiddels zeven jaar geleden dat Vannar de tocht op de traditionele manier maakte. Hij haalt zijn schouders op. ‘Natuurlijk zou het voor de rendieren beter zijn als ze konden wandelen, dat is hoe het hoort. Maar het is wat het is, we roeien met de riemen die we hebben.’ Samiherders, meesters in zelfredzaamheid, passen zich aan. Of doen althans een moedige poging daartoe. ‘De uitbuiting van ons land is niet nieuw, maar nu naderen we onze limiet’, zegt hij. ‘Vergelijk het met een stijgende benzineprijs: je stopt niet met tanken. Nee, het kost gewoon meer. Hetzelfde geldt voor ons: we steken meer tijd in rendieren die alsmaar minder opbrengen. Ooit stopt het.’

Goudkoorts

De klimaatverandering is voorlopig het voorlaatste puzzelstukje. Het laatste? Het gevecht daartegen. Want Zweden heeft alweer grootse ambities: het wil 's werelds eerste fossielvrije welvaartstaat worden en streeft naar een voortrekkersrol in de groene transitie, de verduurzaming van de Europese economie. Daarvoor kijkt het opnieuw naar het noorden. Zweden maakt zich sterk twee knelpunten te kunnen oplossen: zeldzame aardmetalen en staal. Het opent nieuwe mijnen en plant een bataljon aan windturbines. In die moderne goudkoorts pompt het land honderden miljarden kroon. ‘Zweden is letterlijk een goudmijn’, toetert vicepremier Ebba Busch.

Groen staal vergt obscene hoeveelheden energie – de plannen van een van de drie projecten alleen al komt uit op de helft van het huidige Zweedse energieverbruik

Zeldzame aardmetalen zijn nodig voor zonnepanelen, windmolens, elektrische auto’s en batterijen die groene energie opslaan wanneer het niet waait of wanneer de zon niet schijnt. Die komen voorlopig vooral uit China. In tijden van klimaatcrisis en oorlog komt de EU graag los van die afhankelijkheid. Wanneer mijnbedrijf LKAB in 2023 de grootste Europese voorraad aan zeldzame aardmetalen ontdekt in het Zweedse Kiruna, 150 kilometer ten noorden van Jokkmokk, verwelkomt Ursula von der Leyen dat als een godsgeschenk. Onder impuls van de voorzitter van de Europese Commissie – en gesteund door Zweden – vergemakkelijkt de EU het vergunningsproces voor het opgraven van zulke mineralen.

In Kiruna steekt eveneens de grootste Europese bron van ijzererts onder de grond. Zweden delft negentig procent van het Europese ijzererts. De mijn is dusdanig belangrijk dat LKAB momenteel de hele stad afbreekt en drie kilometer verderop heropbouwt. Anders kan het niet langer veilig werken – het ziekenhuis vertoont nu al scheuren. Kiruna leeft op het dreunende ritme van boringen en explosies, maar de Samiherders uit de buurt zijn de dupe. Breidt de mijn uit, dan verliezen ze hun laatste migratieroute. Daarnaast zorgt mijnbouw voor vervuiling – aanwaaiend stof verhindert de groei van korstmossen, het favoriete kostje van rendieren. En voor meer drukte op wegen en spoorlijnen, waardoor geregeld rendieren onder treinen of vrachtwagens belanden. Bovenal versnippert het landschap verder.

De Sami menen dat het mijnbedrijf de vondst van zeldzame aardmetalen misbruikt om ook fors meer ijzererts boven te halen. IJzererts is nodig om staal te maken – amper weg te denken uit de samenleving, tegelijk rampzalig voor het klimaat. Traditioneel verhitten staalfabrikanten ijzererts in hoogovens met geraffineerde steenkool of cokes. Tijdens dat proces reageert koolstof uit de cokes met zuurstof uit het ijzererts. Resultaat: een zuiverdere vorm van ijzer, maar ook uitstoot van CO2. Het Internationaal Energieagentschap berekende dat de staalindustrie goed is voor tien procent van de globale uitstoot.

In Zweden lopen drie projecten rond groen staal: in plaats van steenkool gebruiken die waterstof, waardoor het bijproduct niet CO2 is, wel water. Dat is ingewikkelder, duurder en volgens critici mogelijk economisch niet levensvatbaar. In een paper noemt politiek wetenschapper Georgia de Leeuw van de universiteit van Lund groen staal een hype die mogelijkheden creëert, maar evengoed alternatieven als hergebruik uitsluit. Niettemin is het enthousiasme groot. In mei 2022 geeft toenmalig Zweeds premier Magdalena Andersson een kandelaar van fossielvrij staal aan de Amerikaanse president Joe Biden, met daarop A piece of the future gegraveerd. Volvo en BMW willen met groen staal aan de slag. Daarom bouwt Stegra, een van de pioniers, ’s werelds eerste fossielvrije staalfabriek nabij Boden, niet ver van de plek waar de rendieren van Vannar de winter doorbrengen.

Groen staal vergt obscene hoeveelheden energie – de plannen van een van de drie projecten alleen al komen uit op de helft van het huidige Zweedse energieverbruik. Bovendien gelooft niet iedereen in het potentieel van waterstof, dat nu nog vooral gemaakt wordt uit fossiele brandstoffen. De staalfabrikanten beweren evenwel dat het weidse noorden genoeg plaats biedt voor windmolens zo ver het oog reikt. Het koude klimaat maakt de lucht dikker, waardoor turbines meer energie produceren dan bij eenzelfde windsnelheid in warmere omstandigheden. Overal in het noorden van Zweden verschijnen windparken – waaronder een van de grootste van Europa, nabij Piteå. Vannar stelt zich vragen. ‘Niemand wil een windmolen in de achtertuin. Daarom bouwen ze die waar niemand woont. Drie keer raden waar mijn rendieren zijn? Waar niemand woont.’ Rendieren houden niet van het geluid van windmolens en blijven instinctief uit de buurt. Alweer een puzzelstukje kwijt.

Co-existentie of inbinden?

Hoewel ze er langer dan eender wie leven, bezitten de Sami het land niet. Wel geven de noordelijke staten hen rechten om hun rendieren op veel plekken te laten grazen. Heeft een ontwikkelaar land op het oog voor mijnbouw of windenergie, dan oordelen rechtbanken of de invulling ervan geoorloofd is. Dat betekent telkens een afweging tussen het algemeen of economisch belang en dat van een minderheidsgroep – Zweden telt slechts duizend voltijdse herders. Buigen voor zo’n kleine groep vindt de industrie onredelijk. Daarom pleit Zweden voor co-existentie, het vreedzaam samen bestaan van meerdere activiteiten. Maar de Sami vinden dat zij enkel de negatieve aspecten ondervinden, nooit de positieve.

‘Co-existentie? Ik háát dat woord’, zegt Vannar. ‘Omdat het betekent dat ik moet inbinden. Als herder kan ik onmogelijk samenleven met een mijn of een windpark met duizend molens.’ Ik vraag hem of hij het niet voor het team wil doen. We moeten toch vergroenen? Hij schampert. ‘Dat doen we al! Als Zweden bereid is om de enige inheemse groep in Europa te slachtofferen voor het klimaat, dat ze daar dan eerlijk over zijn. In plaats van dat vreselijke woord co-existentie te gebruiken.’

Als professor politieke wetenschappen aan de Technische universiteit van Luleå bestudeert Karin Beland Lindahl het Zweedse beleid omtrent natuurlijke hulpbronnen. Co-existentie vertrekt niet vanuit opportunisme, zegt ze. ‘Wel vanuit de sociaal-democratische traditie van compromis om gelijkheid te bekomen. Iedereen moet gelijk behandeld worden.’ Ze benadrukt de tekortkomingen daarvan: historisch gezien zocht het beleid vooral een evenwicht tussen economische groei en arbeidersbelangen. Maar ontwikkeling gaat altijd ten koste van de Sami. En de staat negeerde hun rechten vaak. Vandaar dat gelijkheid niet het beste uitgangspunt is. ‘Als je werkelijk gerechtigheid wil, moet het uitgangspunt van de Sami anders zijn’, zegt ze. ‘De Zweedse steun aan inheemse bewegingen overal ter wereld staat in schril contrast met hoe het de eigen inheemse bevolking behandelt.’

Voor de Sami brengt de ontwikkeling van het noorden namelijk ongemakkelijke herinneringen naar boven – en niet alleen aan de exploitatie van hun thuisregio. In een onverkwikkelijk verleden hielden Noorwegen, Zweden en Finland de Sami op meerdere manieren onder de knoet. Vanaf de zeventiende eeuw tot vrij recent beschouwden de noordelijke landen het als hun christelijke plicht om die ‘domme Lappen’ een dosis beschaving bij te brengen. Lees: ze trachtten hun levensstijl uit te roeien. De Sami moesten verplicht verhuizen en assimileren. Hun kinderen belandden in nomadenscholen, weg van hun ouders, waar ze hun taal niet mochten spreken. In Zweden deed een staatsinstelling onderzoek naar rassenkunde – praktijken die gepaard gingen met verplichte sterilisaties, onder meer van Samivrouwen.

Herder Jonas Vannar sleutelt aan zijn sneeuwmobiel: ‘Co-existentie? Ik háát dat woord. Omdat het betekent dat ik moet inbinden.’

De Sami voelen dat litteken branden. De grootmoeder van Jannie Staffansson, de rendierhoudster die in het vorige deel van deze reeks aan het woord kwam, weigerde lang om Samisch te spreken. Omdat het haar vroeger op school een pak rammel opleverde. In Jokkmokk vertelt Carl-Johan Utsi, fotograaf en rendierherder, hoe zijn familie moest verhuizen vanuit het uiterste noorden van Zweden naar de regio van Jokkmokk. Hun nieuwe graaslanden lagen ver, maar ‘it was paradise lost, een aards paradijs’, zegt hij. ‘En dan kwamen de dammen...’ In zijn studio wijst hij naar een foto, ‘een van mijn meer kunstzinnige.’ Een vrouw in Samikleren ligt roerloos op de oevers van een meer. Het doet denken aan de hartverscheurende foto van een verdronken minderjarige asielzoeker. ‘De dammen verhoogden het water met dertig meter. Waar ooit rijke graaslanden waren, een mozaïek aan meertjes, ligt nu een gigantisch meer van zeventig kilometer. Het wemelde van de vis, nu is het steriel.’

‘Je kan moeilijk tegen groene energie zijn, maar dat geeft je nog geen vrijgeleide om mensen zo te behandelen.’ Voor de Sami voelen de huidige ontwikkelingen als een nieuwe golf van kolonialisme – groen kolonialisme. De VN beamen dat. Het Comité voor de Eliminatie van Raciale Discriminatie (CERD) tikte Zweden al op de vingers omdat de wetten van het land de Sami te weinig inbreng geven.

Wurgclausules

In Noorwegen woeden gelijkaardige discussies, vooral rond windparken. In tien jaar tijd verviervoudigde het aantal windmolens, het gros daarvan in gebieden waar de Sami traditioneel leven. Zo wil de Noorse staat een gascentrale elektrificeren op Melkøya, een eiland in het uiterste noorden. Dat vermindert de uitstoot fors, maar de Sami vrezen een wildgroei aan windturbines. In Fosen, in de buurt van Trondheim, twisten energiebedrijven en Sami al decennia over een windpark. In 2021 bestempelt het Noorse Hooggerechtshof het project als illegaal, omdat het de inheemse bevolking schaadt. Het noemt het recht van de Sami om hun tradities uit te oefenen ‘absoluut’. Noorwegen, een netto exporteur van elektriciteit, moet andere manieren zoeken om energie op te wekken, luidt het oordeel.

Twee jaar later sluit de overheid een deal met de Sami ten zuiden van Fosen: het zal hen jaarlijks geld toestoppen. Met de Sami ten noorden van Fosen vindt het geen overeenkomst – die eisen nog altijd de vernietiging van de windmolens. Velen vrezen een precedent, een gewiekste strategie om eerst zonder overleg infrastructuur te bouwen en vervolgens met geld de gevolgen af te kopen. Het gevoel heerst dat economische belangen structureel boven mensenrechten komen. Ook in Zweden leeft dat gevoel. ‘Het lijkt op schaken’, zegt Utsi. ‘Je kan een pion opofferen in plaats van je koningin, maar uiteindelijk verlies je.’

‘De Zweedse steun aan inheemse bewegingen overal ter wereld staat in contrast met hoe het de eigen inheemse bevolking behandelt’

Uit vrees voor procedureslagen sluiten ontwikkelaars vaker overeenkomsten. Maar ook die onderhandelingen wantrouwen de Sami, omdat die vaak vertrekken vanuit scheve machtsverhoudingen. Ze ervaren een gebrek aan echte keuze: deelnemen aan gesprekken betekent dat bedrijven kunnen claimen de herders te hebben geraadpleegd, terwijl wegblijven hen helemaal buitenspel zet. In 2024 analyseert het Stockholm Environment Institute vijftien contracten met Sami-gemeenschappen. De onderzoekers ontwaren wurgclausules en toestemming onder open voorwaarden – waarbij Sami hun handtekening zetten zonder de exacte uitvoering, schaal of impact te kennen – en concluderen dat ‘de schadelijke gevolgen doorgaans zwaarder wegen dan de beperkte winst op korte termijn’. Uit een andere studie blijkt dat mijnbouwbedrijven de impact op Sami consequent ‘zwaar onderschatten’.

Nieuwe banen of oude tradities

Ook in de achtertuin van Vannar, Utsi en Staffansson, in Kallak, zit ijzererts in de grond. Véél ijzererts, naar schatting zo’n zeshonderd miljoen ton. Het Britse Beowulf popelt om te boren, tot groot ongenoegen van de lokale Sami. Ook Greta Thunberg, bevriend met Utsi’s dochter, trekt van leer tegen het project. Maar finaal zet Zweden het licht op groen voor de mijn, al moet de milieurechtbank die vergunning nog bekrachtigen. ‘Racistisch en koloniaal’, noemt Thunberg de beslissing. ‘Zweden doet zich voor als leider op gebied van milieu en mensenrechten, maar in eigen huis schendt het de rechten van de inheemse volkeren en voert het een oorlog tegen de natuur.’

Op mijn voorlaatste dag in Zweden troepen betogers samen voor de medische post van Jokkmokk. Ze protesteren tegen geplande besparingen in de lokale gezondheidszorg. In mijn herberg slapen twee ambulanciers die vanuit het zuiden zijn ingevlogen om enkele weken als stoplap te dienen. Zowel voor- als tegenstanders van de mijn in Kallak gebruiken dat als munitie. Tegenstanders vragen zich af hoe het kan dat een regio die zoveel geld genereert geen deftige gezondheidszorg kan garanderen. Het noorden van het land telt negen van de twaalf Zweedse mijnen, levert tachtig procent van de waterkracht en het gros van het hout en de ijzererts, ooit door een politicus ‘de olie van Zweden’ genoemd.

Beland Lindahl plaatst een en ander in historisch perspectief. ‘De kolonisatie van de regio hing samen met grondstoffen’, zegt ze. ‘Begin twintigste eeuw verhuisden mensen naar hier om in bos- of mijnbouw te werken of om waterkrachtcentrales te bouwen. Maar de bosbouw is nu veel minder arbeidsintensief, de houtzagerijen en papierfabrieken stellen een fractie van het volk van voorheen te werk en de dammen vereisen slechts een handvol mensen.’ In driekwart eeuw halveerde het inwonersaantal van Jokkmokk. Opbrengsten vloeien goeddeels naar de kusten en het zuiden.

Net daarom, zegt ze, scharen evenveel locals zich achter de mijn in Kallak. Zij zien een kans om de migratie naar het zuiden te stelpen, een achtergestelde regio uit het moeras te tillen en de lokale dienstverlening op te krikken. Op een bevolking van 250.000 zorgt de groene transitie mogelijk voor 50.000 nieuwe banen in de noordelijkste provincie Norrbotten. ‘Nu is het zaak om te zorgen dat de lokale gemeenschappen daar profijt van hebben, dat ze niet enkel met de negatieve gevolgen opgezadeld zitten’, zegt Beland Lindahl. ‘Sommige gemeenten steken zich in de schulden om voldoende huisvesting te voorzien – zodat de werknemers hier komen wonen en niet op- en afvliegen.’

Clash van wereldvisies

Bij de Sami leeft niettemin het idee dat economische groei boven alles komt.

Carl-Johan Utsi: ‘Het is kapitalisme met een groene sticker. Alles draait om geld.’

Jonas Vannar: ‘Het is moeilijk om over alternatieven te spreken zonder te klinken als een hippie, maar eigenlijk is het simpel: stop met de aarde te vernietigen. In naam van het redden van de planeet vindt de industrie evenwel nieuwe manieren om die te verwoesten.’

Jannie Staffansson: ‘De meerderheid wil niet veranderen. Veel mensen vinden dat ze het verdienen om jaarlijks naar Mallorca te vliegen.’

Hoe meer Sami ik spreek, hoe meer ik me realiseer dat zij niet enkel hun land en hun tradities verdedigen, maar ook hun wereldvisie, hun manier van leven. Ik leg mijn theorie voor aan Beland Lindahl. Ze knikt. ‘Verschillende mensen kijken anders naar duurzame ontwikkeling. De groene transitie is een strategie van ecologische modernisering: we lossen onze problemen op met technologie, omarmen economische groei en zetten ons leven voort als voorheen. Maar de rendierherders hebben een ander begrip van duurzame ontwikkeling. Zij vinden dat het inherente veranderingen in het weefsel van onze maatschappij vergt. Van ons consumptiepatroon en onze levensstijl. Momenteel praten we vooral over een industriële transitie, veel minder over die bredere maatschappelijke transformatie. Dat is een deel van het probleem.’

Het raakt de kern van de zaak. Kunnen we onze strijd afwimpelen op een volk dat we historisch onderdrukten, dat nauwelijks bijdroeg aan de klimaatverandering maar er wel als eerste de gevolgen van voelt? De groene transitie biedt immense mogelijkheden, maar kunnen we van de Sami eisen dat ze hun rendieren, hun trots, de kern van hun identiteit, opofferen voor een toekomst die niet door hen, maar door ons is gehypothekeerd? Het is een ethisch dilemma waarvan mijn hoofd gaat tollen. Met elke groene investering in het noorden verliezen de Sami een puzzelstukje. ‘In andere delen van de wereld worden inheemse volkeren gedood. In Zweden doen we dat niet: hier hongeren we ze langzaam uit’, sneert Vannar. ‘Finaal is het resultaat hetzelfde, alleen duurt het langer. En gebeurt het in de naam van democratie.’

Als ingenieursstudent in Uppsala droomde de jonge Utsi van een revolutie in de energie-industrie. ‘Ik wilde het probleem van fusie-energie oplossen, zodat ik de waterkrachtbedrijven naar de verdoemenis kon helpen’, grijnst hij. Na vijf jaar keerde hij noordwaarts – naar huis, de rendieren en het herdersleven. ‘Ik besefte dat er veel slimmere mensen nodig waren dan ik.’ Nu kijkt hij met een zorgelijke blik naar de toekomst. ‘Onze cultuur gaat niet verloren omdat herders hun job opgeven, wel omdat ze geen opvolgers vinden.’ Voor zijn vijftienjarige zoon ziet hij in dat vak weinig perspectief. ‘Misschien gaat hij wel in de mijn werken. Waarom zou je nog een universitair diploma halen als je daar op je negentiende zoveel geld kan verdienen?’

Dit artikel werd gerealiseerd met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek.