Vernieling van een natuurlijke leefomgeving veroorzaakt twee keer schade aan de biodiversiteit. De soorten die in het vernield gebied leven, sterven uit. Maar ook het aantal verschillende soorten in de omgeving neemt af.
Dat komt door de grote afstanden tussen de overgebleven stukken biotoop. Soorten kunnen zo moeilijker naar nieuwe gebieden gaan, bijvoorbeeld door de verspreiding van eitjes door de wind of door amfibieën en vogels.
Als er minder habitat is en als die verder uit elkaar ligt, is het moeilijk voor soorten naar deze overgebleven stukken biotoop te gaan. Dit betekent dat lokale uitsterving niet langer kan worden tegengegaan door dieren terug in de overgebleven omgeving te plaatsen.
Onderzoekers analyseerden gegevens van verschillende ongewervelde zoöplankton zoals kleine schaaldieren en raderdiertjes in zoutvijvers. Deze ondiepe vijvers zijn meestal kleiner dan een vierkante kilometer, kunnen regelmatig uitdrogen en kunnen een zeer hoog zoutgehalte bereiken.
Het bestudeerde gebied van 270 vierkante kilometer groot had in 1957 meer dan 110 zoutvijvers met 64 soorten. In 2010 waren er nog maar 30 vijvers met 47 soorten. De onderzoekers verwachtten slechts een daling van negen soorten, maar er verdwenen er zeventien in totaal.
Waarom verdwenen er meer soorten plankton dan verwacht? De slechte kwaliteit van het leefgebied speelde geen rol in de daling van het extra aantal soorten. De onderzoekers vonden een antwoord in de afstanden tussen de overgebleven gebieden. Die maken het moeilijker voor zoöplankton om nieuwe vijvers te koloniseren.
Deze bevindingen kunnen belangrijk zijn in de toekomst. Onderzoekers kunnen beter berekenen wat de verwachtte verliezen van biodiversiteit gaan zijn als habitat verloren raakt.