Handel in bedreigde soorten aan banden

07 maart 2014 door TN

De handel in bedreigde soorten wordt al veertig jaar gereguleerd door de organisatie CITES. Maar die botst op limieten.

De vacht van de vicuña, de kleinste aller kameelachtigen, ziet er prachtig uit in het Andeszonnetje. Dat was alvast de mening van de Inca’s, die af en toe de dieren schoren voor hun wol. Toen de Spaanse conquistadores kwamen, waren die eveneens fan, op zijn zachtst gezegd. De jacht op de duurste wol ter wereld (vicuñawol is vijf keer duurder dan kasjmier, een sjaal kost 1.000 euro) maakte zoveel slachtoffers dat er in 1960 nog maar 6.000 dieren over waren.

In een geglobaliseerde wereld drijft iedereen handel met iedereen. We willen graag een auto uit Amerika, een smartphone uit Azië of een houten beeld uit Afrika. Veel handelsregels waren er in het verleden niet, toch niet op het gebied van duurzaamheid. Enthousiaste vogelliefhebbers uit onze streken zagen vroeger papegaaien en parkieten als een verzamelobject binnen een wegwerpcultuur: ging er eentje dood, kocht men een nieuw kleurrijk exemplaar.

Waar dat vandaan kwam, was niet belangrijk. De jacht op de vogels, in combinatie met de druk van de mens op hun biotoop, zorgde er voor dat verschillende soorten uitstierven. Tenminste, in het wild, want dankzij de strooptocht leeft ze soms in gevangenschap nog voort. Een voorbeeld is de Spix’ ara. Die leefde oorspronkelijk in Brazilië maar is daar feitelijk uitgestorven. De vogel was al van nature zeldzaam en bracht stropers veel geld op.

België vierde deze week 30 jaar CITES. Want het was pas onder druk van natuurverenigingen dat ons land uiteindelijk in 1984, hetzelfde jaar als Nederland, de handtekening onder het verdrag plaatste. Nochtans was België, dankzij het koloniaal verleden en nauwe band met centraal-Afrika, geen onbekende voor bijvoorbeeld de ivoorhandel. In 1981 zag de Belgische douane zo 250.000 kilo ivoor passeren, goed voor 20.161 olifanten. De noodzaak van de Belgische deelname in CITES werd nog maar eens duidelijk gemaakt toen 2 maanden voor de inwerkingtreding het WWF 27 goudkopleeuwaapjes vond bij een handelaar in Westerlo. Dat was toen zowat 10 procent van de wereldpopulatie, perfect legaal volgens de Belgische wetgeving. Het geval kreeg internationale aandacht in de pers en de meeste dieren keerden veilig terug naar Brazilië. Acht aapjes belanden in de Antwerpse Zoo, dat stamboekhouder van de soort werd.

Handel
In de jaren zestig en zeventig groeide de bezorgdheid en zagen tal van verdragen en organisaties het licht om soorten te beschermen. In 1973 werd CITES opgericht, voluit Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora. De overgrote meerderheid van de landen volgt vandaag de CITES-normen, die de handel van wilde dieren, planten en afgeleide producten regelt door soorten op een Bijlagelijst te plaatsen. Bijlage I bevat met uitsterven bedreigde soorten die niet verhandeld mogen worden. De dieren en planten van Bijlage II hebben wat meer ademruimte maar om verslechtering tegen te gaan is de handel streng gereglementeerd. Op Bijlage III staan soorten waarvan minstens één thuisland de in- en export in het oog wil houden.

Bij handel in bedreigde soorten denken mensen vaak aan reuzenpanda’s en olifanten, maar dat zijn slecht twee van de 5.600 veelal onbekende dieren op de lijsten. Het grootste deel van de soorten, zo’n 30.000, zijn trouwens planten. Een voorbeeld is de Prunus africana, waarvan de schors in verschillende medicijnen wordt verwerkt. De soort staat op Bijlage II maar voor sommige exportlanden is de handel verboden. In Kameroen, waar ze ook op een duurzame manier schors oogsten, mag handel wel, met een quotum van 634.763 kilogram. Het zijn zulke regels waarmee CITES de internationale handel duurzaam, legaal en traceerbaar wil houden om soorten te beschermen.

Een belangrijke rol is daarvoor weggelegd voor de douane. Soms haalt een lachwekkende smokkelpoging de pers, zoals een Nederlander die in 2011 veertien kolibries in zijn onderbroek had genaaid. De vogeltjes waren op de zwarte markt zo’n elk 700 euro waard en de ontdekking leidde uiteindelijk tot een opgerold ‘kolibrienetwerk’.

Maar smokkelaars gaan vaak ernstiger en inventiever te werk. Dieren krijgen een andere soortnaam en vervalste documenten mee. Ivoor zit verstopt in staande klokken of houten beeldjes. Als smokkelwapen worden ook kinderen ingezet of maken smokkelaars gebruik van iemands diplomatieke status.

Vernietiging ivoor

Ivoorhandel is nog steeds big business. In 2013 werd over de hele wereld 41 ton ivoor in beslag genomen. Douane, politie en CITES-inspectiediensten in België hebben vandaag meer dan 500 kilogram in stock liggen. Minister van Leefmilieu Laurette Onkelinx (PS) kondigde afgelopen maandag op een symposium naar aanleiding van 30 jaar CITES België aan dat ons land die stock zal vernietigen. Dat gebeurt op 9 april, aan de vooravond van Europees overleg over nieuwe maatregelen tegen de illegale dieren- en plantenhandel. ‘De boodschap die we daarmee willen geven is dat de stroperij van olifanten een plaag is die we moeten uitroeien, en dat de ivoorsmokkel die daarvan het gevolg is tot mislukken is gedoemd, omdat de inbeslaggenomen voorraden nooit zullen worden geregulariseerd’, aldus Onkelinx.

Als antwoord daarop zette onder andere de Belgische federale politie in 2004 EU-Twix op, een database die gebruikt wordt binnen de EU-lidstaten. EU-Twix bevat niet alleen gegevens om geconfisqueerde goederen of soorten te identificeren maar deelt ook informatie over inbeslagnames en overtredingen. Veel douanes werken ook mee aan een mailinglijst, het CITES Airport News, waarmee ze collega-diensten over de hele wereld snel kunnen verwittigen wanneer iemand van hun personeel bijvoorbeeld een nieuwe smokkelmethode voor ivoor ontdekte. Dat verkleint de kans dat eenzelfde trucje in een andere (lucht)haven wel lukt.

Eigen kweek
Voor elk succesverhaal valt ook wel een mislukking op te tekenen. De Strombus gigas (roze vleugelhoorn) is de oester van de Caribische Zee: smakelijk slakkenvlees, een mooie schelp die goed verkoopt aan toeristen. En als je geluk hebt, ontdek je een parel in de schelp. Overbevissing was het onvermijdelijke gevolg. De soort staat sinds 1992 op CITES-Bijlage II en voor alle eilandjes in de Caribische Zee gelden quota. Op sommige plaatsen heeft dat gewerkt, op andere plekken, zoals de Dominicaanse Republiek, blijft de overbevissing.


Immers: zolang er vraag is, is er jacht. Misschien ligt de oplossing dan in duurzame kweek, zoals bij kaviaar. De steur kent verschillende bedreigingen zoals milieuvervuiling of een overvloed aan dammen in de rivier. De jacht op het dier wordt grotendeels gevoed door de jacht op hun eitjes. Er zijn dan ook bedrijven, ook in België en Nederland, die steuren kweken voor hun kaviaar. Daardoor is er geen wildvang meer nodig en wordt de kwaliteit van de kaviaar gegarandeerd, de vervuilde rivieren indachtig.


Maar aquacultuur en bij uitbreiding kweek is niet zaligmakend. Om te beginnen kunnen er dieren ontsnappen en zich vermengen met de natuurlijke populaties, wat mogelijk tot (minder vruchtbare) hybriden oplevert. Bovendien kan op die manier wildvang toch legaal verhandeld worden. Via vervalste documenten kunnen vissen plots van een andere soort zijn, verdacht veel kaviaar opleveren of zelfs voor eitjes zorgen wanneer ze nog niet geslachtsrijp zijn.  


En er zijn nog meer klachten over CITES. De complexe en tijdrovende papierwinkel is voor veel kwekers een domper en in bepaalde gevallen zelfs een reden om een soort links te laten liggen. Ook de controles zijn niet overal even streng. Om te beginnen is er geen controle op illegale handel binnen de landsgrenzen en voorts zijn douaniers in ontwikkelde landen beter uitgerust om smokkelaars te ontwapenen. Aan dat laatste probeerde de World Customs Organization in 2011 alvast iets te doen via Operatie Gapin, waarbij douaniers van veertien Afrikaanse landen in Brussel en Zürich werden opgeleid. De Afrikanen leerden bij over smokkelen en sturen nu zelf ook enthousiast e-mails met waarschuwingen rond.


De strijd tegen stroperij op begeerde zeldzame soorten kent dus een wisselend succes. Met de vicuña kwam het gelukkig wel goed. In 1975 plaatste CITES het dier op Bijlage I. Sindsdien steeg hun aantal en 12 jaar later kon voor het eerst een deel van de populatie afzakken naar Bijlage II. In 2008 waren er alweer 350.000 vicuñas en de lokale bevolking verhandelt weer hun wol. Duurzame Andessjaaltjes zijn opnieuw te koop. Voor wie het geld heeft.