Volgens de NASA, was 2017, het één na warmste jaar sinds 1880. Maar de NOAA en het UK Met Office plaatsten 2017 op de derde plaats. De El Niño van 2015 en 2016 verstoorde het beeld. Volgens mij was 2017 gewoon weer het warmste jaar.
De afgelopen week publiceerden de belangrijkste organisaties die de opwarming van de aarde in de gaten houden, hun resultaten voor 2017. Deze organisaties zijn: de National Aeronautics and Space Administration (NASA), de National Oceanic and Atmospheric Administration (NOAA) in de Verenigde Staten en de UK Met Office. De laatste is het nationale, meteorologische instituut van het Verenigd Koninkrijk, dat te vergelijken is met het KNMI in Nederland en het KMI in België. Alle drie zijn ze het er over eens, dat het afgelopen jaar prima past in de reeks van: warm, warmer, warmst.
Waar men het op het eerste gezicht niet helemaal over eens is, blijkt de positie van 2017 in de reeks van warme jaren, te zijn. Volgens de NASA was het afgelopen jaar het één na warmste jaar. Bij hen blijft 2016 aan de top. Bij de NOAA, en het UK Met Office belandt het afgelopen jaar op de derde plaats. Waar de drie organisaties het wel over eens zijn is dat 2015, 2016 en 2017 de drie warmste jaren zijn, sinds men in 1880 met betrouwbare metingen begon. Ook is men het erover eens dat van de zeventien warmste jaren in die periode, er zestien in deze eeuw vallen. Ik had dan ook verwacht dat 2017, evenals het huidige jaar, wel weer het warmste jaar ooit zou zijn geweest. Niet dus.
Deze drie organisaties baseren hun mening op duizenden gegevens die zowel op het land als op de zee, die 71% van het aardoppervlak bedekt, worden verzameld. De verschillen komen slechts voort uit de manier waarop dit gebeurt en de wijze waarop de gegevens in modellen worden verwerkt. Zo maakt het UK Met Office gebruik van de in 2012 ontwikkelde, geavanceerde, gedigitaliseerde, mondiale HadCRUT4 temperatuurdataset. Over het algemeen zijn de temperaturen voor 2017 en 2015, het jaar waarin het bejubelde klimaatakkoord van Parijs werd bereikt, vrijwel gelijk. Maar er is een groot verschil: de El Niño 2015-16.
Wat is een El Nino?
We spreken van een El Niño, als het water voor de kust van Peru, in het oostelijk deel van de Stille Oceaan, warmer dan gemiddeld is. Hierdoor liggen vervolgens de hoge -en lagedrukgebieden anders en zwakken de passaatwinden af. Het gevolg is, dat het weer in bepaalde gebieden heel anders dan normaal is. De ‘Southern Oscillation Index’ is een maat voor de sterkte van een van El Niño. Deze index bestaat uit het luchtdrukverschil, tussen Darwin in Australië en Tahiti, dat één van de 118 eilanden van Frans-Polynesië is. Het eiland ligt halverwege Australië en Zuid-Amerika. Sinds 1866, wordt dit luchtdrukverschil gemeten. Bij een El Niño is het verschil lager dan normaal. Gezien deze relatie wordt het verschijnsel de El Niño–Southern Oscillation, ENSO, genoemd.
ENSO heeft een warme, neutrale en koude fase. Die indeling ervan heeft te maken met de opwarming of juist de afkoeling van het zeewater voor de kust van Peru en langs de evenaar in de oostelijke Stille Oceaan. Hierbij spelen de passaatwinden een belangrijke rol. Gewoonlijk blazen deze constante oostenwinden, het warme oppervlaktewater naar het westen, in de richting van Indonesië. Om deze waterverplaatsing aan te vullen komt er voor de kust van Peru, koud en voedselrijk water uit de diepzee omhoog. Dat verschijnsel wordt opwelling genoemd. Er is dan veel vis voor de kust te vangen. Door deze verplaatsing van warm en koud water langs de evenaar, is er respectievelijk sprake van een (warme) El Niño en een (koude) La Niña. Beide hebben grote gevolgen voor het mondiale klimaat.
De ENSO veroorzaakt in de tropen, een keten van effecten rondom de wereld. Deze verlopen in een relatief vast patroon. In Europa is de invloed ervan relatief klein, maar niet afwezig. Zo regent het, bij een El Niño, in Spanje en Portugal in de herfst iets meer. In Nederland krijgen we, na een sterke El Niño, in het oosten van het land dikwijls een nat voorjaar. In delen van Scandinavië is de winter na een El Niño dan weer gemiddeld wat strenger dan normaal. Deze reactie is in Nederland niet aangetoond. Wel is hier het voorjaar weer iets droger na een la Niña. Al met al is de hand van dit natuurverschijnsel in Europa, een zachte hand.
De Oceanic Niño Index, ONI, is een methode die door NOAA wordt gebruikt, om vast te kunnen stellen in welke fase een ENSO zich bevindt. Hierbij wordt gedurende een aantal maanden de oppervlakte temperatuur van het zeewater, in een vast omlijnd gebied langs de evenaar, in de Stille Oceaan gemeten. Zo wordt niet alleen onderscheid gemaakt tussen de verschillende ENSO-fasen, maar kan er ook een indeling op grond van de kracht ervan worden gemaakt. Zo maakt men onderscheid tussen een zwakke, gematigde en sterke El Niño en El Niña. Wat de eerste categorie betreft was dat niet voldoende. Er is nog een categorie: die van de super El Niño’s. Dat zijn de drie bijzonder sterke El Niño’s in 1982-83, 1997-98 en 2015-16. Deze super El Niño’s hebben grote gevolgen gehad.
Drie super El Niño’s
Bij die van 1982-83 werd men er ineens mee geconfronteerd. Men was er helemaal niet op voorbereid. Er waren grote overstromingen in het zuiden van de VS, er heerste droogte in Indonesië en Australië en er viel nauwelijks sneeuw in het noorden van de VS. De geschatte economische schade bedroeg zo’n US$ 8 miljard. Ook was dit natuurverschijnsel de aanleiding van een extra onderzoeksinspanning, waardoor er een internationaal monitoringssysteem langs de evenaar in de Stille Oceaan, werd opgezet. Later werd het een bouwsteen van het beroemde Global Ocean Observing Systeem, GOOS. Tegenwoordig zijn de verschillende ENSO-fase goed te voorspellen.
Hierdoor was men beter voorbereid op de volgende super El Niño, die van 1997-98. Dat was toevallig ook het internationale VN-jaar van de oceaan. Die kreeg hierdoor veel aandacht. Deze El Niño leidde tot gigantische regenbuien en overstromingen in Californië, en tot één van de ergste droogtes in Indonesië. En zo werd 1998 het warmste jaar ooit. Belangrijker was dat de toenmalige vice-president van de VS, Al Gore, wel degelijk luisterde naar de adviezen van de wetenschappers. Hij nam maatregelen, waardoor de schade in Californië meeviel. In 1998-99 werd deze El Nino afgelost door een sterke La Niña. De economische schade hiervan was ook groot.
Op welke manier een El Niño bijdraagt aan de natuurlijk CO2-uitstoot, blijkt uit de gegevens die een speciale satellieten hierover verzamelen. Zo werd in 2014 de Orbiting Carbon Observatory-2 (OCO-2) van de NASA, in een baan om de aarde gebracht. Elke dag doet deze satelliet 100.000 CO2-metingen. Op die manier is het mogelijk om precies na te gaan hoe de super El Niño 2015-16, bijdroeg aan de geconstateerde CO2-piek. Zo heerste er in het tropische oosten en zuidoosten van Zuid-Amerika droogte. 2015 was hier het droogste jaar in dertig jaar. Hierdoor nam de vegetatie minder CO2 op. In tropisch Afrika regende het toen erg veel, terwijl het er ook heel warm was. Daardoor nam de compostering toe. En zo kwam er meer CO2 vrij. In Azië en met name in Indonesië, waren er veel bos- en veenbranden, die veel CO2 in de atmosfeer brachten. Gezamenlijk werden er door deze El Niño getroffen gebieden, drie gigaton C02 extra in de atmosfeer gebracht. Hierdoor ontstond de CO2-piek.
Hoe zit dat nu met 2017?
De super El Niño 2015-16, speelde zich vooral af in het eerste jaar en in de eerste vier maanden van 2016. Het vorige jaar was de invloed van deze El Niño uitgewerkt. Wel begon zich tegen het einde ervan, een La Niña te ontwikkelen. Volgens het Amerikaanse Climate Prediction Center piekt deze zwakke tot gematigde La Niña de komende maanden. In de lente is het over. Daarom lag, wat dit natuurverschijnsel betreft, een verlaging van de temperatuur in 2017, voor de hand. Maar dat gebeurde niet. Hoe kan dat?
Volgens de meeste onderzoekers, is dit het gevolg van de antropogene opwarming die door de uitstoot van broeikasgassen, ontstaat. Die uitstoot was in 2016, evenals in de twee ervoor liggende jaren, relatief gezien, gering. Dat kwam onder andere door verminderingen van de CO2-uitstoot, in zowel de VS als in China. Even dacht men daarom, dat de doelstellingen van Parijs, werkelijk haalbaar zouden zijn. Maar in 2017, nam de mondiale uitstoot alweer met 2% toe. Dat kwam vooral door een forse (3,5%) verhoging van de uitstoot van China en geen of nog nauwelijks een vermindering van de uitstoot van de VS, waar Trump nu de scepter zwaait. Bovendien was er, wat te verwachten is, een groei van de uitstoot in de ontwikkelingslanden. De hoge plaats van 2017, in de snelgroeiende lijst van warmste jaren, is het gevolg van de uitstoot van broeikasgassen door de activiteiten van ruim 7,5 miljard mensen.
Volgens de NASA, is het statisch mogelijk, de natuurlijke opwarming en afkoeling door het ENSO-verschijnsel, uit de gegevens te filteren. Hetzelfde kan ook gedaan worden met de gevolgen van grote vulkaanuitbarstingen, zoals die van de Pinatubo vulkaan op de Filippijen in juni 1991. Deze vulkaan braakte toen 10 km3 materiaal uit en slingerde gigantische hoeveelheden as de lucht in. Het gevolg ervan was, dat er grote hoeveelheden stof en fijnstof in de stratosfeer belandden. Hierdoor daalde de gemiddelde, mondiale temperatuur op aarde, ongeveer 0,5 °C. Het resultaat van deze berekening van de NASA, levert de bovenstaande figuur op. Hieruit blijkt ook, dat 2017 toch weer een topjaar was. Gelukkig maar. Het is dan toch de mens die de boel op stelten zet.