We leven in een streek met verschillende daglengtes en vier seizoen. Hoe komt dat nu? Hoe ontstaan die seizoenen? Weerman Bram Verbruggen legt het uit.
Er wordt al wel eens geklaagd over ons het weer. Te koud, te warm, te nat, te droog… voor sommigen is het nooit goed. Nochtans zijn wij gezegend met onze breedteligging. Het zorgt voor vier seizoenen en een gematigd klimaat, wat voor onze streken aan de oorsprong ligt van onze welvaart.
Rond de evenaar zijn de dagen veeleer eentonig. De dagen zijn er ongeveer allemaal even lang en het weer is er ongeveer elke dag hetzelfde: warm met een droog seizoen en een nat seizoen.
Wij leven in een streek met meer variatie, een streek met verschillende daglengtes en vier seizoen. Maar hoe komt dat nu? Hoe ontstaan die seizoenen?
De vier seizoenen die wij kennen zijn het gevolg van de schuine stand van de aardas. De aarde draait rond de zon, maar ze doet dat gekanteld onder een hoek van 23.5 graad. Hierdoor wordt de aarde elke dag van het jaar lichtjes anders belicht. Dat wil dus zeggen dat de zon elke dag van het jaar op een andere hoogte boven de horizon staat en dat de lengte van elke dag verschilt. Aan de polen zijn die dagelijkse verschillen veel groter dan aan de evenaar.
Bij het begin van de astronomische lente en astronomische herfst staat de zon loodrecht op de evenaar. Dag en nacht duren dan ongeveer even lang. “Ongeveer” want er zit wel een paar minuten verschil op als gevolg van de breking van zonnestralen door de atmosfeer en het feit dat de zon geen puntbron is, maar dat leidt ons hier te ver… Dag en nacht even lang dus, we spreken van de "equinox”. Voor onze astronomische lente is dat meestal op 21 maart, voor de herfst is altijd rond 23 september, maar het is nog nooit voorgevallen op 21 september, in tegenstelling met wat sommigen op school leren.
Bij het begin van astronomische zomer bij ons, staat de zon loodrecht op de Kreeftskeerkring, dat is de parallel op 23.5° noorderbreedte. In de gebieden boven de Noordpoolcirkel, boven ongeveer 66°, wordt het in die periode niet donker. De zon blijft er een aantal dagen boven de horizon staan.
Onze astronomische winter begint rond 21 december en dan staat de zon loodrecht op de Steenbokskeerkring, op ongeveer 23.5° zuiderbreedte. Het blijft dan een aantal dagen stikdonker boven de Noordpoolcirkel.
Ten zuiden van de evenaar gaat natuurlijk dezelfde redenering op, maar daar vallen de seizoen uiteraard net omgekeerd in het kalenderjaar. In Australië vieren ze kerstmis in zwembroek.
De schuine as van de aarde zorgt niet alleen voor een andere belichting en dus een dag-nacht verschil, maar ook voor een verschillende verwarming van de aarde. Dat verklaart de temperatuurverschillen tussen zomer en winter. Aan de evenaar zijn die verschillen minimaal, maar noordelijker en zuidelijker zijn ze groter. En zo krijgen wij vier seizoen met bij ons verschillende temperaturen en verschillend weer.
We hebben het tot nu toe altijd gehad over de astronomische seizoenen, de 4 seizoenen die bepaald worden door de hoogte van de zon als gevolg van de schuine stand van de aarde. Maar er bestaat ook zoiets als de “meteorologische” of “weerkundige seizoenen”. Dat is een seizoensindeling die in het leven is geroepen door klimatologen omwille van praktische redenen. Gemiddeldes berekenen van de eerste van een maand tot de laatste dag van een maand is nu eenmaal eenvoudiger en statistisch correcter dan rekening te moeten houden met astronomie. Een meteorologisch seizoen duurt altijd drie maanden en loopt dus van dag 1 van maand 1 tot de laatste dag van de 3e maand. Zo loopt de klimatologische lente bij ons bijvoorbeeld van 1 maart tot 31 mei.