Als buitenaardse wezens op aarde landen, welke vraag zouden ze ons dan als eerste stellen? De Britse bioloog Robert May vroeg het zich in het vakblad Science af. ‘Hoeveel verschillende levensvormen herbergt jullie planeet?’, zouden ze volgens May vragen. Waarop wij met het schaamrood op de wangen zouden antwoorden dat onze beste schattingen van het aantal levensvormen dat bestaat uit complexe cellen – de zogenoemde eukaryoten, waaronder planten en dieren – tussen vijf en tien miljoen liggen, maar dat sommige wetenschappers ook op drie of honderd miljoen uitkomen. En, euh, van het aantal bacteriën hebben we eigenlijk geen idee.
Volgens May gaan we bovendien niet echt efficiënt te werk. Ongeveer een derde van de taxonomen concentreert zich op gewervelde dieren, hoewel die vermoedelijk maar goed zijn voor één procent van het totale aantal soorten. Nog een derde focust op planten, goed voor tien procent van het totaal, en een laatste derde op ongewervelden, die zo’n negentig procent van de soorten op aarde vertegenwoordigen.
We maken er ook nog eens een boeltje van. Door een gebrek aan overzichtelijke en breed toegankelijke collecties zijn we niet zeker van het aantal soorten dat we wél hebben ontdekt. Naar schatting twintig procent van de beschreven soorten zijn synoniemen, waarbij wetenschappers exemplaren van eenzelfde soort als verschillende soorten optekenden. Er zijn op dit moment zo’n 1,9 miljoen soorten beschreven, maar daarvan zijn er dus wellicht slechts anderhalf miljoen uniek.
Doden en tellen
Hoe begin je in godsnaam aan het in kaart brengen van de biodiversiteit? Sommige wetenschappers baseren zich op het aantal soorten dat is beschreven in gebieden met een gematigd klimaat, om een idee te krijgen van het aantal soorten in de tropen en, bij uitbreiding, op aarde. Zij gaan ervan uit dat de soortenrijkdom in gematigde streken beter is bestudeerd en dat er in de tropen twee à drie keer meer soorten voorkomen. Anderen gebruiken het aantal grote soorten, dat beter bestudeerd is, om een idee te krijgen van het aantal kleine. Of ze extrapoleren een intensief onderzochte kleine oppervlakte naar de hele zeebodem of het volledige regenwoud. Zo maakte entomoloog Terry Erwin begin jaren 1980 gebruik van de kill ‘em and count ‘em- techniek. Erwin behandelde een boomkruin in het regenwoud in Panama met insecticide en ving al wat naar beneden viel op in een net. Hij telde zo’n duizend nieuwe keversoorten. Op basis van allerlei veronderstellingen – onder meer over het aantal boomsoorten, het aantal insecten dat gebonden is aan één boomsoort en het aandeel van insecten in het totale aantal soorten – schatte hij dat er zo’n 100 miljoen soorten zijn, een getal dat sindsdien fors naar beneden is bijgesteld.
In 2011 schatte een internationaal team wetenschappers in PLOS Biology het totale aantal soorten op 8,7 miljoen, met een foutenmarge van 1,3 miljoen. Ze baseerden zich daarbij op een patroon in het classificatiesysteem, dat soorten onderverdeelt in geslachten, die op hun beurt deel uitmaken van families, enzovoort. Hoe hoger je opklimt in de hiërarchie, hoe kleiner de aantallen en hoe beter die gekend zijn. Ze voorspelden het aantal soorten door een lijn te trekken door het aantal beschreven geslachten, families, ordes, klassen en stammen.
Laat je de wilde gokken buiten beschouwing, dan kom je op zo'n 5 miljoen soorten uit, met een foutenmarge van 3 miljoen
Komen we dichter bij de waarheid? In 2014 meldden Australische onderzoekers die alle schattingen in de voorbije decennia onder de loep namen, dat die niet naar één bepaald getal toe bewegen. Een bewering die andere wetenschappers dan weer tegenspreken: laat je de ‘wilde gokken’ weg, en kijk je enkel naar de beter onderbouwde schattingen die netjes met foutenmarges werken, dan kom je op 5 miljoen soorten uit, met een foutenmarge van 3 miljoen, besloten biologen in Science.
1 miljoen bedreigde soorten?
Hoe komen de wetenschappers van het IPBES dan aan 1 miljoen bedreigde soorten? Het volledige rapport met alle details is nog niet vrijgegeven. Maar navraag bij IPBES leert dat de experts hebben gekeken naar de Rode Lijst van de International Union for the Conservation of Nature (IUCN), die de status van 93.579 (vooral gewervelde) soorten bijhoudt. Het aandeel met uitsterven bedreigde soorten (die als ‘kwetsbaar’, ‘bedreigd’ of ‘kritiek’ op de lijst staan), is voor diverse planten- en diergroepen gemiddeld 25 procent, aldus de wetenschappers. Over insecten is veel minder geweten. Een voorzichtige schatting van 10 procent bedreigde soorten is volgens de onderzoekers redelijk, gebaseerd op de Rode Lijst voor Europa (de regio met de beste data), waar 9,2 procent van de bijensoorten, 8,6 procent van de vlinders en 17,9 procent van de bepaalde keversoorten met regionaal uitsterven bedreigd zijn.
'Het is een ruwe schatting. Maar het is de best beschikbare, en ze is precies genoeg om de uitdaging waar we voor staan duidelijk te maken'
Vervolgens gaan de wetenschappers ervan uit dat insecten goed zijn voor driekwart van de dier- en plantensoorten. Als dan tien procent van de insecten bedreigd is, en een kwart van de andere dier- en plantensoorten, dan kom je op basis van ruim acht miljoen dier- en plantensoorten (de 8,7 miljoen uit PLOS Biology, zonder de schimmels) op ongeveer een miljoen bedreigde soorten uit. ‘Het is eerder een ruwe schatting dan een precies cijfer’, klinkt het bij IPBES. ‘Maar het is de best beschikbare schatting, en ze is precies genoeg om dienst te doen als bewijs voor de omvang van de uitdaging waar we voorstaan als we het verlies aan biodiversiteit willen voorkomen.’