Offshore windparken moeten een netto-positieve impact hebben op biodiversiteit. Uit onderzoek bij de windparken Borssele 1&2 voor de Zeeuwse kust blijkt dit voor kabeljauw alvast te lukken.
Vijfenveertig Atlantische kabeljauwen (Gadus morhua) en twaalf Europese zeekreeften (Homarus gammarus) werden om hun bewegingen te kunnen volgen voorzien van akoestische zenders of tags. De kabeljauwen worden beschouwd als een sleutelsoort, een belangrijke soort voor het functioneren van het plaatselijke ecosysteem. Uit analyse van hun bewegingen blijkt dat ze zich door de kunstmatige riffen bij de windmolens aangetrokken voelen en graag in die omgeving blijven. Dit is een aanwijzing dat de riffen ook voor andere soorten vis, zee- en bodemleven geschikte biotopen kunnen zijn.
Voor kreeften blijken de riffen dan weer minder aantrekkelijk te zijn. Binnen een dag nadat ze er werden uitgezet, waren de meeste vertrokken. Slechts enkele kreeften bleven een paar dagen en migreerden dan weer verder. Verklaring is onder meer dat de kreeften in de riffen onvoldoende holtes vinden waarin ze zich kunnen verschuilen. Opmerkelijk is wel dat de kreeften op en rond de riffen duidelijk trager lopen, mogelijk omdat ze dan aan het foerageren zijn. Weer boven open zand lopen ze veel harder.