Volgens milieuorganisatie Greenpeace is een nieuwe test in staat om gewassen veredeld met moderne gentechnieken zoals CRISPR-Cas te detecteren. Zo zouden ze van de Europese markt kunnen worden geweerd. ‘Dit toont aan hoe absurd we in Europa bezig zijn.’
Waar gaat dit over?
In 2018 besliste het Europese Hof voor Justitie dat gewassen die zijn veredeld met nieuwe technieken zoals CRISPR-Cas onder de regelgeving voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo) vallen. Met die technieken kunnen veredelaars kleine wijzigingen in het genetisch materiaal aanbrengen. Anders dan bij ‘echte’ ggo’s, hoeft daarbij geen vreemd DNA te worden binnengebracht.
Wetenschappers hebben al herhaaldelijk opgeroepen die beslissing te herzien. Ze vrezen dat die een rem zal zetten op innovatie doordat gewassen die met moderne gentechnieken zijn veredeld de dure markttoelatingsprocedure voor ggo’s moeten doorlopen.
Ze wijzen er bovendien op dat minder precieze veredelingsmethodes zoals random mutagenese – waarbij straling willekeurig grote aantallen mutaties veroorzaakt – niet onder de strenge ggo-regels vallen. Ook de eigen wetenschappelijke adviesraad van de Europese Commissie riep al op de regelgeving te herzien.
Wat is het probleem?
Veredeling met genbewerkingstechnieken zoals CRISPR-Cas brengt kleine wijzingen aan het in DNA. Ook klassieke veredeling of andere technieken, zoals random mutagenese, kunnen in principe dergelijke mutaties veroorzaken. Bij een klassiek genetisch gemodificeerd gewas, is het geïntroduceerde genetisch materiaal een duidelijke ‘handtekening’ die toelaat zo’n ggo te herkennen. Maar aan een mutatie kan je niet zien met welke techniek die is veroorzaakt. Dat maakt het moeilijk en in veel gevallen onmogelijk om gewassen die met moderne technieken zijn veredeld te herkennen en van de markt te weren. De Europese vereniging van laboratoria die met die taak zijn belast, wees er al op dat de huidige regelgeving moeilijk te handhaven is.
Wat meldt Greenpeace?
In een door Greenpeace en andere milieuorganisaties gefinancierde studie claimen wetenschappers een methode te hebben ontwikkeld om een met genbewerking veredelde koolzaadvariëteit te detecteren. Het gaat om herbicidetolerant koolzaad ontwikkeld door de Amerikaanse veredelaar Cibus. Europese autoriteiten kunnen de techniek bij controles gebruiken om te vermijden dat het koolzaad illegaal op de markt komt, aldus Greenpeace. Op dezelfde manier zouden tests kunnen worden ontwikkeld om andere, soortgelijke gewassen op te sporen.
Hoe werkt de test?
Eén mutatie zorgt ervoor dat de koolzaadplanten bestand zijn tegen bepaalde herbiciden. Op de plaats waar in het gen AHAS1C van de plant normaal een lettertje G staat, zit in de plant van Cibus een T. Dat leidt tot de verandering van één aminozuur in het AHAS1C-eiwit. De test is in staat die mutatie op te sporen.
Is dit een doorbraak?
Daarover zijn de meningen verdeeld. Volgens Greenpeace wel. De Europese zaadveredelingssector vindt het ‘veel gedoe om niks’.
De test laat namelijk toe om één specifieke mutatie te detecteren, maar kan niet aantonen hoe die mutatie daar is gekomen. Volgens Euroseeds lost dit dus niets op. Ook de European Plant Science Organisation (EPSO) wijst erop dat een mutatie detecteren niets zegt over de oorsprong van die mutatie.
‘Een puntmutatie detecteren is helemaal niet moeilijk’, zegt René Smulders (Wageningen Universiteit). ‘Dat is routine in het lab. In dit geval weten we dat genbewerkingstechnieken zijn gebruikt omdat het bedrijf dat heeft gemeld. Maar de test zelf toont dat niet aan.’
‘Je moet als overheid kunnen hardmaken dat je terecht een partij uit de handel laat nemen. Dat lijkt met deze test onmogelijk’
Greenpeace erkent dat de test geen uitsluitsel geeft over de gebruikte methode. Maar dat hoeft volgens de milieuorganisatie ook niet. ‘De Europese regelgeving vereist niet dat je de gebruikte techniek identificeert, enkel het ggo zelf.’
Daar knelt volgens Smulders het schoentje. ‘Om ggo’s te detecteren zoek je in het DNA naar de specifieke genen die zijn geïntroduceerd, meer bepaald naar de overgang tussen het geïntroduceerde gen en het DNA van de plant’, legt Smulders uit. ‘In dat geval is er geen twijfel mogelijk over de manier waarop die genen in de plant zijn geraakt. Dat is hier anders. Het is niet ondenkbaar dat iemand anders met klassieke mutagenese dezelfde mutatie in koolzaad introduceert. Wanneer je dus enkel naar die mutatie op zoek gaat, loop je het risico een gewas ten onrechte als ggo te bestempelen. Je moet als overheid kunnen hardmaken dat je terecht een partij uit de handel laat nemen. Dat lijkt met deze test onmogelijk.’ De bevoegde experts bij de Europese Commissie hebben zich nog niet over de kwestie uitgesproken.
Wel of geen gentechniek?
Volgens een statement van de Europese zaadveredelingssector is de als voorbeeld gebruikte koolzaadvariëteit bovendien niet het resultaat van genbewerking. Cibus zou hebben bevestigd dat de mutatie in kwestie het gevolg is van zogenoemde spontane somaklonale mutatie. ‘Wanneer je dergelijke moderne veredelingsmethodes gebruikt, is in vitro weefselkweek een noodzakelijke tussenstap’, legt Smulders uit. ‘Ook dat veroorzaakt willekeurige mutaties. De planten die je verkrijgt bevatten dus zowel die willekeurige als gerichte mutaties. Je kan het verschil niet zien, dus of een mutatie het gevolg is van het ene of het andere proces kan je enkel via kansberekening achterhalen.’
Aan de Canadese voedselveiligheidsautoriteit liet Cibus weten te veronderstellen dat de bewuste mutatie in het herbicidetolerante koolzaad het gevolg is van willekeurige mutatie.
‘Dit geeft wel aan hoe absurd we in Europa bezig zijn als we eenzelfde puntmutatie op verschillende manieren reguleren’, vindt Smulders. ‘Laten we in plaats daarvan onze energie stoppen in de verduurzaming van de landbouw, met alle technologie die we daarvoor ter beschikking hebben.’