Nu het vaker lang droog is, moeten we planten telen die tegen een stootje kunnen. Boeren zaaien daarom de granen, maïs of aardappelen die het best presteerden de voorbije, vaak droge, jaren. Er zijn ook nieuwe teelten die hun intrede doen in Vlaanderen: quinoa en kikkererwt bijvoorbeeld. Kunnen de Vlaamse boeren zomaar van het ene jaar op het andere overschakelen op zo’n nieuwe teelt?
Om een teelt haalbaar en rendabel te maken voor een landbouwer, is er meer nodig dan een geschikte plek. Onderzoekers en plantenveredelaars zoeken alvast volop naar variëteiten van onze gangbare teelten die aangepast zijn aan ons klimaat, vandaag en in de toekomst. Door het veranderend klimaat en maatregelen die we nemen in het landschap om het effect ervan te milderen, doen ook ‘nieuwe teelten’ hun intrede in Vlaanderen: quinoa, kikkererwt, hennep, miscanthus, lisdodde, ….
De uitrol van nieuwe teelten vraagt een stabiele afzetmarkt, kennis over hoe je die teelt in de praktijk moet aanpakken, de beschikbaarheid van de juiste machines om te oogsten en te verwerken, een haalbare inpassing in de activiteiten van het landbouwbed
De uitrol naar de praktijk klinkt evident, maar makkelijk is het niet. Stel, je bent een landbouwer in Vlaanderen. Je landbouwbedrijf draait helemaal op maat van de teelten waarin je je specialiseert, hoe die elkaar opvolgen in de rotatie, je deed de nodige investering in machinerie en opslagruimte, je zocht de geschikte afzet voor je product en je ontwikkelde de nodige kennis en expertise. Elk van die nieuwe teelten vraagt kennis over hoe je die teelt in de praktijk moet aanpakken en de juiste machines om te oogsten en te verwerken. Bovendien moeten er kopers zijn voor wat je produceert. Je kan nog zoveel toepassingen bedenken voor het miscanthus dat goed gedijt op slechte gronden, als er geen bedrijven zijn die jouw oogst willen afnemen voor een goede prijs, dan heeft het weinig zin. Tenslotte is er heel wat wetgeving die vaak niet aangepast is aan de nieuwe teelten. Dat gaat dan over het gebruik van herbicides, het gehalte van bepaalde actieve stoffen in sommige teelten, ...
Media en betrokken partijen suggereren nochtans regelmatig dat nieuwe teelten de oplossing zijn voor sommige nieuwe uitdagingen. Enerzijds verwachten we van landbouwers dat ze zich aanpassen aan de droogtes die steeds vaker voorkomen en liefst zonder water te halen uit kwetsbare waterlopen. Anderzijds verwachten we ook dat ze (delen van) hun velden in de vallei mee vernatten om meer water te bufferen in het landschap. Dat is uiteraard essentieel om onze landbouw future-proof te houden. Het is ook een taak van ons allemaal. Toch kunnen boeren allicht hulp gebruiken om voldoende wendbaar te zijn om nieuwe dingen uit te proberen, de risico’s te beperken en hun bedrijf voldoende rendabel te houden.
Onderzoekers van ILVO detecteerden die nood en gingen binnen het onderzoeksproject TURQUOISE, een samenwerking met UA en KULeuven, actief aan de slag met mensen die samen met landbouwers en andere actoren naar oplossingen zoeken voor een meer duurzaam watersysteem, de zogenaamde lokale Water+Land+Schaps-coalities. Deze lokale veldexperten uit heel Vlaanderen wisselen kennis en ervaring uit over hoe ze in hun gebied samenwerken met landbouwers, welke maatregelen ze samen toepassen in het landschap, op welke problemen ze botsen en welke aanpakken kunnen werken. Door een soort ‘community’ op te bouwen, verspreiden ze de opgedane kennis en praktijkervaring actief, passen deze lokaal toe en verbeteren ze de aanpak.
Lisdodde wordt vaak naar voor geschoven op plaatsen waar water weer meer ruimte moet krijgen en waar landbouw en natte natuur soms met elkaar in conflict komen te staan. Lisdodde komt in de natuur voor op de oever van rivieren, waar het waterpeil op en neer gaat doorheen het jaar. Lisdodde wordt gebruikt in bouwmaterialen. De pluim en de wortel (als je die vroeg oogst) kunnen gebruikt worden in voedingsindustrie. Daarvoor is het belangrijk dat de velden voldoende groot zijn, zodat de bedrijven zeker kunnen zijn van een voldoende grote leverancier. Lisdodde is ook nuttig voor veevoeder en stalstrooisel, maar de marktprijs hiervan is zeer laag. De productiekost is dan weer hoog, onder meer door de speciale machines met rupsbanden die nodig zijn om op moerassige grond te rijden. Waar de teelt van lisdodde kan dienen om veengebieden te beschermen en meer koolstof op te slaan en de landbouwer vergoed kan worden voor die dienst als ‘carbon farming’ lijkt er dan weer wel een mooi verdienmodel mogelijk. In Vlaanderen zijn de veengebieden schaars, klein en sterk versnipperd en is er alsnog geen rendabel verdienmodel.
Wil je meer weten over nieuwe teelten en hoe je ermee aan de slag kan?
Contacteer dan gerust de B2BE-facilitator. Zij koppelen de partijen die nodig zijn om innovatieve producten in de bio-economie te ontwikkelen, en doorlopen met hen de eerste stappen richting marktintroductie. Op hun webpagina is er ook heel wat informatie te vinden over nieuwe teelten.