Levende fossielen: jonger dan je denkt

De degenkrab is samen met de coelacant een schoolboekvoorbeeld van een 'levend fossiel', een organisme dat amper verschilt van miljoenen jaren oude fossielen. Maar schijn bedriegt.

Coelacant in de collecties van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. (Foto: Jim Pinfold)
Lumilus polyphemus uit de collecties van het KBIN (Foto: Jim Pinfold)
Een levend fossiel is een Brugs huis: authentieke gevel maar met gerenoveerde binnenkant

De stranden van Delaware, aan de oostkust van de VS, zijn elk jaar in mei en juni bezaaid met miljoenen mini-roeibootjes, hun glimmende romp naar boven gekeerd. Draai er eentje om en je schrikt je rot: vijf paar poten grabbelen in de lucht. Dit zijn degenkrabben, buitengewone beesten met een verwarrende naam, want ze zijn eerder verwant aan spinnen en schorpioenen. En hun staart is geen 'degen' maar een peddeltje waarmee ze zich weer op hun buik duwen, vaak tevergeefs. Met de 'Just flip 'em'-campagne willen natuurverenigingen strandgangers aansporen onfortuinlijke degenkrabben met een simpel gebaar van een gewisse dood te redden.

Na tien jaar groeien en vervellen in ondiepe wateren beleven degenkrabben een massa-orgie op het strand: de wijfjes droppen pakketjes van telkens een paar duizend groenachtige eitjes, waarna de mannetjes zich aan haar proberen vast te klinken om de eitjes te bevruchten. Wie dat schouwspel ziet, lijkt een paar honderd miljoen jaar terug in de tijd te reizen, naar een wereld zonder zoogdieren, zonder T. rex of bloemplanten, tot voorbij een massa-uitsterving 250 miljoen jaar geleden, en nog veel dieper in de tijd, 450 miljoen jaar terug, tot bij een zee waarin het krioelde van de trilobieten en van de voorlopers van de huidige degenkrabben.

Brugse huizen

Op het eerste gezicht lijken de huidige soorten als twee druppels water op die verre voorouders, die we kennen van fossielen. Vandaar het epitheton 'levend fossiel', een term die Darwin voor het eerst (en heel behoedzaam) gebruikte in On the Origin of Species. Creationisten misbruiken de term, die ook op de coelacant, de ginkgo-boom of zilvervisjes wordt gekleefd, om aan te tonen dat er bij bepaalde soorten helemaal geen evolutie is geweest.

Maar een huidige degenkrab verschilt wel degelijk van pakweg een fossiele voorouder uit de Duitse Solnhofen-groeve. 'Het is niet omdat een recent organisme erg lijkt op een fossiel, dat er geen evolutie optreedt', zegt collega en bioloog Thierry Backeljau als ik hem op de gang aanspreek over levende fossielen, een term die hij enorm misleidend vindt.

Hij vergelijkt het zo: 'Het zijn Brugse huizen waarvan de oude gevel is behouden, maar de binnenkant is aangepast aan de noden van vandaag.' In een recente studie over kopschildkreeftjes vergeleek een van de auteurs levende fossielen met een Mini: het oorspronkelijke ontwerp van de jaren zestig, dat nog altijd goed verkoopt, maar onder de motorkap is vanalles veranderd: sensoren, airbags, elektrische ruiten.

Winning teams still change

Versteende versies vergelijken met de vandaag levende verwanten is tricky. Fossielen zeggen weinig over de biochemie of over het gedrag. En breng je met een teletijdsmachine de huidige versies samen met de prehistorische, dan zouden ze sowieso geen nakomelingen voortbrengen. Evolutie is namelijk continu en leidt tot steeds groter verschil tussen soorten.

Genetische studies van huidige 'levende fossielen' tonen aan dat de snelheid waarmee hun genetisch materiaal muteert, niet meteen lager is dan bij andere, verwante dieren. Dat bleek recent bij het 'levend fossiel' Lingula, een ongewerveld zeediertje met twee kleppen en een steel. Al meer dan 450 miljoen jaar uiterlijk praktisch dezelfde gebleven, maar zijn genoom is allesbehalve standvastig. Dat hoeft niet te verbazen, het genotype kan sterk veranderen zonder dat je dat aan het uiterlijk - aan het fenotype - merkt. Ook de bestaande DNA-studies van coelacanten - de meest iconische 'levende fossielen' - geven aan dat een groot deel van het genoom niet trager muteert dan bij andere gewervelden. Het Coelacanth Genome Project van het Broad Institute (MIT en Harvard), dat nog aan de gang is, moet daarover wel nog meer uitsluitsel brengen.

Als Sebastien Bruaux, medewerker van de collectie gewervelden, het licht in de bewaarzaal aansteekt en ik door de glasplaat van een enorme bak met sterk water de coelacant in de ogen kijk, ben ik bijna even overdonderd als de Zuid-Afrikaanse bioloog James L. B. Smith. Hij ging in 1939 de eerste gevangen coelacant bekijken in het kleine East London Museum van curator Marjorie Courtenay-Latimer (vandaar de naam van het geslacht: Latimeria). 'That first sight hit me like a white-hot blast and made me feel shaky and queer, my body tingled. I stood as if stricken by stone', schreef hij. Coelacanten - een groep van kwastvinnigen - waren toen al een eeuw bekend, maar alleen van 400 miljoen jaar oude fossielen. En men dacht dat ze samen met de dinosauriërs waren uitgestorven.

Blauw bloed

Mijn favoriete dier is toch de Atlantische degenkrab (Lumilus polyphemus) en de drie andere bekende soorten uit Azië. Het dier zou zijn succes te danken kunnen hebben aan zijn bloed, dat enorm snel klontert, en dus wonden heel snel afschermt voor bacteriën. Opvallend: het bloed is blauw, omdat het zuurstofdragende pigment geen ijzer bevat, zoals bij ons, maar koper. De medische wereld gebruikt het bloed van de degenkrab om de giftigheid van bacteriën te detecteren en te meten. Daarvoor laten bedrijven degenkrabben leegbloeden, waarna ze levend terug in zee worden gezet. Het sterftecijfer na zo'n aderlating is drie tot dertig procent. Degenkrabben worden ook als aas gebruikt en de eitjes zijn een lekkernij in delen van Zuidoost-Azië en China.

Niet alleen voor de mens trouwens: in de baai van Delaware zijn de eitjes een levensnoodzakelijke bron van proteïnen voor de kanoetstrandloper op zijn 14.000 (!) kilometer lange trektocht van Zuid-Amerika naar het Noordpoolgebied. Om de kanoet en de degenkrab te beschermen is een vangstbeperkingen of -stop ingesteld in de verschillende kuststaten van de VS waar degenkrabben paaien. We gaan er best niet vanuit dat een 'levend fossiel' zomaar het volgende millennium haalt.