Net voor de ontginning van ’s werelds meest ongerepte oceaanhabitat begint, wijst nieuw onderzoek op het belang van de bescherming ervan. In een gebied waarin België een kleine tweehonderd keer past, trof een team biologen zo’n vijfduizend tot nog toe onbekende organismen aan.
Beeld ter illustratie. Mangaanknollen in de diepzee op een andere locatie, niet in de Clarion-Clipperton-Zone.
De Clarion-Clipperton-Zone (CCZ) is een zogenoemde transformbreuk in de oceaankorst: een grenszone tussen twee oceanische tektonische platen. Van de vijf grote breukzones op de bodem van de Noordelijke Stille Oceaan is zij de meest zuidelijke. Ze strekt zich grosso modo uit van Hawaii naar Mexico over dik zevenduizend kilometer en is maar liefst 6 miljoen vierkante kilometer groot. Dik 195 keer zo groot als België. Twee aspecten maken de CCZ heel bijzonder, maar ze zijn helaas niet te verzoenen. Integendeel.
Enerzijds is de CCZ rijk aan mangaanknollen, een bron van waardevolle grondstoffen zoals mangaan, nikkel en kobalt. Vanuit die optiek heeft de Internationale Zeebodemautoriteit haar al opgesplitst in verschillende blokken en die toegewezen aan ontginningsbedrijven. Het is dus niet meer dan een kwestie van heel weinig tijd voor de diepzeemijnbouw er begint.
Anderzijds is de CCZ een zeer uitzonderlijke habitat. Met name voor zeldzame endemische levensvormen – unieke soorten die alleen maar op een bepaalde plaats voorkomen – maar er is meer. Door de specifieke levensomstandigheden kennen die organismen een trage groei gekoppeld aan een onwaarschijnlijk lange levensduur. De circa 2300 jaar van bijvoorbeeld het zwart koraal is in de CCZ veeleer regel dan uitzondering. Maar dat maakt die organismen ook extra kwetsbaar, en de mogelijke gevolgen van diepzeemijnbouw voorspelbaar.
Checklist
Om die risico’s nauwkeuriger dan ooit in kaart te brengen, letterlijk en figuurlijk, begon een team biologen te werken aan de eerste eco-gevaren-checklist voor het gebied. Om een van de meest ongerepte natuurgebieden in alle wereldoceanen zo minutieus mogelijk te verkennen deden ze een beroep op staalafname-methodes die gingen van de meest gesofisticeerde hightech tot oerdegelijk ouderwets. Vanop een schip bestuurde robots die de oceaanbodem doorkruisten, bijvoorbeeld. Maar ook box core sampling, waarbij een relatief rudimentaire doos met openingen voor een bepaalde tijd werd neergelaten.
De resultaten overtroffen alle verwachtingen. Het team identificeerde veel meer verschillende levensvormen dan tot nog toe werd aangenomen, 5578 om precies te zijn. In hoofdzaak geleedpotigen, wormen, stekelhuidigen (zoals zee-egels) en sponzen. Helemaal opmerkelijk is dat zo’n 88 tot 92 procent daarvan – circa vijfduizend, dus – tot nog toe onbekend bleken te zijn voor de wetenschap. ‘Nu we dat weten,’ stelt onderzoeker en diepzee-ecoloog Muriel Rabone (Natural History Museum, Londen), ‘neemt onze verantwoordelijkheid alleen maar toe om de biodiversiteit in de CCZ, maar bij uitbreiding overal ter wereld, te blijven doorgronden en beschermen.’