Hoe eet een slak eigenlijk? Ooit bij stilgestaan? Dat doet ze met haar tanden! Die zijn zo hard dat slakken zelfs gaten kunnen boren in de schelpen van dieren die ze willen opeten.
Beeld: Rasptong van de segrijnslak, 3.500 maal vergroot.
Slakken kunnen grazers, aaseters of echte roofdieren zijn, maar één ding hebben ze gemeen: een tong vol piepkleine tandjes. Die gebruiken de dieren als een soort van schraper of vijl. Op een slakkentong staan tienduizenden tot wel honderdduizend tanden, afhankelijk van de slakkensoort.
Biologen gebruiken het aantal tandjes op de rasptong soms om te bepalen welke slakkensoort ze voor zich hebben. Daarvoor hebben ze wel een elektronenmicroscoop nodig, want de tandjes zijn maar enkele tientallen micrometers groot.
Slakkentanden zijn hard tot heel hard. Bij de soorten die geduldig algen van stenen schrapen – of gaten in de sla in jouw moestuin – bestaan ze vaak uit chitine. Bij andere slakkensoorten zijn ze nog harder en bestaan ze uit magnetiet of goethiet, die horen bij de sterkste mineralen op aarde.
Vooral roofslakken hebben zulke harde tanden nodig. Zij kunnen met hun rasptong namelijk gaten boren in de schelpen van de dieren die ze willen opeten, zoals mosselen of nonnetjes.
Bij ons staan de purperslak (Nucella lapillus), de glanzende tepelhoren (Euspira nitida) en de grote tepelhoren (Euspira catena) bekend als gaatjesboorders. Die slakken volgen eerst het geurspoor van een lekker hapje. Eens ze het schelpdier gevonden hebben, zetten ze het klem met hun voet.
Purperslakken en tepelhorens dragen hun mond en hun rasptong op een proboscis, een slurfvormig en uitstulpbaar uitsteeksel. Bij de purperslak is die wel zo lang als de schelp. Dat lichaamsdeel kunnen de slakken op twee manieren gebruiken: ofwel wringen ze het tussen de twee schelphelften van hun prooi, en raspen ze het vlees van het schelpdier eruit met de rasptong.
Ofwel zetten ze hun proboscis in als vijl en rietje. Ze zoeken het dunste stukje van de schelp, meestal tegen de top. Daarop brengen ze zuren en enzymes aan, die de schelp wat zachter maken. Dan beginnen ze heel geduldig een gaatje te boren. Zelfs met tanden van goethiet kan het wel dagen duren eer de slak door de schelp zit. Door het gat brengen de roofslakken met de proboscis verteringssappen in de schelp van hun prooi. Daarna slurpen ze het grotendeels opgeloste dier uit zijn schelp.
Zelfs met tanden van goethiet kan het wel dagen duren eer de slak door de schelp zit. Door het gat brengen de roofslakken met de proboscis verteringssappen in de schelp van hun prooi. Daarna slurpen ze het grotendeels opgeloste dier uit zijn schelp.
Hoe weet je welke roofslak een schelp met gaatje heeft leeggegeten? Purperslakken maken gaatjes met rechte randen, tepelhorens gaatjes die taps toelopen. Met wat oefening moet je het verschil kunnen zien.
Tijdens de Schelpenteldag let je als schelpen(onder)zoeker op boorgaatjes in de schelpen. Wetenschappers leggen die resultaten dan naast het aantal schelpen van tepelhorens en purperslakken op hetzelfde strand. Misschien vinden ze wel een duidelijk verband!