Zaterdag vond de zesde editie van de Grote Schelpenteldag plaats. De resultaten laten interessante regionale verschillen zien.
Beeld: Levend aangespoelde halfgeknotte strandschelp. © Misjel Decleer
Afgelopen zaterdag telden tweeduizend vrijwilligers in België, Nederland én Frankrijk schelpen over meer dan vierhonderd kilometer strand. In Nederland vond voor het eerst een grootschalige editie plaats en in Frankrijk experimenteerden medewerkers van CPIE Flandre Maritime Noord-Frankrijk met een eerste deelname. Samen telden al die burgerwetenschappers 82.444 schelpen van in totaal 66 soorten.
De halfgeknotte strandschelp en de kokkel haalden in alle drie de landen de top-5. Toch zijn er ook duidelijk regionale verschillen. België zag zijn ‘traditionele’ trio opnieuw hoog scoren. De halfgeknotte strandschelp, het nonnetje en de kokkel vormden wederom de top-3. Ook in Nederland was de halfgeknotte strandschelp de talrijkste schelp, maar hier gevolgd door kokkel en de ovale strandschelp. ‘De halfgeknotte strandschelp en de kokkel zijn vaste waarden. Het merendeel van die schelpen zijn oud. Dat blijkt uit het lage aantal dubbele schelpen’, zegt initiator van het project Jan Seys.
Het telstation Zuydcoote in Frankrijk zag dan weer een top-3 gevormd door de kokkel, de gewone tapijtschelp en de mossel. De Amerikaanse zwaardschede eindigde in elk van de landen op een vierde plaats.
Ook aan de Belgische kust zelf zijn er opvallende verschillen waar te nemen, zegt Seys. ‘Aan de Belgische oost- en middenkust en aan de Zeeuwse kust zijn veel nonnetjes gevonden. Tegen de Franse grens telden we opvallend veel recente tapijtschelpen en messcheden. Om die patronen te kunnen zien heb je een Grote Schelpenteldag nodig.’
Exoten en roofslakken
Bijna één op tien van de getelde schelpen is een exotische soort. Ze worden relatief vaker gevonden aan de stranden richting het Kanaal. Het gaat vooral om de Amerikaanse zwaardschede, de Amerikaanse strandschelp en de Filipijnse tapijtschelp. Andere belangrijke exoten zijn de Amerikaanse boormossel, de Japanse oester en het muiltje.
Dit jaar ging extra aandacht uit naar het voorkomen van ronde gaatjes in schelpen. Ze getuigen van de stille dood van schelpen, veroorzaakt door roofslakken als tepelhorens en purperslakken. Die boren met hun rasptong door de kalken schelpen heen, om vervolgens het weke vlees met hun slurf op te zuigen. De roofslakken zelf waren relatief zeldzaam. Ook met het moordgedrag viel het best mee. Op basis van bijna driehonderd gecheckte stalen van de Belgische kust, bleek minder dan één procent van alle schelpen boorgaatjes te vertonen. Bovendien waren veel van de getroffen schelpen niet van recente datum.