Het scheelde niet veel of de Paardenmarkt was voorgoed in de vergetelheid geraakt. De stortplaats, vernoemd naar de zandbank waarop ze ligt, werd ‘herontdekt’ in 1971, tijdens baggerwerken bij Zeebrugge. Duikers zagen toen tientallen obussen en granaten op de zeebodem liggen, vlak voor de kust van Knokke-Heist. Hadden de baggeraars pas enkele jaren later hun werken uitgevoerd, dan hadden ze wellicht niets gevonden. Door de forse uitbreiding van de haven van Zeebrugge een jaar later, in 1972, werd de zeestroming immers omgelegd en kwam een dikke sliblaag op de Paardenmarkt en op het munitiestort te liggen.
De werkelijke omvang van de stortplaats kwam pas in de jaren 1980 aan het licht, dankzij magnetometrisch onderzoek – dat metalen verstopt onder de bodem kan opsporen. Op de zeekaart van de Belgische territoriale wateren verscheen prompt een ingekleurde vijfhoek met een oppervlakte van drie vierkante kilometer, waar een permanent visverbod werd ingesteld. De schattingen van de totale hoeveelheid munitie die op de Paardenmarkt ligt te roesten, variëren tussen de 30.000 en 35.000 ton.
Gifgas
Wie al dat wapentuig in zee heeft gegooid, en wanneer, kwam boven water toen onderzoekers te rade gingen bij de West-Vlaamse baggerfirma Decloedt (nu onderdeel van Deme). Een hoogbejaarde ex-werknemer van de firma had, ondanks zijn levenslange zwijgplicht, toegegeven dat hij in 1919 meegewerkt had aan de dumping van munitie afkomstig van de slagvelden aan het IJzerfront. De firma Decloedt voer toen dagelijks met haar klepbakschip uit om een lading munitie van de haven van Zeebrugge naar de Paardenmarkt te brengen. ‘Dat ging zes maanden door, van mei tot november 1919’, zegt Frederic Francken van de Bestuurseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM). ‘Van enige documentatie over de dumping van munitie, is geen spoor.’ De BMM is, als onderdeel van het Belgisch Ministerie van de Noordzee, samen met het Ministerie voor Volksgezondheid en Leefmilieu verantwoordelijk voor de opvolging van het munitiestort op de Paardenmarkt.
De sliblaag die sinds de uitbreiding van de haven van Zeebrugge in 1972 op de Paardenmarkt ligt, functioneert als een veiligheidsdichting bovenop de stortplaats. ‘De sliblaag is gemiddeld twee meter dik, maar die dikte varieert sterk van plaats tot plaats. Aan de kustzijde is ze op sommige plaatsen dikker dan vier meter. Maar vooral aan de noordwestelijke kant van de Paardenmarkt, waar nog erosie optreedt door het havenverkeer, is de sliblaag dun’, zegt Francken.
Volgens Tine Missiaen, geoloog aan de Universiteit Gent, creëert de sliblaag een zuurstofarm milieu als gevolg van de productie van methaangas door rottend organisch materiaal. ‘Daardoor roesten de metalen omhulsels van de munitie erg traag. De granaten die duikers in 1971 opdiepten, waren volgens de toenmalige rapporten ‘in opmerkelijk goede staat’’, aldus Missiaen, die tien jaar geleden een reeks akoestische bodemmetingen uitvoerde bij de Paardenmarkt. ‘Het is zeer aannemelijk dat de munitie ook op dit moment nog niet al te zwaar is aangetast’, merkt Frederic Francken op.
Zes maanden lang voer een baggerfirma dagelijks uit om munitie van het IJzerfront in zee te dumpen
Het BMM houdt het munitiestort op de Paardenmarkt al jarenlang zorgvuldig in de gaten. Zowat jaarlijks laat het BMM bodem- en waterstalen nemen, die vervolgens naar de laboratoria van het Ministerie van Defensie gaan voor analyse. In die stalen wordt vooral gezocht naar sporen van mosterdgas, van chemische afbraakproducten of van springstof. Francken: ‘Onze grootste bekommernis zijn de gifgasgranaten, waarvan er duizenden op het munitiestort liggen. Berucht zijn natuurlijk de Duitse mosterdgasbommen uit de Eerste Wereldoorlog, maar we zoeken ook naar sporen van Clark I en II (door de Duitsers ontwikkelde chemische strijdgassen op basis van arseen, red.) en traangas.’
Hoeveel gifgasgranaten er precies op de Paardenmarkt liggen, is niet bekend. ‘In de maanden na het einde van de Eerste Wereldoorlog heerste er grote chaos. De geallieerden wilden zo snel mogelijk af van de enorme hoeveelheden ongebruikte en in beslag genomen munitie’, vertelt Francken. Op basis van het Duitse oorlogsarsenaal van de laatste jaren van Wereldoorlog I kunnen we echter een ruwe schatting maken: ongeveer een derde van de gestorte munitie op de Paardenmarkt zou uit gifgasgranaten moeten bestaan.’
Wat als …?
Dat de gifgasgranaten onder de metersdikke sliblaag zullen doorroesten en hun toxische inhoud vrijgeven, is erg onwaarschijnlijk. Maar een gestrand schip zou wel voor problemen kunnen zorgen. Als dat tegen de granaten botst, kunnen die plotseling openbarsten.
Om die reden geldt er al jaren een vis- en ankerverbod boven de Paardenmarkt. Toch wordt er soms nog stiekem gevist. ‘Tijdens ons onderzoek, tien jaar geleden, konden we duidelijk sporen ontwaren van vis- en sleepnetten op de bodem’, zegt Tine Missiaen. Als een visser een gifgasgranaat naar boven haalt, dan lopen in de eerste plaats hijzelf en zijn bemanning gevaar. Mosterdgas kan bij contact ernstige brandwonden veroorzaken, om maar te zwijgen van het ontploffingsgevaar.
In de Oosterschelde ligt TNT en witte fosfor
Een aanvaring door een groter schip zou pas echt problematisch zijn. De Paardenmarkt ligt vlak bij één van de drukste havens van West-Europa, en op een boogscheut van de voornaamste scheepsroutes, pijpleidingen en gasterminals. ‘Op het eerste gezicht lijkt de kans dat grote schepen vastlopen op de Paardenmarkt, erg klein’, zegt Missiaen. ‘We verwachten dat schepen met een grote diepgang, zoals tankers en containerschepen, stranden vóór ze de munitiestortplaats kunnen bereiken.’
Toch zijn er de afgelopen decennia bij zwaar stormweer al schepen gestrand op de Belgische kust. Het meest recentste ongeluk vond plaats in november 2001, toen een Duits containerschip vastliep op het strand van Blankenberge. De gevolgen van zo’n botsing van een scheepsboeg met kisten volgestouwd met munitie, waarbij grote hoeveelheden toxische stoffen in één keer kunnen vrijkomen, zouden desastreus zijn voor het maritieme leefmilieu en voor het kustgebied – inclusief het nabijgelegen Zwin.
Tsunami
Wat gebeurt er eigenlijk als een gifgasgranaat openbarst – hetzij omdat hij is doorgeroest, hetzij omdat hij door een schip werd geramd? ‘Mosterdgas ziet er niet uit als een gas’, legt Missiaen uit. ‘In een granaat lijkt het op een stroperige vloeistof. Ze wordt pas gasvormig na de explosie. Dat verkleint de kans op een snelle verspreiding in het zeewater, want het goedje zou direct naar de zeebodem zakken. Bovendien heerst er in de Noordzee een sterke zeestroming, waardoor de kans op verdunning groot is.’
De munitie mag dan bijna een eeuw oud zijn; het explosiegevaar is niet geweken. Missiaen: ‘Aangezien het grotendeels munitie uit voorraden betreft, kunnen we aannemen dat het ontstekingsmechanisme niet op scherp staat. Toch is het niet uitgesloten dat relatief intacte granaten, gevuld met nog steeds actieve explosieven, na aanvaring met een schip zullen ontploffen.’
Dat bijna oude munitie nog steeds gevaarlijk is, bleek in 2008, toen de Franse ontmijningsdienst op zee een mijn wilden laten exploderen. De Fransen wisten niet dat er zich vlak onder de zeemijn een vergeten munitiestort bevond – van het genre van de Paardenmarkt. De gecontroleerde ontploffing van de zeemijn werd onverwachts gevolgd door een tweede explosie, die veel krachtiger was dan de knal van de zeemijn en die zelfs een lokale mini-tsunami aan de Noord-Franse kust veroorzaakte.
Opruimen
Het huidige beleid voorziet in de regelmatige controle van het munitiestort op de Paardenmarkt. ‘Daarmee voldoet België aan de internationale afspraken inzake (oude) munitiestortplaatsen: niets aanraken maar blijven controleren’, zegt Francken. Opruimen hoeft niet. België heeft weliswaar het internationale Chemisch Wapenverdrag ondertekend, dat sinds 1997 van kracht is. Maar dat verplicht alleen maar tot het saneren van stortplaatsen van chemische wapens tot en met de Tweede Wereldoorlog.
Welke bestemming de munitiestortplaats op de Paardenmarkt op lange termijn zal krijgen, staat nog niet vast. Een van de mogelijkheden is de zandbank ophogen zodat een kunstmatig eiland ontstaat. ‘Dat eiland zou een broedplaats kunnen worden voor zeevogels als sternen, een bedreigde soort aan onze kust, meeuwen en plevieren, en tegelijk een rustplaats voor zeehonden’, zegt Francken. Toch zal zo’n transformatie tot een eiland – tot een offshore versie van het Zwin, zeg maar – het probleem van de gestorte munitie niet verhelpen. Missiaen: ‘We mogen niet uit het oog verliezen dat een dergelijke ophoging het probleem van lekkende munitie niet zal oplossen. Bijkomende controle zal daarom nog steeds nodig zijn.’
Waarom ruimen we de boel niet gewoon op? ‘Alle munitie bergen lijkt technisch misschien wel haalbaar, maar een schoonmaakoperatie is sowieso erg duur én riskant – zowel voor het personeel als voor het milieu’, zegt Missiaen. ‘Het risico dat ongecontroleerde hoeveelheden schadelijke stoffen in het milieu terechtkomen tijdens de bergingsoperatie, is zeer groot.’
Daarbij vergt zo’n grote operatie ook een aangepast transport en opslagmogelijkheid. ‘Eén van de grootste bekommernissen blijft de ontmanteling van de geborgen granaten. De vernietiging van zoveel munitie vergt een zeer uitgebreide ontmantelingscapaciteit. De ontmantelingsfabriek in Poelkapelle kan tien à vijftien granaten per dag aan. Op dit moment liggen nog ruim twintigduizend granaten te wachten op ontmanteling en dagelijks worden er nog granaten gevonden in akkers in de Westhoek.’
Het Gat van Zierikzee
Ook Nederland heeft zijn militaire vuilnisbelten op zee. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef het land neutraal, en daardoor moest er na de oorlog geen munitie of ander oorlogstuig worden opgeruimd. Maar tijdens Wereldoorlog II ontsnapte het land niet aan de Duitse pletwals. Na die oorlog moesten er grote hoeveelheden munitie worden ‘opgeruimd’. Ook nu werd veel afval simpelweg in zee gedumpt.
Rijkswaterstaat startte vorig jaar een procedure op om de scheepvaartroutes in de Noordzee verder van munitiestortplaatsen te leggen. Het gaat om twee grote munitiestorten, zo’n dertig à veertig kilometer uit de kust bij Hoek van Holland en bij IJmuiden. De maatregel kwam er omdat onderzoek heeft aangetoond dat de munitie op de zeebodem veel meer opeengehoopt ligt dan eerst werd gedacht. Daardoor neemt niet eht risico op een incident toe, maar wel het mogelijke effect.
Het grootste Nederlandse munitiestort ligt echter veel dichter bij de kust, in het Gat van Zierikzee – een onderdeel van de Roompotgeul in de Oosterschelde. Hier, op vijftig meter diepte en slechts vijfhonderd meter van de kust, ligt naar schatting dertigduizend ton munitie uit Wereldoorlog II te roesten. Voor het grootste gedeelte gaat het om metalen omhulsels, maar negenduizend ton zou bestaan uit kruit en springstof (TNT). Van TNT is bekend dat het gentoxisch is – het verandert het DNA van vissen die ermee in contact komen. Bovendien bevat het kruit ook witte fosfor, een uitermate giftig goedje waarvan ook de afbraakproducten het milieu schaden.
In tegenstelling tot de Belgische Paardenmarkt is het risico op verontreiniging van het zeemilieu van de Oosterschelde door de afwezigheid van een metersdikke sliblaag op het munitiestort, veel groter. De uiteindelijke milieu-impact van de vrijgekomen toxische stoffen hangt af van de snelheid waarmee de metalen omhulsels doorroesten en uiteenvallen.
De verwachting is dat dit niet snel zal gebeuren, en veel belangrijker, zeker niet op hetzelfde moment. Als de vrijgave van toxische stoffen plaatsvindt over een periode langer dan dertig jaar, zo staat in een rapport van Rijkswaterstaat uit 2001, zullen de risico’s op overschrijding van de milieunormen eerder klein zijn.
Dit artikel verscheen eerder in Eos nr.6, 2013