Natuur & Milieu

Op safari in je eigen huis

Hoe proper of doodstil het er ook mag lijken, in onze woningen wemelt het van het leven. Honderden fascinerende wezens sluipen door de jungle van een tapijt, vallen in het ravijn dat wij ‘bad’ noemen of schransen de voegen uit de muren. Benieuwd? Veeg je voeten, en kom binnen.

Dit is een artikel van:
Eos Wetenschap

‘Een spinduizendpoot!’, reageert bio-ingenieur en expert geleedpotigen Pallieter De Smedt (UGent) wanneer ik hem een foto laat zien van het 5 centimeter lange monstertje dat ik vanmorgen in mijn gootsteen vond. ‘Ik heb nog niet het geluk gehad om die tegen te komen’, gaat hij schijnbaar jaloers verder. Ik begrijp het enthousiasme. Het wezentje in mijn gootsteen, een
spinduizendpoot dus, is zo’n wonderbaarlijke creatie die elke natuurliefhebber gezien wil hebben: een lang en gestreept lijf, met aan weerszijden vijftien poten en lange antennes aan zijn kop.

De spinduizendpoot is een bijzonder roofdiertje dat jaagt op kakkerlakken, luizen, muggen en spinnen.

De ontmoeting met dit nietsontziende roofdier – vraag maar aan de kakkerlakken, luizen, muggen maar ook spinnen die op de ‘Most-Wanted’-lijst van deze snelste duizendpoot ter wereld staan – inspireerde me om op expeditie te trekken door mijn eigen huis. Ik heb daarvoor een aantal specialisten uitgenodigd: een expert geleedpotigen, een spinnenkenner, een fan van de fruitvlieg, een mycoloog, een vleermuizenvriend en een microbioloog die ziet wat jij niet ziet. Volg de gids!

Klein keukenspook

We beginnen in mijn kleine hal. Een vintage tegeltje met spreuk verwelkomt jullie in mijn huis. Insecten, spinnen, duizendpoten en andere nietige beestjes besteden er waarschijnlijk geen aandacht aan, ‘maar ze gebruiken net als alle andere gasten ook gewoon de voordeur’, zegt Pallieter De Smedt. ‘De beestjes rennen naar binnen langs een openstaande deur, of reizen mee op groenten of kamerplanten. De kerstboom is in vele huizen een jaarlijkse ‘enting’ voor de familiale fauna en flora.’

‘De meeste insecten zijn per ongeluk in ons huis gesukkeld. Ze horen er eigenlijk niet thuis. Ze verdwalen tijdens hun jacht naar voedsel, een partner of een aangename verblijfplaats, maar vinden die zelden bij ons, want huizen zijn meestal onleefbare woestijnen. Voor heel wat spinnen ligt dat anders. Onder de geleedpotigen zijn zij de enige met een groot aantal soorten die van generatie op generatie in ons huis blijven wonen.’

Het piepkleine insect dat de fruitmand koloniseert, helpt tegelijk miljoenen mensenlevens redden


Daarover dadelijk meer. Eerst trekken we dieper mijn huis in, richting de keuken. Daar treffen we een irritant vliegje met een indrukwekkend curriculum vitae aan: Drosophila melanogaster, fruitvlieg voor de vrienden. Het piepkleine insect dat in geen tijd de fruitmand koloniseert, is tegelijk een superheld(in) die bijdroeg (en dat nog doet) aan het redden van miljoenen mensenlevens. De fruitvlieg is namelijk cruciaal in het laboratorium als modelsysteem voor de biomedische wetenschap.

‘Ik heb weet van zeker zes ­Nobelprijzen voor wetenschappelijk onderzoek waarin Drosophila melanogaster cruciaal was (1933, 1946, 1995, 2006, 2011 en 2017, red.)’, zegt Jeroen Aerts van Infopunt Proefdieronderzoek. ‘De recentste, in 2017, ging naar de Amerikanen Jeffrey Hall, Michael Rosbash en Michael Young voor het ontrafelen van de moleculaire mechanismen die het circadiane ritme regelen – de inwendige klok die het leven in het hele dierenrijk regelt. De inzichten, die zijn gebaseerd op experimenten met fruitvliegen, bieden nieuwe mogelijkheden voor de behandeling van onder andere slaapstoornissen en de gevreesde jetlag.’

Maar hoe is het kleine keukenspook zo populair geworden in het laboratorium? ‘Om eerlijk te zijn weten we dat niet echt’, geeft Aerts toe. ‘Fruitvliegjes zweefden iets meer dan honderd jaar geleden het laboratorium binnen. De Amerikaanse geneticus Thomas Morgan was de eerste die ze ging gebruiken. Hij bracht er de structuur van chromosomen mee in kaart. Zijn onderzoek maakte genetische modificatie en gentherapie mogelijk, en werd in 1933 terecht bekroond met de Nobelprijs. De fruitvlieg werd zo een blijver in het lab.’

Voor ons een ergernis in de keuken, voor wetenschappers een held in het lab: de fruitvlieg.

‘Anderzijds heeft de fruitvlieg ook gewoon zeer handige eigenschappen. Ze zijn klein en dus makkelijk te huisvesten, in een klein buisje met wat voeding in. Ze planten zich ook razendsnel voort. Elk vrouwtje legt gemiddeld tweehonderd eitjes. Na tien dagen is haar kroost volwassen. Dat de generaties elkaar zo snel opvolgen, is ontzettend handig als je erfelijke aandoeningen bestudeert.’

‘De organen van Drosophila melanogaster lijken niet op die van ons, maar zo’n 60 procent van de genen die geassocieerd zijn met menselijke aandoeningen komen ook voor bij fruitvliegen. Het unieke van de fruitvlieg is dat we elke zenuwcel die cruciaal is voor een bepaalde aandoening in kaart kunnen brengen en aan- of uitschakelen naar wens. Als je bijvoorbeeld de risicogenen voor de ziekte van Parkinson uitschakelt, zie je ook bij fruitvliegen motorische problemen.’

‘Je kunt tegenwoordig gemodificeerde fruitvliegen bestellen uit de catalogus van gespecialiseerde bedrijven die precies de eigenschappen hebben die je wil onderzoeken. De fruitvlieg voorziet ons zo van enorm veel basiskennis over hoe zenuwen communiceren. Dat kan een startpunt zijn voor verder onderzoek bij meer complexe dieren.’

De ultieme alleseter

Als je aan proefdieren denkt, dan denk je in de eerste plaats waarschijnlijk aan de muis. Van dat dier is het lijstje met bijdragen aan de wetenschap nog veel langer, waaronder een dertigtal Nobelprijzen. ‘De witte labmuis is trouwens een andere soort dan de muis die misschien al eens je keukenkasten bezocht’, zegt Aerts. ‘De verre voorvader is dezelfde, maar de laboratoriummuis is sterk ingeteeld om tot een ras te komen dat op genetisch vlak zeer homogeen is. Elke labmuis beschikt over bijna dezelfde genetische eigenschappen, terwijl huismuizen nog veel variatie hebben. Zo kunnen we voorkomen dat resultaten met labmuizen beïnvloed worden door de genetische achtergrond van de muis.’

Het eerste volledig gesequencete genoom van een eukaryoot was dat van bakkersgist, in 1996.

Hoe groot het palmares van de witte muis ook mag ogen, zijn grijze neefjes hebben we liever niet in ons huis. En toch: waar mensen zijn, wonen muizen. En waar één muis woont, wonen er meestal twee. Of tien. Ze eten bijna alles. Ze zijn onmogelijk buiten te houden. Ze planten zich voort aan een rotvaart. Een vrouwtje zal acht weken na haar geboorte al een eigen kroost in je huis droppen. Een kleine maand later nog eens. En dan nog eens. En nog eens.

Niet enkel hun voortplantingssnelheid is indrukwekkend. Muizen zijn ook ontzettend vindingrijk en daarom zo moeilijk te vangen. Duitse wetenschappers toonden onlangs aan dat stadsmuizen innovatiever zijn dan exemplaren op het platteland. Ze lieten proefdieren los in doolhoven en andere ingewikkelde attracties. Ze moesten deksels opheffen en deurtjes van legohuisjes openen om een lekkere meelworm of pindanoot te bemachtigen. De stadsmuizen bleken vindingrijker, maar ook luier. Ze leken te beseffen dat ze straks ook wel gewoon een restje pizzakorst uit de vuilbak kunnen vissen.

Tussendoor nog eentje voor de quizzers onder jullie: de muizenval die we vandaag nog altijd gebruiken is uitgevonden in 1897 door de Brit James Atkinson. Als jonge bedenker knutselde hij met niets meer dan een plankje en wat ijzerdraad het even geniale als gruwelijke apparaatje in elkaar.

Microscopisch kleine diehards

In de keuken leeft zowaar nog een Nobelprijswinnend organisme, al moeten we daarvoor afdalen in de wereld van het onzichtbare. Ik heb het over het organisme waar je tijdens de eerste lockdown zo vruchteloos naar op zoek was: bakkersgist of Saccharomyces cerevisiae. Gisten zijn eencellige zwammen die zo klein zijn dat je ze enkel onder een microscoop kunt bekijken. Het zijn geen planten of dieren, al tonen ze wel meer verwantschap met die laatste (en dus ook met de mens). Door hun genetische eenvoud en verwantschap kunnen wetenschappers gisten gebruiken om fundamentele processen te bestuderen die ook belangrijk zijn voor het functioneren van menselijke cellen.

‘Iedereen komt thuis regelmatig in contact met potentieel schadelijke microben’

We delen ons huis met nog veel meer micro-organismen dan Saccharomyces cerevisiae alleen. Onze huizen zijn vergeven van het onzichtbare leven. De Amerikaanse microbioloog Jack Gilbert bestudeerde zes weken lang zeven gezinnen en hun huizen. Hij identificeerde maar liefst 4 miljoen verschillende microbiële DNA-sequenties op hun huid, huishoudelijke oppervlakken en huisdieren. Toetsenborden bevatten meer bacteriën dan de toiletbril, omdat die laatste vaker wordt ontsmet.

Toch hoeven we ons geen zorgen te maken over al die huisgenoten. ‘Hoewel iedereen thuis routinematig in contact komt met potentieel schadelijke microben, is er geen reden tot bezorgdheid’, stelt microbioloog Jeroen Raes (KU Leuven) gerust. ‘We worden voortdurend omringd door bacteriën. Die micro-organismen zijn in de meeste gevallen compleet onschadelijk. De gevaarlijke exemplaren houd je buiten door de bekende hygiëneregels te respecteren, zeker op gebied van voedsel. Zet je eten bijvoorbeeld tijdig in de koelkast, en doe de afwas, dat soort dingen.’

Door onze drang om micro-organismen uit te roeien, staan in ons huis heel wat apparaten die gemaakt zijn om te doden. In de vaatwasmachine bijvoorbeeld wordt het onzichtbare leven gedropt in een van de meest extreme habitats op aarde. In het microklimaat van de vaatwasser wisselen droge en natte periodes elkaar razendsnel af, fluctueert de temperatuur agressief tussen 20 en 80 graden en doen detergenten de zout- en zuurtegraad onleefbaar schommelen.

De grote huisspin is een vaste bewoner in onze woningen.

Toch krijgt de vaatwasser niet iedereen dood. De extreemste der extremofielen overleven toch. Microbiologen ontdekten er tot hun verbazing al een grote biodiversiteit aan schimmels en bacteriën. Niet de staphylococci en lactobacillen die rijkelijk aanwezig zijn op onze huid en in onze darmen heersen hier. Dit terrein is voorbehouden aan leden van de geslachten Gordonia, Micrococcus en Exiguobacterium.

Microbiologen kennen die beestjes goed van hun expedities in extreme natuurlijke omgevingen. Ook de wasmachine en het koffiezetapparaat – cafëine is een natuurlijk antibioticum en dus giftig voor de meeste bacteriën en schimmels – krijgen niet alle micro-organismen klein. Bacteriën maken zelfs dankbaar gebruik van een wasbeurt om andere kledingstukken te koloniseren.

Wandelend ecosysteem

Ook elke vierkante centimeter van ons lichaam herbergt bacteriën. Ze groeien, eten, paren en sterven er. En ook zij zijn met velen. Ons lijf bevat tien keer zoveel bacteriële als menselijke cellen. Wetenschappers spreken van het menselijke microbioom: de mens als een wandelend ecosysteem. ‘Ook dat is geen probleem’, stelt Raes gerust. ‘We hebben dat microbioom zelfs absoluut nodig om gezond te blijven. Het vormt een onmisbaar verlengde van ons spijsverteringsstelsel en afweersysteem.’

Net zoals niemand dezelfde vingerafdruk heeft, bezit ook niemand precies hetzelfde microbioom. ‘Wetenschappers toonden zelfs al aan dat die microbiële vingerafdruk als forensisch instrument kan dienen. Op basis van de microbiële gemeenschappen in huishoudens konden ze voorspellen uit welk gezin het monster afkomstig was. Het onderzoek toonde ook aan dat wanneer individuen (en hun microben) een huis verlaten, de microbiële gemeenschap in de daaropvolgende dagen sterk verandert. Dat suggereert dat de microbiële vingerafdruk niet alleen gebruikt kan worden om na te gaan of, maar ook wanneer, een persoon in huis is geweest.’

Laat de spin met rust

Na de kriebels nu het kippenvel: spinnen. Ik vind ze vaak – en in indrukwekkend formaat – in het bad. ‘Het zijn vooral de mannetjes die je zo tegenkomt’, zegt spinnenexpert Koen Van Keer. ‘Zij verlaten hun verblijfplaats om een vrouwtje te zoeken, en komen zo weleens in het bad of de gootsteen terecht. Er zijn spinnen die als toevallige passant in ons huis terechtkomen, maar heel wat soorten slijten hun leven in je huis, en doen dat vaak van generatie op generatie. Dat ze zo graag in ons huis leven, komt doordat de meeste van onze huisspinnen oorspronkelijk grotbewoners waren. ‘

Als je de zwartkoppissebed binnenshuis tegenkomt, betekent dat meestal dat er ergens een vochtplek is.

Je kunt een twintigtal ‘huisgebonden’ spinnensoorten tegenkomen. De belangrijkste groep zijn de huisspinnen, zoals de grote huisspin, de gewone huisspin en de grijze huisspin. Een tweede groep is die van de trilspinnen. Ze worden vaak verward met een hooiwagen, die geen echte spin is en ook geen web maakt. En dan zijn er nog de kogelspinnen (steatoda), kleinere en minder giftige verwanten van de zwarte weduwe. Daarnaast kun je springspinnen, de getijgerde lijmspuiter en allerlei minuscule beestjes aantreffen.’

De meeste spinnen zien we nooit, hoewel ze er wel zijn. ‘Ze komen ‘s nachts tevoorschijn om op muggen en vliegen te jagen. Wanneer jij aan de ontbijttafel plaatsneemt, zitten zij al terug in hun schuilplaats. Je ziet wel vaker spinnen in de herfst. Dat wil niet zeggen dat ze dan talrijker zijn. De mannetjes van enkele grote soorten zijn dan gewoon actiever op zoek naar vrouwtjes.’

Hoewel het vaak een hopeloze opdracht lijkt, probeert Van Keer mensen te overtuigen om spinnen in hun huis te laten leven. ‘Het is ten eerste ethisch heel discutabel om een dier te doden gewoon omdat je er bang voor bent. Je kunt het ook vangen en buitenzetten. Maar eigenlijk is het verstandiger om ze te laten zitten. Spinnen zijn de enige roofdieren in huis die ons helpen bij het bestrijden van insecten die wel schadelijk kunnen zijn voor ons. Je hoeft ook geen plaag te vrezen omdat je een spin ziet lopen. Ze houden zichzelf in evenwicht. Als er onvoldoende voedsel is, dan sterft het merendeel van de honger of eten ze elkaar op.’

Voor spinnenangst heeft Van Keer zeker begrip. ‘Arachnofobie is universeel. Je vindt het terug in alle culturen. De reactie op die angst is wel aangeleerd. Je kunt je er dus ook tegen verzetten. Het klopt dat bijna alle spinnen giftig zijn, maar ze zijn dat alleen voor hun prooien. Ze zijn er niet op uit om je te bijten. Integendeel, ze vermijden de mens liever. Wij zijn veel gevaarlijker voor hen dan zij voor ons. Spinnenbeten zijn daardoor uiterst zeldzaam. Het gif van soorten die in onze contreien leven is bovendien te zwak om ons iets te maken. In België bestaan er niet eens veel soorten met tanden die sterk of lang genoeg zijn om door onze huid te bijten.’

Hoewel we spinnen vooral aantreffen in ons bad, leven ze het liefst in de kelder of de garage. ‘De andere ruimtes vinden ze meestal te droog. Spinnen houden van wat vochtigheid, dat komt de werking van hun web ten goede.’

Het rijk der zwammen

Ook heel wat andere geleedpotigen vinden in de kelder het koele, stabiele en vochtige klimaat waar ze zo van houden. Pissebedden bijvoorbeeld, het favoriete onderzoeksobject van Pallieter De Smedt. ‘Pissebedden zijn kreeftachtigen. Ze koloniseerden als enige van hun groep succesvol het land, maar ze zijn toch nog altijd gebonden aan vocht.’

‘Een huiszwam in jouw kelder kan zijn vocht halen uit een huis vijf buren verder’

Pissebedden zijn volgens De Smedt een goede graadmeter voor de gezondheid van je huis. ‘Als je er in huis vindt, kan dat wijzen op een vochtprobleem. Sla ze dus niet dood, maar laat ze je leiden naar een verborgen vochtige plek die mogelijk schade aan de woning kan veroorzaken. Je kunt ze ook gewoon van dichtbij bestuderen. Het zijn fascinerende beestjes. Wist je bijvoorbeeld dat de moeders voor hun nageslacht zorgen, wat eerder uitzonderlijk is onder de geleedpotigen? Ze dragen hun eitjes mee in een broedbuidel. Daarin komen de eitjes uit, waarna de kleintjes nog een tijdje door de moeder meegedragen worden.’

Waaraan ze hun wansmakelijke naam te danken hebben? ‘Mogelijk werden bedplassende kinderen vroeger afgeschrikt met het idee dat ze na het drinken van een drankje met pissebedden hun lakens wel droog zouden houden.’

‘De kelder is ook het rijk der zwammen’, neemt schimmelonderzoeker Mieke Verbeken van de Universiteit Gent over. ‘Ze komen echt overal voor. Ze zweven gewoon ons huis binnen, of je brengt ze naar binnen via organisch materiaal, zoals op groenten of planten. Meestal vallen ze niet echt op. Het zijn voor ons onzichtbare sporen, die enkel in vochtige omstandigheden gaan groeien. In een droog huis laten ze zich daarom zelden echt zien. Maar als er een vochtprobleem is, dan zijn ze daar.’

Het is meestal geen goed nieuws als er zwammen in je huis opduiken. Sommige soorten kunnen allergieën veroorzaken. En het zijn de grootste sloopmeesters van de natuur. ‘Zwammen verorberen, op enkele plastics na, zowat alles waarvan een huis is gebouwd, zolang ze maar genoeg tijd en vocht krijgen. Ze gaan vooral voor bouwmaterialen die rijk zijn aan cellulose, zoals balken, gipskartonplaten en behangpapier.’

De echte huiszwam is schadelijk voor hout en andere bouwmaterialen.

Zwammen groeien en eten via schimmeldraden. ‘De draden zijn meestal maar een paar micrometer dik, waardoor je ze niet ziet. Ze scheiden een soort verteringssappen uit om de bouwmaterialen in je huis uitwendig te verteren. Ze groeien overal over en door. Op termijn kan een zwam op die manier gigantische proporties aannemen. De problematische huiszwam verspreidt zich soms over wel vijf huizen. Het kan dan zijn dat je thuis een huiszwam ziet opduiken die zijn vocht haalt uit een huis vijf buren verder.’

Verbeken benadrukt wel dat het hier gaat over problematische gevallen. ‘Je huis voldoende ventileren en vochtproblemen tijdig aanpakken is meestal voldoende. Als je je toch zorgen zou maken over een schimmel die opduikt op je behangpapier of een constructiebalk, dan kun je die laten determineren door onze onderzoeksgroep mycologie aan de Universiteit Gent of via de Plantentuin in Meise.’

Voordat de reputatie van zwammen helemaal om zeep is: er zitten uiteraard ook zeer nuttige soorten tussen, al leven die meestal in gevangenschap. ‘Denk maar aan champignons, die kun je makkelijk zelf kweken in de kelder. Of brouw eens kombucha, een drankje op basis van thee die door een cultuur van schimmels en bacteriën is gefermenteerd.’

Ook buiten de keuken kunnen schimmels best nuttig zijn. ‘Er zijn ook parasitaire soorten die lastige insecten, zoals vliegen, verorberen. Let er eens op als je een dode vlieg in huis vindt: als er witte puntjes rond de vlieg te zien zijn, dan werd die mogelijk het slachtoffer van de vliegendoderschimmel.’

Romantiek boven het bed

We verlaten de donkere kelder voor een meer gezellige plek: de slaapkamer. Wie het daar helaas ook naar zijn zin heeft, is de mug. Of beter: naar haar zin, want enkel de vrouwtjes zijn bloeddorstig naar ons op zoek. ‘Ze hebben eiwitten en ijzer uit ons bloed nodig voor de ontwikkeling van hun eitjes’, legt entomoloog Isra Deblauwe van het Instituut voor Tropische Geneeskunde uit. ‘Je verstoppen heeft geen zin. Muggen ruiken tot op wel 50 meter onze adem, of toch de koolstofdioxide die we uitademen. Op 10 meter afstand kunnen ze ons ook zien. En als ze nog dichter komen, oriënteren de muggen zich vooral op onze lichaamswarmte en -geur, vooral dan op het melkzuur in ons zweet.’

Dwergvleermuizen verblijven graag in spouwmuren. Ze kunnen met tientallen zijn, zonder dat je er iets van merkt.

Volgens Deblauwe heeft het geen zin om je voor het slapen te douchen. ‘Ze ruiken je sowieso. Ook het licht uitschakelen is zinloos. Muggen laten zich niet leiden door licht. Vermoedelijk is dat hardnekkige misverstand ontstaan omdat een brandende lamp wel een heleboel andere nachtinsecten (die niet steken) aantrekt.’

En het vervelende gezoem? Onder muggen is dat pure romantiek. ‘Mannetjes lokaliseren een vrouwtje op basis van haar gezoem. Mannetjes en vrouwtjes stemmen hun gezoem ook geleidelijk op elkaar af als ze gaan paren.’ We mogen muggen trouwens ook niet zomaar afschrijven als pure lastposten. Zo leverde hun steeksnuit ontwerpers al de nodige inspiratie op om pijnloze injectienaalden te ontwerpen – denk daar maar eens aan wanneer je om je coronaprik gaat. En ze voeden beestjes die de meeste mensen wel leuk vinden, zoals zwaluwen of vleermuizen.

Zeer nuttig en zeer bedreigd

Ook dat duo kun je trouwens aan of in je huis vinden. In het gezellige café bij het natuurgebied Het Verdronken Land van Saeftinghe hangen de zwaluwnesten zelfs gewoon boven de toog. De zwaluwen vliegen er zelfzeker het café in en uit om hun kroost te bevoorraden. De cafébazin doet intussen ongestoord hetzelfde met haar stamgasten.

Hier bij mij thuis hangen geen zwaluwnesten, maar de kans is groot dat er wel een vleermuis woont. Elke avond zie ik er eentje opduiken in het licht van de straatlantaarn tegenover mijn huis. ‘Waarschijnlijk is het een dwergvleermuis’, zegt Daan Dekeukelaire, bioloog aan de Universiteit Gent en vrijwilliger bij de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt. ‘Die passen in een luciferdoosje en dus ook in extreem kleine spleten in je gevel. Een opening van een vierkante centimeter is voldoende.’

‘Dwergvleermuizen verblijven graag in de spouwmuren van ons huis. Ze vinden er een goed alternatief voor de holle bomen of grotten waar ze anders hun toevlucht zoeken. De mannetjes leven alleen. De vrouwtjes in kolonies. Ze kunnen met een tiental zijn, in sommige huizen loopt dat zelfs op tot in de honderden. Maar zelfs dan merk je er weinig van. Ze zijn ook compleet onschadelijk en veroorzaken geen overlast. Integendeel, een vleermuis vreet elke nacht honderden muggen en andere insecten.’

Een gierzwaluw komt aan bij zijn nest met 300 tot 500 insecten in zijn keelzak.

Helaas behoren vleermuizen tot de meest bedreigde diersoorten. In België tellen we 21 soorten, waarvan er dertien in groot gevaar zijn. ‘Sommige soorten zijn zich nog aan het herstellen van een enorme terugval in de jaren 1960 en ‘70, en over het algemeen blijven ze het slecht doen. Huizen worden steeds beter geïsoleerd, en dus vinden vleermuizen nog weinig slaapplaatsen. We vinden de laatste tijd helaas ook veel vleermuizen die vol isolatiemateriaal hangen en van uitputting zijn bezweken. Ik vrees dat heel wat kolonies ook gewoon verdwijnen in het isolatieschuim.’

We zijn hierbij aan het einde van deze expeditie door mijn huis gekomen. Door de coronamaatregelen kan ik helaas geen drankje aanbieden en dus ook niets vertellen over de fascinerende fauna en flora in een glas bier of wijn. Dat zal voor een volgende bezoek zijn. Vergeet de gids niet!