Na mijn bezoek aan de Azoren in 2021 (lees hier de blog van de vorige expeditie: https://www.eoswetenschap.eu/natuur-milieu/op-palingexpeditie-naar-de-azoren) stond ik versteld dat er palingen te vinden waren in rivieren stroomop van tientallen-meters hoge watervallen. Omdat een paling zich voortplant in de zee, vermoedelijk de Sargassozee, moeten ze dus die watervallen afdalen en dat leek me niet zonder gevaar. Tijdens zo’n afdaling kunnen de palingen namelijk te pletter slaan op rotsen. De vraag waar ik dan ook mee zat, was of de palingen in de Azoren wel tot in de zee geraken en konden bijdragen aan de volgende generatie. Misschien waren die rivieren, althans de gebieden stroomop van de watervallen, een soort biologisch dood einde.
We beslisten daarom om tijdens de tweede expeditie niet enkel onze detectiestations van de vorige expeditie uit te lezen, maar opnieuw dertig palingen te zenderen. Dit keer moesten het wel zilverpalingen zijn; het levensstadium van de paling dat naar zee migreert. Die zijn te herkennen aan hun grote ogen, donkergrijze rug en zilverwitte buik (vandaar de naam). Zilverpalingen migreren voornamelijk in het najaar naar de zee op momenten dat het veel regent zoals tijdens een storm. We moesten de periode van onze trip dus zorgvuldig uitkiezen zodat we een goede kans maakten op een paar stevige stormen. Zo gezegd zo gedaan: met steun van de Europese projecten ‘LifeWatch’ en ‘COST European Tracking Network’ vloog ik op 14 november opnieuw voor twee weken naar het eiland Flores.
De eerste twee dagen gingen we op verkenning naar een mogelijke rivier om in te werken. De rivier van vorig jaar had wel watervallen, maar geen hoger dan vijf meter. Voor deze studie waren we op zoek naar een rivier met watervallen van minstens tien meter. Meteen verkenden we een kleine rivier met een gigantische waterval van rond de vijftig meter.
'Tijdens zo’n afdaling kunnen de palingen gemakkelijk te pletter slaan op rotsen'
En wat vonden we aan de bodem van die waterval, jawel, een dode paling van rond de tachtig centimeter die duidelijk in het zilverpalingstadium zat. Deze bevinding leek ons vermoeden te bevestigen: de afdaling van de watervallen was niet zonder risico voor de palingen. We namen de vis mee naar ons verblijf om hem open te snijden en eventuele verwondingen vast te stellen. De wervelkolom was gebroken op minstens zes plaatsen en van de schedel bleef niet veel meer over. Waarschijnlijk is de ongelukkige vis met zijn kop eerst op een rots geknald.
Hoewel deze rivier veel potentieel had voor ons onderzoek, waren de hoger gelegen delen stroomopwaarts van de waterval ontoegankelijk. We zouden uren moeten wandelen met al ons materiaal. Ook was de rivier niet al te groot, waardoor het aantal palingen vermoedelijk aan de lage kant was. We zochten daarom verder, waarbij ons oog viel op de rivier ‘Ferreiro’. De bron ontstaat ergens in de hoogtes van Flores, loopt vervolgens via een gigantische waterval in een meertje genaamd ‘Patos’ om vervolgens verder te stromen naar de Atlantische Oceaan met nog enkele middelgrote (ongeveer tien meter hoge) watervallen.
Tijdens onze verkenning van de rivier zagen we bij schemer al meteen enkele palingen zwemmen. In de daaropvolgende dagen plaatsten we de netten. Dit moest heel strategisch en stevig gebeuren. We moesten de zilverpalingen namelijk onderscheppen tijdens hun tocht naar zee, dus de netten werden op plaatsen bevestigd waar de rivier nauwer werd. Omdat ze migreren tijdens regenvlagen en bijgevolg sterkere waterstroom, moesten we onze netten heel stevig vastbinden met koorden aan bomen en rotsen. Dit was een heel andere aanpak dan het jaar voordien, waar we onze netten in de rustige, traag stromende delen van de rivier plaatsten om jagende palingen te vangen.
We hadden twee strategische locaties om netten te plaatsen: we plaatsten vijf netten in de hooglanden van Flores, stroomop van Patos, en vijf netten op de plaats waar de rivier vertrok uit Patos. De netten werden dagelijks gecontroleerd en daarnaast installeerden we ook de detectiestations. Gelukkig hadden we (meestal) zaklampen bij om in het donker te kunnen werken, want het waren lange dagen.
We vingen regelmatig een kleine gele paling, maar de zilverpalingen lieten zich niet zien. Tot na tien dagen, wanneer een storm met veel regen over het eiland raasde. Ondanks dat ik dacht ’s nachts wakker te worden met een weggeblazen dak van onze Airbnb, zag het er de volgende ochtend veelbelovend uit: de watervallen stroomden ontzettend hard als resultaat van de vele regen afgelopen nacht. En jawel, in de netten aan de uitgang van Patos zaten twee mooie zilverpalingen. Hoewel we een beetje ontgoocheld waren door de magere vangst, waren we toch tevreden dat we wel degelijk zilverpalingen konden vangen.
“Het waterpeil was wel minstens een halve meter gestegen, waardoor we via touwen in het water, die vasthingen aan bomen, door de rivier bewogen.”
Gelukkig passeerde er twee dagen later, vlak voor ons vertrek, nog een storm. Nu stroomde het water zo hard dat ik vreesde voor onze netten. Bij het controleren ervan stonden ze gelukkig nog allemaal op hun plaats. Het waterpeil was wel minstens een halve meter gestegen, waardoor we via touwen in het water, die vasthingen aan bomen, door de rivier bewogen; zwemmen was nu niet mogelijk door die harde waterstroom. Dit keer hadden we meer succes: acht zilverpalingen! Dat bracht de teller in totaal op tien en betekent dat we nog twintig zenders over hadden om dit jaar terug te gaan en de rest in te zetten. Hopelijk hebben we dan meer succes en kunnen we onze vangst verdubbelen.
En de gele palingen van vorig jaar? Uit de data bleken ze geweldig honkvast! Ze bleven het grootste deel van de tijd in het stukje rivier waar we ze vingen en zenderden. Via een gelijkaardig soort onderzoek in België vonden we dat palingen bij ons over een jaar toch een gebied van gemiddeld vier kilometer benutten om te jagen. Vermoedelijk bezet een paling in de Azoren een specifiek plekje dat het fel verdedigt tegen soortgenoten (vandaar de vele bijtwonden van andere palingen). We zijn nog aan het brainstormen om dit idee verder te onderbouwen en vermoedelijk gaan we iets proberen met camera’s. Dat is het voordeel van het werken in rivieren met kraakhelder water. Maar dat is voor een andere keer.
Nu even terug achter de pc voor data-analyse.