Natuur & Milieu

Vleermuizen: vol virussen, maar toch niet zo bijzonder

Terwijl we nog volop in deze pandemie zitten, kijken experts al naar de volgende. We moeten daarbij niet alleen focussen op vleermuizen, zo blijkt uit statistische analyses.

Dit is een artikel van:
Nature News

Vleermuizen en knaagdieren worden beschouwd als reservoirs tjokvol met virussen: bronnen van ziekten die over kunnen springen naar mensen en kunnen leiden tot epidemieën. Deze diersoorten hebben bepaalde kenmerken die de kans op overdracht naar mensen stimuleren, stellen sommige wetenschappers. En daarom moeten we ze strenger opvolgen, luidt het. Klopt niet, zo blijkt uit een nieuwe statistische analyse. Vleermuizen en knaagdieren zijn niet zo bijzonder wat betreft het herbergen van virussen die mensen kunnen besmetten.

Schotse onderzoekers hebben de grootste dataset van virussen en hun gastheren (verschillende ordes van zoogdieren en vogels) onder de loep genomen. Het aantal virussen van vleermuizen en knaagdieren dat mensen heeft besmet blijkt in verhouding te zijn met het aantal soorten in deze groepen. Ter verduidelijking: een orde is een taxonomische rang waaronder meerdere families vallen, die weer onderverdeeld kunnen worden in geslachten en ten slotte in soorten. 

'De monitoring van ziektedreiging via dierlijke bronnen moet verder kijken dan specifieke diersoorten' Daniel Streicker (Universiteit van Glasgow)

Er is een ‘behoorlijk rationele numerieke verklaring voor wat eruitziet als opvallende patronen’, zegt Daniel Streicker van de universiteit van Glasgow, die het onderzoek leidde. Het resultaat is gepubliceerd in het vakblad PNAS. ‘De monitoring gericht op de identificatie van ziektedreiging via dierlijke bronnen moet verder kijken dan specifieke diersoorten, en focussen op regio’s met een grote biodiversiteit.’

Niet iedereen is het erover eens dat dat ook werkbaar is, gezien de beperkte middelen. Het is logisch dat vleermuizen – samen met knaagdieren – daarom de focus vormen van virusdetectie en monitoring, klinkt het. Want vleermuizen kunnen meerdere virussen herbergen die ernstige ziekten kunnen veroorzaken bij mensen, zoals rabiës en ebola. Vleermuizen zijn ook een hoofdverdachte als de bron van SARS-CoV-2, het virus dat verantwoordelijk is voor de huidige covid-19-pandemie.

Een spel van cijfers

Vleermuizen herbergen proportioneel gezien meer virussen dan andere zoogdieren. Streicker en zijn collega Nardus Mollentze wilden kijken of dat patroon ook bestaat in verschillende groepen van zoogdieren en vogels. Kijken naar de ordes van dieren haalt een deel van de onzekerheid weg over welke diersoort precies de gastheer is van een nieuw virus, stelt Streicker. Welke groep van dieren betrokken is, kun je met vrij veel zekerheid weten op basis van genetische vergelijkingen tussen het virus bij mensen en dat wat onder de dierlijke gastheren circuleert. 

Streicker en Mollentze vergeleken virussen die mensen kunnen besmetten bij elf dierenordes, waaronder chiroptera (vleermuizen), rodentia (knaagdieren) en passeriformes (zangvogels). Het ging in totaal om 415 DNA- en RNA-virussen. 

Het resultaat van die analyse? Ordes met meer diersoorten hebben door de bank genomen meer virussen – en dus ook meer virussen die naar mensen kunnen overspringen. Knaagdieren waren de meest soortenrijke orde van zoogdieren in deze studie. En ze herbergen ook het grootste aantal virussen dat naar mensen is verspreid, zegt Streicker.

Virale factoren

In een andere statistische analyse heeft het duo het belang onderzocht van de biologie van de gastheer van het virus en dat van kenmerken van het virus zelf. De biologie van een virus – hoe het zichzelf vermenigvuldigt, of het overgedragen is door insecten … - blijkt belangrijker voor het overspringen naar mensen dan de fysiologische en ecologische kenmerken van de dierlijke gastheer.

Bij vleermuizen wordt wel eens gewezen op hun immuunsysteem. Dat zou ervoor zorgen dat zij vele verschillende virussen herbergen. Maar dat bijzondere kenmerk verhoogt het risico op overdracht van deze virussen naar mensen niet, zegt Streicker. ‘Er waren geen unieke groepen van dierlijke gastheren die consistent het risico van de virussen voor mensen verhoogden’, zegt hij. ‘Als we willen voorspellen welke virussen het grootste risico in zich hebben om mensen te gaan besmetten, zijn de kenmerken van de virussen wellicht informatiever dan de kenmerken van hun gastheren.’ Ook wijst hij op factoren in de omgeving die in de gaten gehouden moeten worden, zoals de handel in wild en factoren die ervoor zorgen dat dieren meer in contact komen met de mens.

Van gastheer naar mens

Soortendiversiteit hangt dus samen met de rijkdom aan virussen. Dat is een dwingende reden om de monitoring te verbreden, en verder te gaan dan enkel te focussen op bepaalde zoogdiergroepen, zegt ecoloog Kevin Olival van de Amerikaanse ngo EcoHealth Alliance.

Is het debat beslecht over de vraag of er bijzondere reservoirs – zoals vleermuizen – bestaan? Nee, denkt Olival. In dit onderzoek zijn virussen bestudeerd bij dierordes, met vergelijkingen tussen die ordes en niet tussen diersoorten. Wat betekent dat soortenspecifieke informatie over de gastheren verloren ging, zoals populatiegrootte, dichtheid en hoeveelheid contact ze hebben met mensen. Al deze factoren kunnen de diversiteit aan virussen en de overdracht op mensen beïnvloeden, meent Olival. De doelgerichte monitoring van vleermuizen en knaagdieren verderzetten lijkt logisch, gezien hun track record, voegt hij eraan toe.

'Om de echte diversiteit van virussen in de natuur te kennen, moeten we eerst over meer monsters van virussen beschikken' Jemma Geoghegan, viroloog (Universiteit van Otago)

En wat met het gebruik van de kenmerken van de virussen om de volgende dier-mens-besmetting te voorspellen? Daarvoor is het nog te vroeg, vindt de Nieuw-Zeelandse viroloog Jemma Geoghegan van de universiteit van Otago. ‘We moeten eerst over meer monsters van virussen beschikken en die in kaart brengen. Pas dan kennen we de echte diversiteit van virussen in de natuur.’ 

Tot het zover is, is monitoring volgens Geoghegan beter gericht op genetisch onderzoek op de ‘breuklijnen’, waar mensen en dieren met elkaar in contact komen, zoals markten met levende dieren. ‘Op die manier kunnen we snel virussen herkennen die op mensen overspringen.’ 

Referenties:

1. Mollentze, N. & Streicker, D. G. Proc. Natl Acad. Sci. USA https://www.pnas.org/cgi/doi/10.1073/pnas.1919176117 (2020).

2. Olival, K. J. et al. Nature 546, 646–650 (2017).

3. Babayan, S. A., Orton, R. J. & Streicker, D. G. Science 362, 577-580 (2018).

4. Woolhouse, M. E. J. & Brierley, L. Sci. Data. 5, 180017 (2018).