Hoe komt het dat de wind niet met een meer constante snelheid blaast en waar komen plotse rukwinden vandaan?
Wind ontstaat door luchtdrukverschillen in de atmosfeer en waait steeds van een plaats met hogere luchtdruk naar een plaats met lagere luchtdruk. In principe ontstaat de wind als een laminaire luchtstroming, maar al snel ontstaan er turbulente wervels in deze stroming, die een verschillende oorzaak hebben:
1) Mechanische turbulentie
Nabij het aardoppervlak komt de wind veel obstakels tegen op zijn pad: vegetatie, reliëf, bebouwing. Door de wrijving met al deze obstakels ontstaan wervels, die we benoemen als mechanische turbulentie.
2) Scheringsturbulentie
Dergelijke wervels kunnen ook ontstaan door het verschil in windsnelheid dichtbij de grond en hoger in de lucht (= windschering). Deze wervels transporteren lucht met hoge windsnelheden naar lagere zones. Men zou kunnen stellen dat deze lucht zijn impuls behoudt en er zo dus hogere windsnelheden van boven naar beneden wordt getransporteerd.
Dit neerwaarts transport wordt ook dikwijls geholpen door neerslag. Vooral tijdens zware onweders in de zomers kan plots koude lucht van hoog in de troposfeer naar beneden “vallen”, waarna deze zich uitspreidt rondom de bui. Dat is ook de oorzaak waardoor men dikwijls eerst een vlagerige wind voelt opkomen vooraleer een onweer uitbarst. Deze turbulente wervels zorgen er dus voor dat de wind vaak niet gelijkmatig, maar “met horten en stoten” waait.