Waarom zijn sommige dieren monogaam en andere niet?

Amerikaanse onderzoekers vonden het antwoord na vergelijking van het genoom van tien gewervelde diersoorten.

Hieruit blijkt dat de evolutie niet-monogame soorten verandert in monogame soorten door de expressie van bepaalde genen op te krikken en andere juist te onderdrukken.

De biologen definiëren monogamie als paarvorming waarbij het mannetje minstens het hele paarseizoen mee de opvoeding van de nakomelingen verzorgt en de jongen beschermt tegen rovers en ander gevaar.

Er werden vijf paren van tien nauw gerelateerde soorten bestudeerd. Vier zoogdieren, twee vogels, twee kikkers en twee vissen. Telkens was een paar van de nauw verwante soort monogaam en het andere niet. Deze vijf paren representeren vijf momenten in de evolutie van gewervelden waarbij monogamie ontstond. Zoals de splitsing van de niet monogame veldmuis en de monogame prairiemuis.

De genexpressie in mannelijke hersenen van alle tien de soorten werd vergeleken aan de hand van RNA-sequencing van weefselmonsters van drie individuen per soort. Zo kon worden achterhaald welke evolutionaire veranderingen er hebben plaats gevonden bij de sterk aan elkaar gelieerde diersoorten. Ondanks het complexe sociale gedrag van monogamie, vonden ze telkens dezelfde verandering in genexpressie.

De studie beslaat 450 miljoen jaar evolutie. Zo ver terug hadden de onderzochte soorten een gemeenschappelijke voorouder. Andere studies kijken naar genetische verschillen gebonden aan nieuwe eigenschappen die hooguit enkele tientallen miljoenen jaren geleden zijn ontstaan. Dat maakt dit onderzoek uniek, aldus de auteurs.

Amerikaanse onderzoekers Rebecca Young c.s. van the university of Texas in Austin in Proceedings of the National Academy of Sciences.