De resultaten van het nieuwe klimaatrapport zijn alles behalve hoopgevend. Zo zou de kans groot zijn dat we in de komende decennia al de 1,5°C grens overschrijden en dat we afstevenen op een temperatuurstijging van 2°C of meer. Extreme weergebeurtenissen nemen wereldwijd toe en de link met de klimaatopwarming daarin is duidelijk.
Zoals reeds beschreven in een eerder artikel, is het IPCC een panel van wetenschappers uit heel de wereld die zoveel mogelijk beschikbare informatie over het klimaat uit (recente) wetenschappelijke studies bundelt. In dit geval betreft het zo’n 243 auteurs die meer dan 14 000 artikelen hebben samengevat in het nieuwe rapport, waaraan zo’n 4 jaar hard is gewerkt. Het nieuwe klimaatrapport maakt deel uit van de zogeheten 6e assessment cyclus (AR6) en is daarvan een van de eerste rapporten, ook wel het AR6WG1 genaamd refererend naar “Working Group 1: The Physical Science Basis”.
Het rapport handelt inhoudelijk over de “fysische basis” van de klimaatopwarming. Later in deze cyclus zullen nog andere rapporten verschijnen over o.a. mitigatie van de klimaatverandering, impact, adaptatie en kwetsbaarheden, alsook een syntheserapport waarin alles van de voorgaande rapporten nog eens wordt gebundeld. Het rapport is zoals steeds raadpleegbaar in zowel de technisch-wetenschappelijke vorm, als een meer verstaanbare vorm voor “leken” die ook wel de “summary for policymakers” of “samenvatting voor beleidsmakers” wordt genoemd.
Waarover gaat het klimaatrapport?
In het nieuwe rapport worden verschillende thema’s besproken. Zo wordt er onder meer een onderscheid gemaakt tussen de huidige staat van het klimaat en de toekomstige klimaatscenario’s. In de laatste hoofdstukken wordt eveneens gekeken naar risico-assessment alsook hoe de klimaatverandering kan beperkt worden in de toekomst.
- Wat betekenen de verschillende RCP scenario’s in het rapport?
De huidige staat van het klimaat
In een eerste hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de huidige stand van het klimaat, wat we geobserveerd hebben tot nu en hoe deze opwarming zich situeert in een historisch perspectief.
De huidige waargenomen trends in een historisch perspectief
Een belangrijk nieuw statement in het recente klimaatrapport is het feit dat de menselijke invloed op de huidige opwarming onmiskenbaar is, en er geen twijfel meer over mogelijk is:
“Het is onmiskenbaar dat menselijke invloed gezorgd heeft voor een opwarming van de atmosfeer, de oceaan en het land. Er deden zich al wijdverspreide en snelle veranderingen voor in verschillende componenten van het klimaatsysteem”
De concentratie van de voornaamste broeikasgassen is nog steeds stijgende sinds 1750 en deze stijging is een resultaat van menselijk handelen (verbranden van fossiele brandstoffen). Globaal gesproken zitten we al aan een opwarming van zo’n 1.1°C en vooral de laatste jaren zien we steeds vaker warmterecords. De vier laatste decennia waren opeenvolgend warmer dan elke decennium tevoren sinds 1850. Bovendien is er veel consensus over het feit dat de toename aan broeikasgassen het grootste gedeelte van deze opwarming heeft veroorzaakt, en dat andere factoren eerder een afkoelend of zeer beperkt opwarmend effect hebben gehad (bv. aerosolen, natuurlijke factoren en interne variabiliteit).
Verder wordt er nog verwezen naar het feit dat er ook een grote consensus is dat de mens-geïnduceerde opwarming verantwoordelijk is voor het terugtrekken van de gletsjers wereldwijd sinds 1990 en voor de afname van het zee-ijs in het Arctische gebied (tot wel 40% in september, bij de minimum-omvang!). Ook de oppervlaktesmelt op Groenland in de laatste 2 decennia wordt toegeschreven aan deze opwarming, maar over de invloed op Antarctica bestaat er nog veel onzekerheid. Daar spelen interne variabiliteit en andere processen ook een rol.
Niet enkel de atmosfeer warmt op a.g.v. de opwarming, maar ook de oceanen absorberen warmte (zelfs 91% van de extra warmte in het klimaatsysteem) en verzuren door de toename in CO2-concentraties. Zowel de thermische expansie van het warmer wordende oceaanwater (55%) als het smelten van gletsjers (22%) en ijskappen (20%) hebben bijgedragen aan een significante stijging van het zeeniveau. Die bedroeg zo’n 0.2m tussen 1901 en 2018 en de snelheid van deze stijging is verdrievoudigd in deze periode. De menselijke invloed daarop is duidelijk sinds 1971.
Tot slot wordt er ook vermeld dat neerslagpatronen zijn veranderd a.g.v. de opwarming en dat ook ecosystemen verschuiven richting de polen.
“De schaal van de veranderingen en de huidige staat van het klimaat kennen geen precedenten in de afgelopen eeuwen tot duizenden jaren”
Een belangrijk inzicht in het nieuwe rapport is dat de schaal en de snelheid van de mens-geïnduceerde opwarming. De huidige opwarming wordt geschaald ten opzichte van equivalenten in het verleden om aan te tonen hoe snel het gaat en hoe bijzonder de huidige opwarming is. Zo is de huidige CO2-concentratie ongezien sinds ten minste 2 miljoen jaar en waren de concentraties van andere broeikasgassen nooit zo hoog als in de voorbije 800 000 jaar.
De temperatuur op aarde sinds 1970 is nooit zo snel toegenomen dan elke andere 50-jarige periode sinds minstens 2000 jaar. De meest recente periode uit het verleden met gelijkaardige temperaturen als in het huidige decennium, dateert al van minstens 125 000 jaar geleden. Ook de huidige omvang van het arctische zee-ijs in september was kleiner dan ooit in minstens 1000 jaar en ook van het terugtrekken van de gletsjers sinds 1950 is geen precedent in minstens 2000 jaar.
In een gelijkaardige analogie zou eveneens de huidige zeespiegelstijging ongekend snel gaan sinds 3000 jaar. Al deze zaken tonen aan hoe uitzonderlijk de huidige klimaatopwarming (en effecten) is, en hoe snel het gaat.
Impact op extreme gebeurtenissen
Het is zo goed als zeker dat warme extremen meer intens en frequent zijn geworden sinds 1950 a.g.v. de opwarming en dat het omgekeerde geldt voor de koude extremen. Sommige van de zeer recent geobserveerde extreme temperatuurevents zouden zeer onwaarschijnlijk zijn geweest in het niet-verstoorde klimaat en kunnen we dus (deels) toeschrijven aan de klimaatopwarming. Daarnaast is het ook zo goed als zeker dat de frequentie en intensiteit van neerslagextremen is toegenomen sinds 1950 en dat ook droogteperiodes in de landbouw frequenter zijn geworden door een toename in de verdamping.
De klimaatverandering heeft reeds een impact op verscheidene soorten weerextremen (hitte, droogte, neerslagextremen, orkanen…) in alle delen van de wereld. Het bewijs en observaties van zulke extremen zijn enkel maar toegenomen sinds het laatste rapport
Betere modellen geven meer inzicht in bepaalde processen
Sinds het laatste rapport in 2013 zijn ook de klimaatmodellen erop vooruitgegaan. Zo worden bepaalde processen nu beter gesimuleerd in de modellen, waardoor we deze ook beter kunnen begrijpen. Het simuleren van aerosolen en feedback-processen met wolken is er daar eentje van. Bovendien is er ook steeds meer en beter observationeel bewijs dat gebruikt kan worden in de analyses. Deze effecten hebben ertoe bijgedragen dat o.m. ook de zogeheten “klimaatgevoeligheid” (de temperatuurstijging bij een verdubbeling van de CO2-concentratie) beter kan worden in geschat o.b.v. de nieuwste generatie aan klimaatmodellen. Die zou nu ergens tussen 2°C en 5°C liggen, met een best-guess rond 3°C.
“Verbeterde kennis van de klimaatprocessen, alsook meer paleo-klimatologisch bewijs, in combinatie met de respons van het klimaatsysteem op de stralingsforcering hebben geleid tot een betere schatting van de klimaatgevoeligheid t.o.v. het vorige rapport”
Toekomstige klimaatscenario’s
Naast de globale staat van het huidige klimaat en de geobserveerde trends, maken ook de toekomstige projecties een belangrijk deel uit van het nieuwe VN-klimaatrapport. In het rapport worden 5 scenario’s geschetst, elk met een ander toekomstig globaal traject van de CO2-uitstoot. Er is een zeer laag en laag scenario, een middelmatig scenario en er is ook een hoog en zeer hoog emissie-scenario. Voor elk van deze scenario’s is doorgerekend met welke temperatuurstijging deze gepaard zouden gaan, en wat de gevolgen zouden zijn op vlak van neerslag en extreme events.
Het is duidelijk dat de klimaatverandering snel gaat. Het befaamde doel van 1.5°C opwarming dat werd gesteld in het akkoord van Parijs dreigt de komende decennia al bereikt te worden. In elk van de scenario’s zal de temperatuur op z’n minst nog blijven stijgen tot het midden van deze eeuw. Als we onze uitstoot niet drastisch beperken de komende jaren/decennia dan zal de temperatuurstijging wellicht richting en zelfs boven de 2°C opwarming gaan. Een eerder rapport becijferde zelfs dat – op basis van de huidige beleidskeuzes – dat eerder naar 3°C opwarming zou gaan. De allerhoogste scenario’s, bij een verder stijgende uitstoot, laten zelfs potentieel nog een grotere opwarming zien (richting 2.8-5.5°C).
“De globale temperatuur zal minstens tot het midden van de eeuw blijven stijgen volgens alle emissie-scenario’s. De globale temperatuur zal met 1.5°C of 2°C stijgen als we de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen niet verder reduceren in de komende decennia”
In het rapport wordt eveneens benadrukt dat bij een verdere stijging van de gemiddelde temperatuur ook de extremen alsmaar kunnen toenemen. Zowel de hitte-extremen als de neerslagextremen. Bij elke graad opwarming kan er 7% meer neerslag vallen. Events die maar 1x om de 50 jaar voorkomen hebben in een 2°C warmere wereld al bijna 14 keer meer kans om voor te komen.
“Het klimaatsysteem zal meer en meer veranderen naarmate de opwarming verder toeneemt. Extremen zullen dan nog extremer kunnen worden en we zullen meer ijsmassa verliezen“
Tot slot vermeldt het rapport ook dat bepaalde processen onomkeerbaar zullen zijn op langere termijn. Dat heeft vooral ook betrekking op de traag-reagerende componenten in ons klimaatsysteem zoals de ijsmassa’s, de oceaan en de zeespiegelstijging. Volgens de projecties van het IPCC is er een grote kans dat er de komende decennia wel eens een jaar zal zijn met een zee-ijs vrij noordpoolgebied, en dat dat vaker zal voorkomen naarmate de opwarming zich doorzet. De toekomstige zeespiegelstijging zou zich ergens tussen 30 cm en 1m situeren in de meeste scenario’s tegen 2100, met richting 2300 zelfs nog een grotere stijging. De onzekerheden op lange termijn nemen echter wel toe, door onzekerheid in hoe bepaalde kantelpunten in het klimaatsysteem zich zouden gaan gedragen.