Veertig jaar geleden was de klimaatopwarming vooral voor insiders een kwestie. Sinds het Akkoord van Parijs is ze meer op het voorplan gekomen. ‘Eindelijk’, zegt bioloog en klimaatblogger Sara Vicca. Een interview over extreem weer, de window of opportunity, en werken aan oplossingen.
Beeld: Diego Franssens
Sara Vicca is bioloog, maar werkt al heel haar onderzoekscarrière op klimaatopwarming. Een bewuste keuze, in haar geval. Ze begon tien jaar geleden les te geven over klimaatverandering aan de Universiteit Antwerpen, en laat van zich horen via haar klimaatblogs en via Scientists for Climate. Maar Vicca doet meer dan spreken alleen: met haar onderzoek wil ze zelf bijdragen aan de oplossingen voor het probleem. Ze zoekt duurzame en natuurlijke manieren om meer koolstof vast te houden in de bodem. Die bestaan, en als het aan haar ligt, zullen we ze binnenkort ook inzetten.
Een groot deel van haar carrière onderzocht de bioloog de link tussen klimaat en landecosystemen. Hoe planten reageren op de opwarming heeft immers directe gevolgen voor ons leven. Dat besef bestond twintig jaar geleden al, toen ze aan haar masterproef begon. ‘Toen ging het vooral over de effecten van CO2 en opwarming. Rond 2010 gingen we meer werken op extreme gebeurtenissen, vooral droogte.’Het hele klimaatonderzoek focuste vanaf toen ook meer op extreme weersgebeurtenissen. ‘Extreme situaties zijn complex, onder andere omdat ze tamelijk zeldzaam zijn. Ze vormen dus een grotere uitdaging, nu nog steeds.’ Nog recenter ontstond ook het inzicht dat de reactie van een ecosysteem op een klimaatgebeurtenis sterk afhangt van de voedingsstoffen in de bodem.
Onderzoekers weten hoe de reacties verlopen, nu kunnen ze dus precies bepalen wat er waar zal gebeuren? Of zijn we zover nog niet?
‘De klimaatmodellen worden inderdaad beter op basis van de kennis die we opdoen in het veld. Nu bewezen is dat het stimulerende effect van CO2 op de plantengroei sterk afhangt van de voedingsstoffen en dat er bij weinig nutriënten een veel kleiner positief CO2-effect is dan wanneer er veel voedsel in de bodem zit, zit dat mee in de modellen. Zo blijkt dus dat de koolstofopslag op het land kleiner is dan eerst verwacht. Ik verwacht dat we iets gelijkaardigs zullen zien wanneer de modellen extreem weer preciezer gaan simuleren. Hoeveel CO2 de planten ook ter beschikking hebben, als ze niet genoeg water krijgen en niet genoeg voedsel, zullen ze toch niet beter groeien.’
Wat moeten klimaatonderzoekers nog te weten komen in de volgende veertig jaar? En welke grote belemmeringen en moeilijkheden verwacht u?
‘Hoe sterk we in de komende tien jaar de emissies reduceren, zal aanzienlijk bepalen hoe erg de klimaatopwarming wordt. Onze uitstoot zit nog altijd op het hoogste niveau ooit, 2023 stevent alweer af op een record. Dat wil zeggen dat de opwarming nog steeds versnelt. Als we willen inzetten op transitie en we het pad voor maximum twee graden opwarming willen volgen, dan moet de uitstoot naar omlaag en zullen we ook negatieve emissies nodig hebben.’
‘Het zal erg interessant zijn om te zien wat de respons van het ecosysteem op een daling van de CO2-concentratie is, en op een graduele daling van de temperatuur – die zich misschien pas veel later inzet. Dat zal ten vroegste zichtbaar worden naar het einde van die veertig jaar toe – als we netto nuluitstoot bereiken tegen 2050 natuurlijk. Wanneer we aan de negatieve emissies beginnen, hoeveel opwarming we krijgen, hoeveel kantelpunten we overschrijden, … Al die zaken gaan een gigantisch verschil uitmaken.’
Voelt u als wetenschapper dan druk om sneller te onderzoeken, om sneller zeker te zijn, en zo rampen te voorkomen?
‘Dat is alleszins de reden waarom ik vijf jaar geleden van onderzoeksrichting veranderd ben: ik wilde meer aan de oplossingen werken. Ik voel wel druk om zo snel mogelijk duurzame methodes te vinden om CO2 uit de atmosfeer te halen. Ik werk vooral rond enhanced weathering.’
‘Wanneer silicaat (een groep mineralen die zo’n 95 procent van de aardkorst uitmaakt, red.) in de bodem of in rotsen reageert met CO2 en water, slaat het dat CO2 op in carbonaten. Dat gebeurt voor een erg lange tijd, millennia. In een ver verleden zou dat proces een belangrijke rol gespeeld hebben bij het stabiliseren van het klimaat. Bij enhanced weatheringga je het proces versnellen door gesteente te vermalen en aan te brengen op landbouwgrond. Fijne deeltjes en de hoge CO2-concentraties in de bodem zorgen ervoor dat de verwering vlugger gaat. Het gemalen gesteente bevat bovendien interessante voedingsstoffen voor de planten.’
‘Wanneer we silicaatgesteente in de bodem brengen, gebeurt er natuurlijk veel meer dan die reactie met CO2. Er zit ook organische koolstof in de bodem waarop enhanced weathering een effect heeft. De exacte cijfers zijn er nog niet, maar wij zien in onze eerste experimenten dat er wat van de organische koolstof uit de bodem vrijkomt. Dat is niet helemaal onverwacht als je weet dat silicaat de zuurtegraad van de bodem verhoogt, wat een positief effect heeft op de ontbinding. Maar er gebeuren ook andere processen die zouden kunnen zorgen voor stabilisatie van organische koolstof in de bodem, en op termijn dus voor meer opslag in de bodem.’
‘Binnen de wetenschap rond enhanced weathering weten we nog niet goed wat het netto-effect is, en hoeveel koolstofopslag je kan verwachten op lange termijn. Tegelijkertijd beginnen bedrijfjes de techniek toe te passen. Dat voelt ongemakkelijk, we voelen daardoor druk om snel met antwoorden te komen. We willen vermijden dat ze carbon creditsgaan verkopen voor koolstof die ze niet opslaan. Want als zulke zaken niet eerlijk verlopen, tast dat de geloofwaardigheid van de hele techniek aan. Aan de andere kant: er moet iets gebeuren. We moeten ook inzetten op negatieve emissies, want zonder halen we die tweegradengrens niet. Laat staan de grens van anderhalve graad.’
Volgens u moeten we echt op zoek naar nieuwe technologieën opdat het snel genoeg gaat.
‘Ja, de wetenschap is daar ook duidelijk over. Maar de balans moet wel juist zijn. De prioriteit is emissies van fossiele brandstoffen afbouwen, om de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen te reduceren. Als we dat niet doen, dan zijn we met die negatieve emissies niet veel. Dan is dat gewoon een heel dure druppel op een hete plaat.’
‘Consuminderen, ik haat dat woord. Maar het is wel zo: als je minder verbruikt, wordt de transitie gemakkelijker. Het staat trouwens ook letterlijk in het IPCC-rapport (het Intergovernmental Panel on Climate Change van de Verenigde Naties evalueert de risico’s van klimaatverandering, red.): grote mogelijkheden voor demand reduction. Maar met consuminderen alleen gaan we er niet geraken. In alle sectoren zijn transformaties nodig: mobiliteit, bouw, industrie, landbouw. De overheid moet wetgeving en fiscaliteit aanpassen om die transities aan te moedigen. Het gaat alleen lukken met een combinatie van doordacht beleid en gedragsverandering.’
‘Over tien jaar zal ik al niet meer moeten uitleggen wat we moeten doen om anderhalve graad opwarming te vermijden’
Sinds wanneer bent u bezig met wat u nu doet? Met de grote thema’s van uw werk?
‘Klimaatverandering? Ik wist eigenlijk altijd al dat ik daarrond wilde werken. Daarom koos ik destijds voor mijn masterthesis. Toen ik erover ging lesgeven, ongeveer tien jaar geleden, was dat een intensieve cursus. Ik moest me echt verdiepen in de materie, onder andere rond die kantelpunten, die waren toen helemaal nog niet zo bekend.’
‘De wetenschappelijke literatuur daarrond was zo confronterend dat ik er letterlijk van wakker lag ’s nachts. Daardoor heb ik beslist om meer te gaan bloggen. Ik was zo boos omdat er niets gebeurde. Toen was er nog erg weinig aandacht voor het klimaat, dat was nog voor het Akkoord van Parijs (een internationaal verdrag om de opwarming van de aarde te beteugelen, red.). Toevallig had ik dan ook een publicatie in Nature, waardoor ik meer in het nieuws kwam. En eens ze je daar kennen, gaan ze je ook meer vragen. Dat was een rollercoaster voor de communicatie naar het grote publiek.’
Is er ondertussen een gevoel van hoogdringendheid gekomen en uit zich dat in het wetenschappelijk onderzoek?
‘Dat is moeilijk om te zeggen, want ik zit in dat wereldje. Vanuit mijn wereldperspectief lijkt het wel versneld, zeker sinds het Akkoord van Parijs. Vanuit de Europese Green Deal komen projectoproepen gericht op klimaatneutrale steden, bodemgezondheid, biodiversiteit. Er wordt dus onderzoeksgeld vrijgemaakt voor die uitdagingen. Maar Vlaanderen, België, Europa en de hele wereld kunnen daar veel verder in gaan, en er echt op inzetten.’
‘Biodiversiteit is ook een erg belangrijke crisis, die zit nog te veel verborgen. Voor klimaat lijkt het me nu iets gemakkelijker om het grote publiek mee te krijgen. De extreme weersgebeurtenissen zijn hier, je voelt het letterlijk, in de zomer vooral. De gevolgen van de biodiversiteitscrisis lijken verder weg. Terwijl dat de basis is van ons bestaan: onze voedselproductie hangt ervan af, en heel wat andere ecosysteemdiensten.’
‘Toch is er, zeker in vergelijking met het begin van mijn carrière, veel meer belangstelling voor de wetenschap die ons uit de klimaatproblematiek kan helpen. Ik krijg ook veel meer studenten die precies weten dat ze daarop willen werken. In het curriculum aan de universiteit is er meer plaats voor. We hadden al een master global change biology, nu hebben we een nieuwe master sustainable urban bioscience engineering. Ook andere universiteiten zetten almaar meer in op duurzaamheid, klimaat en biodiversiteit.’
Hoe zijn de jonge wetenschappers geëvolueerd sinds u meedraait? En hoe zouden ze nog moeten evolueren om de wetenschap de goede richting uit te doen gaan?
‘Ik denk dat heel wat jonge wetenschappers er heel bewust voor kiezen om rond duurzaamheid te werken. Maar de academische wereld is heel hard. Om het cru te zeggen: soms wordt er meer gewerkt voor het eigen cv dan om de wetenschap vooruit te helpen. Er is vaak bitter weinig perspectief voor jonge wetenschappers. Dat is ook niet positief voor de gender balance. Vrouwen zeggen iets gemakkelijker: ik ben weg.’
‘Dat is het gevolg van het academisch systeem. Graag en goed aan wetenschap doen, wordt te weinig beloond. Veel profs zijn totaal overwerkt. Je moet alles doen: onderzoek, lesgeven en dienstverlening. En best nog in alles uitblinken ook. Dat is op termijn slecht voor de wetenschap. De druk om te publiceren zorgt niet altijd voor topkwaliteit, wel integendeel. Maar dat kan één universiteit niet oplossen, dat moet wereldwijd aangepakt worden.’
Eos is genoemd naar de godin van de dageraad. U mag gerust uw favoriete godheid noemen, maar eigenlijk willen we weten wat uw grote drijfveer is voor onderzoek, uw motto.
‘Streven naar een betere wereld, maar dat klinkt zo melig. Toch is het zo, het mag hier niet te gek meer uit de hand lopen, dan wordt het echt niet meer leefbaar. Ik heb het klimaatkeuzevak indertijd opgericht omdat educatie een deel is van oplossingen. Je kan niet alles alleen doen. En ik ben van onderzoeksrichting veranderd omdat ik op oplossingen wilde werken en ik wilde dat de mogelijke oplossingen meer bekend zouden worden. Dus ja, een betere wereld, hopelijk.’
Hoe ziet u de situatie evolueren de komende veertig jaar? Waar zullen we dan staan?
‘Ik hoop dat we binnen veertig jaar de ommekeer hebben gemaakt en dat we aan de negatieve emissies zitten. Nu zeg ik aan mijn studenten: als we onder anderhalve of twee graden opwarming willen blijven, moeten we dit pad volgen, de emissies moeten zo snel dalen en we hebben zoveel negatieve emissies nodig. Maar wat moet ik binnen tien jaar vertellen? Zal ik dan nog kunnen zeggen: dit is het pad om onder de anderhalve graad te blijven? Dan gaan we nog hard ons best moeten doen. Twee graden? Hopelijk.’
‘In het klimaatverhaal moeten we altijd balanceren tussen slecht nieuws en positief nieuws. Want als je alleen slecht nieuws brengt, haken de mensen af, zeggen ze. Dus mijn lessen en lezingen zijn opgebouwd uit slecht nieuws, slecht nieuws, goed nieuws. Er is nog hoop. Dit is wat we moeten doen. Maar hoelang blijft dat nog realistisch?’
‘Als we morgen stoppen met onze uitstoot, dan is het nog onder controle. Dan gaat de CO2-concentratie waarschijnlijk geleidelijk dalen. Maar die fameuze window of opportunity wordt steeds smaller. Boven de anderhalve graad opwarming is de kans veel groter dat de kantelpunten bereikt worden. Die hangen dan ook nog eens samen: als er één omslaat, heeft dat effect op andere. Dan komen er zelfversterkende processen op gang, waardoor we de controle over de klimaatverandering verliezen. Positief nieuws brengen? Dat wordt niet gemakkelijk dan.’
‘En stel: we reduceren de emissies sterk en we hebben technologieën om negatieve emissies te creëren. Dan komt er nog een geopolitieke uitdaging: wat is de optimale globale temperatuur? Wat is de optimale CO2-concentratie? Die zijn niet voor iedereen hetzelfde, in Angola gaan ze daar anders over denken dan in Rusland.’
‘Dan hebben we het nog niet gehad over meer extreme geo-engineering, zoals sulfaataerosolen in de atmosfeer brengen. Dat gaat pas tegengestelde belangen opleveren. Bon, moest het ooit te koud worden: we weten de fossiele brandstoffen zitten om het klimaat weer op te warmen. Maar de discussie over die technologieën is voor over veertig jaar. Hopelijk kunnen we er dan nog over nadenken.’
is bioloog en professor aan de Universiteit Antwerpen. Ze onderzoekt de koolstofcyclus in ecosystemen op het land, zoals in bossen en graslanden. Haar thema’s zijn voornamelijk de interactie tussen ecosystemen en klimaat en oplossingen om CO2 uit de lucht te halen, geïnspireerd door natuurlijke processen, zoals versnelde silicaatverwering. Vicca is een van de drijvende krachten achter Scientists for Climate en een bekende klimaatblogger.