Eos Blogs

Wereldoceaandag: adopteer een walvis

Op World Oceans Day neemt oceanoloog en blogger Jan Stel je mee in het rijk van een bijzondere oceaanbewoner: de walvis. Eeuwenlang werd hij door de mens bejaagd, maar nu wordt zijn belangrijke rol in het oceanische ecosysteem steeds meer gewaardeerd.

Het Badstrand van Vlissingen is een interessante plek voor een dagje aan het strand. Het is er ook een komen en gaan van grote zeeschepen, meestal onderweg naar de haven van Antwerpen. Geen gebrek aan vertier. Ook niet in coronatijden. Soms lijkt het net alsof een schip recht op het strand afvaart, omdat de vaargeul vlak langs de Zeeuwse kust loopt. Maar de Zeeuwen zijn hier wel wat gewend. Soms gaat dat mis. Op 21 mei was dat bijna weer het geval. Toen voer een groot containerschip recht op de badgasten af. Maar op het allerlaatste moment werd het roer nog omgegooid, terwijl de schroef zich al in het zand begon vast te bijten.

Spartelend bruinvisje

Bijna twee weken later vonden de badgasten zowaar een pasgeboren bruinvisje in de branding. De moeder was nergens te zien. Sommige badgasten ontfermden zich dan maar over het spartelende diertje. Foto’s op het internet laten mensen zien, die het walvisje vol trots in hun armen nemen om er mee te poseren. En daarmee was het bijna een vis op de wal geworden, in plaats van een walvisje. SOS Dolfijn en het EHBZ-team Zeeland namen de zorg ervoor al snel over. Ze brachten het pasgeboren bruinvisje terug naar de zee. Hopelijk vindt de moeder haar kalf snel terug.

De combinatie van schepen en walvissen is vaak geen goede zaak. Regelmatig worden walvissen aangevaren door grote schepen, die dat gewoonlijk helemaal niet in de gaten hebben. Met het schip gaat het meestal goed, maar de walvis raakt dikwijls gewond. Heel verrassend was de ontdekking van het karkas van een tien ton wegende walvis op de bulbsteven van de Premium do Brasil, toen het de sluizen van Terneuzen binnenvoer. 

Zowel de walvis als de lading vruchtensap werden in de haven van Gent afgeleverd. Uit onderzoek van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen bleek dat het om een één jaar oude, 10,50 meter lange vinvis gaat. De ruggengraat van het arme dier was gebroken. Een week eerder was in de Rotterdamse haven een vijf meter lange dwergvinvis gevonden op een schip dat uit Engeland kwam.

Walvisjacht

De eerste walvissen ontwikkelden zich zo’n 50 miljoen jaar gelden uit vleesetende landdieren. Deze dieren pasten zich opnieuw aan de zee aan. Die aanpassingen zie je uiteraard in fossiele skeletten terug. Opmerkelijk is de vondst in februari 2013, van een goed bewaard fossiel walvissenskelet in de bouwput van de Kieldrechtsluis of Deurganckdoksluis, het grootste dok ter wereld, in de Antwerpse Haven bij Lillo. 

De walvissen in de Antwerpse ondergrond stierven allemaal een natuurlijk dood. Maar dat veranderde grondig toen de mens er zich mee ging bemoeien

Een internationaal team onderzocht het onder leiding van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen in Brussel. Zij kwamen tot de ontdekking dat het een nieuwe, uitgestorven soort was, die ze Antwerpibalaena liberatlas noemden. De resultaten van hun minutieus speurwerk zijn in februari 2020 gepubliceerd. Het is een uitgestorven neef van de Noordkapers, en de Groenlandse walvis. De naam is een eerbewijs aan de stad Antwerpen. Bij de specialisten staat het bekend als een walvissenkerkhof, vanwege de vele vondsten van walvisbotten.

De walvissen in de Antwerpse ondergrond stierven allemaal een natuurlijk dood. Maar dat veranderde grondig toen de mens er zich mee ging bemoeien. De eerste afbeeldingen van een walvisjacht zijn op Koreaanse petrogliefen te zien, die zo’ 8000 jaar oud zijn. Een echte industrie ontstond pas in het begin van de 17de eeuw, toen vooral Engelsen en Nederlanders voor de kust van Spitsbergen op de Groenlandse walvis (Balaena mysticetus) en Noordkapers (Eubalaena glacialis) jaagden.

De Europese en later Amerikaanse walvisjacht, breidde zich al snel uit tot een industrie. Hierbij werd vooral op de echte of wel ‘juiste’ walvissen gejaagd. Dat onderscheid werd door Engelse walvisjagers gemaakt die dan over ‘right whales’ spraken. Ze bedoelden hiermee walvissen die de volgende eigenschappen hebben: langzaam zwemmen, blijven drijven als ze gedood worden en meer olie en baleinen bevatten dan de andere walvissoorten. Walvissen waren een internationaal gemeengoed, een ‘common properity’, waarbij de regel geldt: wie het eerst komt, het eerst maalt.

Nederlandse walvisvaarders rond 1690 op een schilderij van Abraham Storck (1644-1708). © Wikipedia.

De walvisjacht maakte en snelle bloei door. Zo namen in Nederland rond 1700, circa 200 schepen en bijna 10.000 zeelieden deel aan de jaarlijkse slachting bij Spitsbergen. De Nederlandse jacht hield pas op in 1855, toen de genereuze staatssteun werd beëindigd. Ontdaan van alle romantiek die er later aan werd toegevoegd, was de walvisjacht een vieze, groezelige en gewelddadig activiteit. In 1840 hadden de Amerikanen de jacht volledig overgenomen. Van de 900 walvisvaarders kwamen er toen 735 uit Amerika. 1853 was een van de topjaren. Er werden toen 8.000 walvissen gedood. Dat leverde 363.000 tonnen olie en 2,6 kilo balein, met een toenmalige waarde van $ 11 miljoen op.

Eén blauwe vinvis leverde ongeveer 50 ton blubber op

Zo beschouwde men het grootste dier op aarde, de blauwe vinvis, Balaenoptera musculus, als een langzaam bewegend en gemakkelijk doelwit en een zwemmende schatkist vol grondstoffen. Eén blauwe vinvis leverde ongeveer 50 ton blubber op. Deze werd gebruikt om zeep, bakolie, olie voor lampen en straatverlichting en om er kaarsen van te maken. De huid werd omgezet in fijn leer voor korsetten enz. De mode-industrie was in de 19de eeuw een belangrijke drijfveer van de walvisvaart. 

In de touwslagerij en textielnijverheid werd traan benut om de vezels bij het spinnen hanteerbaarder te maken. Walvisbotten leverden fijne smeerolie op ('knekelolie') voor machines. De resterende ribben en kaakbenen werden gebruikt als hekken, grafzerken en wrijfpalen voor het vee, wervels als hakblokken Op het Waddeneiland Vlieland is een poort van twee walviskaken te zien, die vroeger als grafzerken hebben gediend.

In 1946 begon de jacht in Nederland en vele andere landen opnieuw. Nu richtte men zich vooral op de Zuidelijke Oceaan bij Antarctica. Deze werd uitgevoerd met de fabrieksschepen, de Willem Barentsz I en II, die jaarlijks naar het zuiden voeren. Willem Barentsz (ca.1550-20 juni 1597) was een Nederlandse koopman en ontdekkingsreiziger. Tot driemaal toe probeerde hij de Noordoostelijke Doorvaart te vinden. Dat is een scheepvaartroute door de Arctische Oceaan naar de Stille Oceaan. Dat is niet gelukt. Door de huidige klimaatverandering wordt deze route nu wel bevaarbaar.

Met uitsterven bedreigd door overbejaging

Over het algemeen viel de naoorlogse vangst tegen. Toch was er in tijd van schaarste, een grote vraag naar de producten, waaronder walvistraan. De betrokken, stoere zeelieden, waren helden omdat ze Nederland er weer bovenop hielpen brengen. Over de tegenvallende opbrengsten werd niet veel gesproken. En via subsidies en fiscale regelingen hield de Nederlandse overheid de activiteiten jarenlang in stand totdat in 1962 het doek viel. Deze situatie doet denken aan de vele oneigenlijke subsidies die de overheden nu aan de olie- en gasindustrie geeft.

Met de walvissen ging het uiteraard niet goed. Door de overbejaging nam de populatie af en werden een groot aantal soorten met uitsterven bedreigd. Uiteindelijk leidde dit in 1946, tot de oprichting van de Internationale Walvisvaart Commissie (IWC) die de vangst moest reguleren. In 1982 werd, met uitzondering van voor het doen van wetenschappelijk onderzoek, er een algemeen internationaal verbod op de walvisvangst aangekondigd. Maar Japan, Noorwegen en IJsland trokken zich daar weinig van aan en bleven walvissen vangen voor ‘wetenschappelijk onderzoek’. Sinds 1978 zijn er zo tenminste 50.000 walvissen gevangen. Omdat de walvispopulatie zich herstelt gaan die landen en Rusland weer over tot de commerciële walvisvangst.

Ondertussen is het aantal walvissen verminderd van 4 à 5 miljoen tot ongeveer 1,3 miljoen. De blauwe vinvispopulatie is bijna verdwenen. Van de 350.00 dieren zijn er nog maar 7000-15.000 over. Hetzelfde lot trof de bultrug, Megaptera novaeangliae, waarvan de populatie ook met 98% afnam. Bescherming van de walvissen door het instellen van beschermde gebieden, is dringend noodzakelijk. Twee jaar geleden haalde een Braziliaans voorstel binnen de IMC, om een groot beschermd gebied in de Zuidelijk Oceaan in te stellen, het niet. Het voorstel werd domweg geblokkeerd door de vier al genoemde landen die voorstanders zijn van de walvisjacht.

Ecosysteemdiensten van walvissen

De oceaan levert ons enorm veel gratis diensten, zoals de opname van de door onze activiteiten veroorzaakte extra warmte en CO2 in de atmosfeer, het leveren van tenminste de helft van de zuurstof op aarde en het reguleren van het klimaat. Zonder de oceaan is het leven op aarde niet mogelijk. Om dat te begrijppen hoeven maar even naar de maan of Mars te kijken.

De biologische pomp in de oceaan speelt hierin een belangrijke rol. Zo neemt het fytoplankton via fotosynthese CO2op en legt het evenals een boom op het land, vast in de microscopisch kleine algen. Dat gebeurt in de bovenste laag van de oceaan, waarin zonlicht doordringt. De plantaardige biomassa wordt vervolgens door dierlijk plankton opgegeten. En dan volgt er een keten van eten en gegeten worden, waarbij uitwerpselen en dode dieren, evenals het afgestorven plankton, naar de bodem van de oceaan zinken, waar de koolstof wordt opgeslagen. Onderweg naar de zeebodem zetten bacteriën deze organische stoffen soms weer om in CO2 dat dan opnieuw in de atmosfeer terecht komt.

Biologische en walvis pomp. © Wikipedia

De opslag van koolstof in de triljoenen dieren wordt blauwe koolstof genoemd en gebeurt op een natuurlijke manier. In kustgebieden wordt de blauwe koolstof voor enige jaren of decennia opgeslagen in mangroven, kwelders en ecosystemen van zeegras. In de oceaan gebeurt dit binnen de biologische kringloop door fytoplankton, krill, vissen, zeevogels, zeeschildpadden en zeezoogdieren, zoals de walvis. De opslag is dan al snel voor honderden of duizenden jaren. Als het in het sediment terecht komt gaat het al gauw om miljoenen jaren. Zo zijn immers de witte kalkkliffen van Dover ontstaan. De opvang van CO2 door mariene organismen wordt blauwe koolstof genoemd.

De rol van de grote walvissen blijkt heel bijzonder te zijn. Ze duiken diep de oceaan in om hun voedsel zoals krill, vissen en inktvissen te vangen, maar verteren het aan het oppervlak tussen het fytoplankton. Dat doen ze, omdat ze jaarlijks migreren, niet op een plek maar over grote delen van de oceaan. Ook is gebleken dat hun ontlasting niet in de diepzee gebeurt, maar juist voordat ze weer aan een duik beginnen. Op die manier ‘bemesten’ ze het fytoplankton. En een grote walvis kan er wat van.

De gewone vinvis produceert 974 liter urine, de mens plast één tot anderhalve liter per dag

Het is echter niet zo eenvoudig om dat te meten. Maar wetenschappelijke publicaties uit 2003 en 2011 in het Canadian Journal of Zoology vertellen er meer over. Soms vraag je je toch wel af waar men in de wetenschap zoal mee bezig is. Hoe dan ook, men heeft berekend hoeveel urine en hoeveel poep een Noordse vinvis (Balaenoptera borealis) en een gewone vinvis (Balaenoptera physalus) per dag uitscheiden. Dat is niet gering. De Noordse vinvis die 26 meter lang kan worden, 20-30 ton weegt en van krill en vissen leeft, produceert per dag 627 liter urine. Bij de iets grotere gewone vinvis is dat 974 liter. Bij de mens is dat één tot anderhalve liter per dag.

De omvang en samenstelling van de hoeveelheid walvispoep is wat gemakkelijker te meten omdat het in planktonnetten kan worden opgevangen. De walvis produceert grote speciaal gekleurde wolken stinkende ontlasting, die ook wel voedingspluimen worden genoemd. Op zich is daar niets mis mee. In de grote Chinese steden van de Ming-dynastie waren de strondhandelaars bijzonder rijk. Zij brachten de menselijke ontlasting buiten de stad waar het als mest diende. Dat doen de walvissen gratis en leveren ze meststoffen als stikstof, fosfor en ijzer.

Het fytoplankton gebruikt deze voedingsstoffen, waardoor het uiteindelijk in de voedselketen terecht komt en hun aantal toeneemt. We weten ondertussen dat dit plantaardige plankton CO2 uit de atmosfeer opneemt en zo onze uitstoot buffert. In de Zuidelijke Oceaan is ijzer een beperkend mineraal voor de groei van fytoplankton. Meer walvispoep leidt daar dan ook tot meer plankton. In het algemeen kunnen we zeggen dat meer walvissen leiden tot een versterkte groei van het fytoplankton en als gevolg daarvan een grotere CO2-opnamecapaciteit. Als die productiviteit met één procent toeneemt leidt dat tot het opnemen van miljoenen tonnen CO2. En dat is dan weer te vergelijken met de capaciteit van twee miljard volwassen bomen op het land.

Niet jagen maar beschermen

In dit licht gezien is het los van allerlei andere overwegingen, gewoon dom en kortzichtig om nu nog op walvissen te jagen. In andere tijden werd daar anders overgedacht, maar toen speelde de gigantische CO2-vervuiling door de Britse industriële revolutie nog niet. Het instellen van mariene reservaten of Marine Protected Areas (MPAs) blijkt geen eenvoudige zaak te zijn. Goede bedoelingen zijn er al decennialang meer dan genoeg. Toch is nog maar nauwelijks twee procent van de oceaan echt beschermd. En dat zijn dan gebieden waarin geen menselijke activiteiten zijn toegestaan.

Toch is er binnen de VN Duurzame Ontwikkelingsdoelstelling 14 en de Aichi Doel 11 van het VN Biodiversiteitsverdrag afgesproken dat dit nu ongeveer tien procent zou moeten zijn. Op 7 juni 2020 is het percentage volgens de World Database on Protected Areas 7,44%. Het gaat dan om 17. 042 MPAs met een gezamenlijke oppervlakte van 26,947,375km2. Dat is iets meer van de oppervlakte van Noord-Amerika.

Het is binnen de klimaatdiscussie algemeen bekend dat het niet eenvoudig is afspraken te maken over maatregelingen, zoals het niet meer kappen van tropische regenwouden, die de klimaatopwarming tegen gaan. Wat de regenwouden betreft is hiervoor het REDD-programma bedacht. Het basisconcept is eenvoudig: overheden, bedrijven of boseigenaars in het Zuiden worden beloond voor het behoud van hun bossen in plaats van ze te kappen. Het probleem is hoe je die beloning berekent. In deze problematiek speelt het emissie recht, de prijs die moet worden betaald voor de uitstoot van één ton CO2 en economische technieken zoals verdisconteren, een belangrijke rol. Verdisconteren is het uitvoeren van een berekening om te bepalen hoeveel men nu moet inleggen om een bepaald bedrag in de toekomst te ontvangen.

Bultrug in zijn element. © Pixabay

De economen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) die de prijs van een walvis wilden berekenen liepen tegen vergelijkbare problemen aan. Naast het inspelen op de REDD-aanpak houdt men ook rekening met de bijdrage van walvissen aan de gezondheid van het ecosysteem en daarmee aan de opbrengst van de visserij, de CO2-opnamecapaciteit van het fytoplankton, de opbrengst van de ‘whale watching’ industrie met een omzet van $ 2 miljard en de langdurige opslag van CO2 als ze sterven.

Walviskarkassen die naar de oceaanbodem zakken worden ‘whale falls’ genoemd

Walviskarkassen die naar de oceaanbodem zakken worden ‘whale falls’ genoemd. Ze hebben tijdelijk en lokaal, een grote invloed op het leven op de diepzeebodem, omdat er ineens een overvloed aan voedsel beschikbaar komt. Hiermee lijken ze op omgevallen dode bomen in bossen. In december 2019 publiceerde de onderzoekers het resultaat van hun berekeningen. De waarde van een grote walvis is ruim $ 2miljoen. De boodschap is ook helder: laat walvissen leven! Geen jacht; wel MPAs.

Ook dan is het leven in de zee voor een walvis nog altijd niet weer als vanouds. Ze worden dan nog steeds geconfronteerd met bedreigingen die het gevolg zijn van de menselijke activiteiten. Zo kunnen ze verwond raken of gedood worden door schepen zoals de fruitsaptanker Premium do Brasil, verstrikt raken in visnetten, hun oriëntatie kwijtraken door geluidsoverlast en zich verslikken in grote hoeveelheden plastic zwerfvuil. Uiteindelijk pleit het IMF ervoor walvissen te beschermen en de huidig populatie van rond de 1,3 miljoen dieren weer te laten groeien naar de omvang van voor de walvisjacht. Toen waren er 4-5 miljoen walvissen. Dit is een natuurlijke manier om koolstof op te slaan. Ze geven hieraan de voorkeur boven allerlei geo-technologische oplossingen, waarvan we niet weten wat in werkelijkheid de gevolgen ervan zijn.

De bescherming van walvissen gaat evenals het beschermen van het tropisch regenwoud en het planten van bomen, geld kosten. Bovendien is het niet zo dat investeren in het herstel van dealvispopulatie het planten van bomen overbodig zou maken. Het zijn eerder twee wegen naar hetzelfde doel. Hierbij is het planten van bomen een kortere termijn oplossing dan het beschermen en laten aangroeien van de walvispopulatie. Maar de noodzaak om een groter deel van de oceaan te beschermen is zonder meer duidelijk. Vele organisaties pleiten er dan ook voor dat over tien jaar dertig procent van de oceaan is beschermd. Dat is dan ook het thema van World Ocean Day 2020. Om hierbij te helpen kunnen mensen, scholen en bedrijven een walvis gaan adopteren en bomen blijven planten.