De meeste mieren leven binnen strak gestructureerde kolonies. Daarin heeft elke ‘kaste’ haar specifieke rol. En specifieke hersenstructuur, zo blijkt.
Sociale mieren leven (net als andere sociale insecten zoals bijen en termieten) in kolonies met een bijzonder strakke indeling. Elk mier behoort tot een welbepaalde kaste, die meteen ook bepaalt welke rol de mier tijdens haar leven in de kolonie speelt. De grootste kaste wordt ingenomen door de werksters (steriele wijfjesmieren), gevolgd door de soldaten, verkenners en verzorgers (ook allemaal wijfjes), en uiteindelijk de gynen (vruchtbare wijfjes die een eigen kolonie kunnen starten) en natuurlijk de koningin.
Bij sommige soorten zijn lichamelijke verschillen tussen de kasten zo uitgesproken dat je meteen ziet tot welke groep een mier behoort. Zo zijn de soldaten van de schildpadmier voorzien van een enorme kop, waarmee ze een ganse tunnel in het nest kunnen blokkeren.
Amerikaanse biologen hebben bij kolonies van die schildpadmier (die onder andere leven in mangrovegebieden in Florida) ontdekt dat ook de hersenen sterk verschillen tussen de kasten. Zo zagen ze dat de gynen – net als de koningin – over het grootste brein beschikken. Ze verklaren dit met het feit dat de gynen de enige mieren in de kolonie zijn die nog een avontuurlijk leven wacht: ze spreiden mogelijk hun vleugels (soms ook letterlijk) om elders, als koningin een nieuwe kolonie te stichten.
Maar ook tussen de hersenen van de soldaten en de werksters vonden de onderzoekers duidelijke verschillen. Volgens hen zit het soldatenbrein op neurofysiologisch gebied tussenin dat van een gyne en een werkster, wat mogelijk op de evolutionaire oorsprong wijst.