Afgelopen vrijdag kregen we in ons land achtereenvolgens ijzel, ijsregen en sneeuw. Wat zijn de verschillen tussen die neerslagvormen en hoe komt het dat ze elkaar opvolgden?
Tijdens de ochtend van vrijdag 2 maart begon het vanaf de Franse grens te ijzelen. In de voormiddag waren er verscheidene ongelukken, vooral in de regio van Doornik. Later werd door diverse media ook gemeld dat veel ziekenhuizen de hele dag druk in de weer waren met het verzorgen van breuken na talloze valpartijen.
Later op de dag ging de ijzel plots over in ijsregen en nóg wat later begon het te sneeuwen. En dit bleef dan duren tot 's avonds. Dit verliep allemaal perfect zoals voorspeld.
Dat de neerslag verschillende vormen aanneemt, heeft alles te maken met de temperatuur van de luchtlagen waar de neerslag doorheen valt.
Sneeuw en regen
In België ontstaat de neerslag meestal als sneeuw. Als het tussen de wolk en het aardoppervlak blijft vriezen, dan blijft de sneeuw gewoon sneeuw. En dan sneeuwt het dus.
Als onderweg naar beneden de temperatuur boven het vriespunt stijgt, dan zullen de sneeuwkristallen smelten en dan krijgen we regen. Tot zover is het heel makkelijk. Als die temperatuurstijging minimaal is, of als die warmere lucht zich pas net boven het aardoppervlak bevindt, dan is de sneeuw bij aankomst nog niet volledig gesmolten. We krijgen dan natte sneeuw of smeltende sneeuw.
Vrijdag trok er vanuit Frankrijk een storing over ons land. 's Ochtends was er op enige hoogte een warmere luchtlaag aanwezig, maar in de loop van de dag zou dit smaller worden en uiteindelijk verdwijnen. Zo gebeurde het ook. Toen de warmere luchtlaag er nog was, kregen we ijzel. Toen ze smaller werd, ging de ijzel over in ijsregen. Uiteindelijk verdween de zachtere lucht en de ijsregen ging over in sneeuw.
Voor veel mensen was dit wellicht een ellendige dag, maar voor de meteoroloog van dienst (en dat was ik!) was het razend interessant en spannend.
IJzel
IJsregen
Afgelopen vrijdag
Het kan ook zijn, vooral na een lange vorstperiode, dat de regen valt op een bevroren ondergrond. De regendruppels zullen dan bevriezen en we spreken dan van aanvriezende regen.
Nu kan het ook gebeuren dat er zich op enige hoogte een warmere luchtlaag bevindt, maar dat het dichter bij de grond opnieuw vriest. In die warmere luchtlaag smelten de sneeuwkristallen tot regendruppels. In de koudere luchtlaag daalt de temperatuur van de regendruppels tot onder het vriespunt, maar ze bevriezen nog niet. Dit zijn onderkoelde regendruppels, die wel plots bevriezen bij een schok, bijvoorbeeld als ze op de grond of op een voorwerp vallen. Deze neerslagvorm noemen we ijzel. Dit is wellicht de meest gevaarlijke vorm van neerslag. Zelfs een klein beetje onderkoelde regen is immers al genoeg om de weg zeer plots spekglad te maken.
Voor het vormen van ijzel is dus een voldoende dikke warmere luchtlaag nodig, waarin de sneeuwkristallen kunnen smelten én daaronder een voldoende dikke koude luchtlaag, waarin de druppels opnieuw onderkoeld worden. Als die koude luchtlaag immers niet dik genoeg is, krijgen we gewoon regen.
Als de warmere luchtlaag op enige hoogte niet al te dik of niet warm genoeg is, smelten de sneeuwkristallen niet volledig. Als hun restanten dan door de koudere luchtlaag eronder vallen, bevriezen ze opnieuw tot kleine ijsbolletjes, vaak met een onderkoeld, vloeibaar laagje errond. Bij impact op de grond kan het vloeibaar laagje onmiddellijk bevriezen en krijgen we dus opnieuw ijzel. Het bevroren knikkertje stuitert enkele keren op en neer om vervolgens een fotogenieke pose aan te nemen. Dit is ijsregen.