Vergelijkend onderzoek van de mammoet en de olifant focust doorgaans op de link van de voorvader naar zijn afstammeling. Een Zweeds onderzoeksteam draaide het om. Men vertrok bij de olifant en kwam, verrassend genoeg, uit bij genetische gelijkenissen van de mammoet met niet-verwante hedendaagse dieren, zoals het rendier en de ijsbeer.
Beeld: Een van de mammoetslagtanden die het team gebruikte voor zijn onderzoek. © Love Dalén
Het team onder leiding van paleontogeneticus David Díez del Molino en professor evolutionaire genetica Love Dalén (beiden Centre for Palaeogenetics, Stockholm) vergeleek de genomen van de wolharige mammoet met die van de olifant. Daarbij gingen ze in eerste instantie op zoek naar genen bij de wolharige mammoet die in de loop van hun bestaan een groot aantal mutaties hebben ondergaan. Ze legden daarvoor het genetisch profiel van 23 Siberische wolharige mammoets naast dat van 28 hedendaagse Aziatische en Afrikaanse olifanten. 22 van die mammoets waren relatief modern, in die zin dat ze slechts 100.000 jaar of minder oud zijn. Piepjong in vergelijking met de drieëntwintigste, die ongeveer 700.000 jaar geleden geboren moet zijn. Bij 16 van de mammoets was de genoomsequentie nog niet eerder onderzocht.
Uit het onderzoek blijkt dat twee typische kenmerken van de wolharige mammoet (Mammuthus primigenius) niet altijd zo prominent aanwezig zijn geweest. Zowel zijn zware wollen vacht als zijn indrukwekkende vetreserves waren genetisch wel altijd aanwezig, maar zijn pas in de loop der eeuwen dominanter geworden. Het team identificeerde ook het gen dat verantwoordelijk zou kunnen zijn voor een ander opvallend kenmerk: de kleine oren. Prof. Love Dalén stelt dat de vroegste mammoets nog niet helemaal ‘uit-geëvolueerd’ waren: ‘Ze hadden mogelijk grotere oren en een andere wolbeharing: minder isolerend en pluizig.’ Dit was uiteraard een evolutionair-genetische aanpassing aan koudere levensomstandigheden.
Opmerkelijk is dat het onderzoek aantoonde dat de wolharige mammoet genen deelt met niet-verwante arctische zoogdieren van vandaag. ‘Met name de sterk ontwikkelde genen op het vlak van vetstofwisseling en vetopslag zoals we die ook zien bij rendieren en ijsberen,’ preciseert Díez del Molino. Wat hem tot een conclusie leidt die de mammoet overstijgt: ‘Dit kan wijzen op convergente genetische evolutie bij niet-verwante dieren bij de aanpassing aan significant lagere temperaturen.’