Naar aanleiding van de klimaatconferentie in Parijs het klimaatdebat weer volop los. Nog zo vaak weerklinkt het woord 'maar' in die discussie. Want is het wel zo erg als wetenschappers beweren?
Naar aanleiding van de klimaatconferentie in Parijs het klimaatdebat weer volop los. Sommige bezwaren hebben we inmiddels al een keer teveel gehoord.
Wanneer er gevaar dreigt, kan je twee dingen doen: meteen in actie schieten, of, als dat ingewikkeld is en het gevaar nog veraf lijkt, allerlei drogredenen bedenken waarom het al bij al nog wel meevalt. Dat is vast één van de redenen waarom in het klimaatdebat nog zo vaak het woord 'maar' weerklinkt: het zal allemaal wel, en we zijn natuurlijk geen fan van die gekke Amerikaanse sceptici, maar hier en daar blijft de twijfel toch hangen. Bij deze een poging om daar wat aan te doen.
Maar... is dit eigenlijk niet allemaal volstrekt natuurlijk?
Van dit voorbehoud bestaan er vele varianten. Het klimaat verandert, ja, maar dat is altijd zo geweest. CO2 is van alle tijden, en het is op onze planeet ooit veel warmer geweest. En waarom horen we nooit wat over de zon zelf? Laten we met die laatste beginnen: het is evident dat de aarde zonder de zon niet zou opwarmen, maar uit directe satellietmetingen blijkt dat de hoeveelheid warmte die de zon ons toezendt in de afgelopen decennia niet is toegenomen, terwijl de temperatuur dat wel deed. Een atmosferische verandering die wel gelijke tred houdt met die stijging is die van het CO2-gehalte. Dat is nu hoger dan het in een miljoen jaar geweest is, wat zorgt voor een aanzienlijk broeikaseffect: warmte van de zon die anders weer de ruimte in zou verdwijnen wordt op aarde vastgehouden. Dat is al eerder gebeurd, aan het einde van de IJstijden bijvoorbeeld, maar dat wil niet zeggen dat het wel meevalt: dat ging steevast gepaard met grote natuurrampen, migraties en het uitsterven van soorten. Bovendien stijgen het CO2-gehalte en de temperatuur vandaag aanzienlijk sneller dan ze dat in het verleden doorgaans deden.
Maar... het weer wordt eerder wisselvalliger dan warmer.
De voorspelde opwarming is een gemiddelde opwarming, en betekent dus niet dat het overal de hele tijd warmer zal zijn dan vroeger. Mogelijk zelfs integendeel: als de stijgende temperatuur er bijvoorbeeld voor zou zorgen dat de Atlantische Golfstroom, die warm water naar het noordoosten voert en zo een milderende invloed heeft op de temperaturen in Europa, zou stilvallen, dan zou het hier zelfs aanzienlijk kouder kunnen worden. Maar over het algemeen geldt dus dat het weer op een bepaalde dag moeilijk aan de opwarming kan worden toegeschreven – weer is nu eenmaal variabel. Dezelfde stelregel hanteren klimatologen onvermoeibaar bij extreem weer, zoals tropische stormen: het is onmogelijk om een dergelijke gebeurtenis onomstotelijk aan de klimaatverandering te koppelen. Wel voorspellen de meeste modellen dat zulke fenomenen algemener zullen worden. De opwarming voegt namelijk energie toe aan onze atmosfeer die tot krachtigere luchtverplaatsingen kan leiden. Bovendien maakt de stijgende zeespiegel kuststeden kwetsbaarder voor overstromingen.
Maar... met computermodellen kan je alles bewijzen.
Nog een klassieker. Dat wetenschappers de temperatuur meten, tot daartoe. Dat ze CO2-gehaltes afleiden uit oude ijslagen: vooruit dan maar. Maar die computermodellen waarmee ze hun rampscenario's vormgeven, hoe betrouwbaar zijn die? Allereerst: de temperatuur van de toekomst kan men niet meten uiteraard. Ze ligt zelfs nog niet vast, want we weten nog niet in hoeverre de mensheid in de komende decennia eindelijk haar leven betert. Niettemin krijgen klimatologen voortdurend de vraag om te voorspellen wat er zal gebeuren als we niets doen en wat er dan moet geschieden om dat onheil af te wenden. Daar uit het blote hoofd op antwoorden is zelfs voor experts bijzonder moeilijk, gezien de grote hoeveelheden beschikbare data en de soms verrassende wisselwerking tussen verschillende klimaatfenomenen. Dus laten ze het geavanceerde giswerk aan de computer over: alles wat we vandaag denken te weten wordt gecombineerd in een model met duidelijke uitgangspunten, dat vervolgens berekent hoe de toekomst er onder de gegeven omstandigheden zou kunnen uitzien. Geen zelfvervullende voorspelling, maar goede wetenschap.
Maar... de wetenschappers zijn het ook niet eens.
Wetenschappers zijn het zelden met elkaar eens. Zelfs in disciplines zonder maatschappelijke repercussies waarin maar een dozijn vorsers actief zijn wordt er vaak volop gediscussieerd over schijnbare details. Dat komt omdat wetenschappers niet alleen gemotiveerd zijn om de waarheid te achterhalen, maar ook als de beste beseffen hoe moeilijk dat is. Dus wordt er over alle aspecten van de bijzonder ingewikkelde klimatologische voorspellingen vol overgave gediscussieerd. Dat betekent echter niet dat het met het klimaat nog alle kanten uit kan: over het feit dat de planeet opwarmt door het stijgende CO2-gehalte van de atmosfeer, dat wij daar in belangrijke mate toe bijdragen, en dat dat voor enorme problemen zou kunnen zorgen, bestaat wel degelijk een consensus. Dat archeologen nog discussiëren over welke oude Egyptenaar precies de opdracht gaf om de piramides van Gizeh te bouwen betekent niet dat het net zo goed aliens kunnen geweest zijn.
Maar... waren de stijgende temperaturen de afgelopen jaren niet stilgevallen?
Neen: die indruk blijkt grotendeels het gevolg van de imperfecte manier waarop er voorheen gemeten en gerekend werd. Daarover hebben we hier voor de zomer al eens geschreven (https://eoswetenschap.eu/artikel/klimaatverandering-pauzeert-niet-slecht-nieuws-voor-leven-zee). In dat artikel kan u ook lezen over El Niño, het weerfenomeen dat er voor zorgt dat het dit jaar, naar alle waarschijnlijkheid het warmste sinds het begin van de metingen, voor het eerst gemiddeld een volle graad warmer was dan eind negentiende eeuw, voor de grootschalige industrialisatie. Waarmee we dus al halfweg zijn richting de twee graden extra die nu als streefdoel gesteld worden.
Maar... die twee graden, dat is toch totaal arbitrair?
De toezeggingen die de landen die volgende week naar Parijs komen al deden zijn onvoldoende om de opwarming van de aarde tot 2°C de beperken. Maar zijn we echt zoveel veiliger als de aarde 2°C opwarmt in plaats van 3°C? En wat bij 2,1°C, of 1,9 °C? Die vraag legden we voor aan oceanograaf en klimaatspecialist John Shepherd (Universiteit van Southampton), die meewerkte aan verschillende rapporten over de klimaatopwarming. “Zoals de meeste doelstellingen of drempels – denk aan minimumleeftijden of snelheidsbeperkingen – is die waarde enigszins arbitrair. Ze is echter niet totaal van de pot gerukt: hoe warmer, hoe meer problemen, en er zijn denk ik goede redenen om aan te nemen dat het aanzienlijk lastiger wordt eens we boven de 2°C uitstijgen. Vergelijk het met een boei die aangeeft op welke diepte de rotsen beginnen: met wat geluk raak je er ook met een diepere boot doorheen, maar je neemt wel het risico om op de klippen te lopen. Zo'n doelstelling is dus best bruikbaar om dit proces op gang te trekken en de stijging af te remmen, ook als we ze nipt niet halen. En blijkt dat we eronder kunnen blijven, dan is dat nog beter, natuurlijk.”