Natuur & Milieu

Zo krijgen we de broeikasgasuitstoot naar nul tegen 2050

Een nieuw rapport van het Internationaal Energieagentschap toont hoe we tegen 2050 een netto-nuluitstoot kunnen realiseren, om zo de opwarming tot anderhalve graad te beperken. Dat kan onder meer door een ongeziene uitrol van hernieuwbare energie, geen nieuwe ontginning van fossiele brandstoffen meer, en sterk aangezwengelde technologische innovatie.

Dit is een artikel van:
Eos Wetenschap

Eerst het slechte nieuws. Het IEA wijst erop dat we nog lang niet genoeg doen. De meeste klimaatbeloftes gaan niet gepaard met concreet beleid. En zelfs als alle tot dusver gemaakte beloftes zouden worden nagekomen, zouden we in 2050 nog steeds meer dan 20 miljard ton CO2 uitstoten, met een opwarming met iets meer dan twee graden tegen 2100 tot gevolg.

Maar de opwarming tot anderhalve graad beperken blijft mogelijk, stellen de IEA-experts, en daarvoor is een complete transformatie nodig van hoe we dingen maken, ons verplaatsen en energie opwekken. Het geschetste scenario is ‘een weg, niet noodzakelijk dé weg’ naar netto nuluitstoot, aldus het IEA. Ook het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) rekende eerder al verschillende scenario’s door waarin de opwarming onder anderhalve graad blijft. ‘De meeste van die scenario’s gaan ervan uit dat uitstoot na 2050 nog een tijdje blijft stijgen, waarna we een deel van die emissies terug uit de lucht halen’, zegt energie-expert Pieter Lodewijks (Energyville/VITO). ‘Terwijl dit rapport uitgaat van netto-nuluitstoot in 2050 en een beperktere rol toedicht aan negatieve emissies en technologie zoals koolstofafvang en -opslag. Dat maakt de technologische uitdaging in andere domeinen echter des te groter.’

Over en uit voor fossiel

‘Er is geen nood aan investeringen in ontginning van nieuwe olie- of gasvelden’, stelt het IEA. Dat het IEA dit zo expliciet stelt is volgens de Australische klimaatwetenschapper Glen Peters ‘een game-changer’.

‘Wie nu nog in nieuwe fossiele brandstoffen investeert, weet dat het niet compatibel is met een scenario waarin we de opwarming onder anderhalve graad houden', aldus Peters.

Ook de Belgische klimaatexpert en IPCC-auteur Joeri Rogelj (Imperial College London) vindt dit een stap in de goede richting. ‘In het verleden kreeg het IEA de kritiek conservatief te zijn en de groei van hernieuwbare energie te onderschatten. Hun nieuwe scenario is ambitieuzer en zal ongetwijfeld erg invloedrijk zijn.’ Het IEA ziet voor fossiele brandstoffen in 2050 enkel nog een toepassing in processen zoals de productie van plastics, of in combinatie met koolstofafvang in sectoren waarin ze erg moeilijk weg te denken zijn.

De uitfasering van fossiele energie, moet gepaard gaan met een snelle verdere uitrol van hernieuwbare energie. Tegen 2030 moet er jaarlijks zo’n 1000 gigawatt aan zonne-en windenergie bijkomen. Dat is vier keer meer dan er in 2020 bijkwam, en dat was al een recordjaar. ‘Het is een hoge ambitie’, aldus Lodewijks, ‘Maar in de periode 2010-2020 stegen de investeringen in zon en wind ook met een factor vier.’ In 2050 moet twee derde van de energie van hernieuwbare bronnen komen (wind, zon, bio-energie, geothermie en hydro-energie).

‘Onze geplande gascentrales kunnen enkel openblijven als ze gecombineerd worden met goed werkende koolstofafvang en -opslag’ klimaatexpert en IPCC-auteur Joeri Rogelj (Imperial College London)

Kernenergie zal in 2050 instaan voor ongeveer tien procent van de elektriciteitsproductie, verwacht het IEA. Dat is ongeveer even veel als vandaag het geval is, maar door de groeiende totale elektriciteitsvraag is daarvoor een verdubbeling van de nucleaire productie ten opzichte van 2020 nodig. Die is vooral toe te schrijven aan groei in opkomende economieën zoals China.

Als tussentijdse doelstelling mikt het IEA op elektriciteitsproductie met netto-nuluitstoot tegen 2035 in ontwikkelde economieën. Wat impliceert dat voor onze geplande gascentrales? ‘Dat betekent dat die enkel kunnen openblijven als ze gecombineerd worden met goed werkende koolstofafvang en -opslag’, zegt Rogelj. ‘Een andere mogelijkheid is overschakelen op waterstof of synthetisch gas’, zegt Lodewijks. ‘Maar 2035 lijkt mij daarvoor te vroeg.’

Technologie die we nog niet hebben

Alle technologie die we nodig hebben om verregaande uitstootreducties te realiseren tegen 2030 is er al, aldus het rapport. Het is cruciaal dat herstelbeleid na de coronacrisis erop gericht is om die technologieën zo snel mogelijk uit te rollen. Koolstoftaksen en andere marktmechanismen kunnen bedrijven en burgers stimuleren om in de meest efficiënte technologieën te investeren.

Voor bijna de helft van de uitstootreducties tegen 2050 zullen we het volgens het IEA moeten hebben van technologie die vandaag nog in de demonstratie- of prototypefase zit. Het gaat onder meer om betere batterijen, waterstoftechnologie en koolstofafvang- en opslag. De Amerikaanse klimaatgezant John Kerry oogstte eerder deze week kritiek na zijn uitspraak dat ‘de helft van de uitstootreducties die nodig zijn voor nuluitstoot in 2050 zal komen van technologie die we nog niet hebben’. Het IEA-rapport lijkt hem gelijk te geven. Toch wanneer je ‘nog niet hebben’ interpreteert als ‘nog niet op commerciële schaal beschikbaar.’ Want het is niet zo dat de technologieën in kwestie er nog niet zijn, of nog niet zijn uitgevonden, zoals de uitspraak soms werd geparafraseerd. ‘Als je het zo interpreteert, kan de perceptie ontstaan dat we nog niet veel kunnen doen, wat een excuus zou kunnen zijn om actie uit te stellen’, zegt Tomas Wyns, expert klimaatbeleid aan de VUB. ‘Terwijl er net beleid nodig is om die prille technologieën snel verder te ontwikkelen en op te schalen.’ Wyns noemt onder meer de elektrificatie van industriële processen en staalproductie met behulp van waterstof als belangrijke aandachtspunten. Het IEA wijst erop dat het budget dat nodig is om prototypes en demonstratieprojecten verder te ontwikkelen de komende tien jaar meer dan drie keer moet verhogen.

Bron: IEA

Kerry kreeg ook het verwijt te optimistisch te zijn over toekomstige technologische ontwikkelingen. ‘Het is terecht te verwachten dat technologie in 2050 efficiënter zal zijn dan vandaag’, zegt Rogelj. ‘Dat is geen sprookje. We hebben in het verleden ook vooruitgang in andere technologieën gezien en het is volkomen normaal te verwachten dat zulke verbeteringen zullen bijdragen aan emissiereducties in 2050.’

Gedragsverandering

Het IEA rekent voor acht procent van de uitstootreducties op gedragsverandering en efficiëntiewinst, zoals een shift van korte afstandsvluchten naar hogesnelheidstreinen, en van autogebruik naar publiek transport of fietsen, en een aanpassing van verwarmings- en koelingsstandaarden in gebouwen. De analisten verwachten vooral een impact van gedragswijziging in de transportsector. Dat leidt niet alleen rechtstreeks tot minder emissies, maar ook onrechtstreeks door een verminderde vraag naar staal en andere materialen.

Iets minder dan de helft de uitstootreducties komt door ingrepen zoals schone elektriciteitsproductie en industriële processen, waar vooral technologie en beleid voor nodig is, en burgers rechtstreeks weinig vat op hebben. Voor ruim de helft van de reducties is een combinatie van technologie en actie door consumenten nodig, zoals overschakelen op een elektrische auto of verwarming met een warmtepomp.

‘Acht procent lijkt misschien weinig, maar dat is het niet’, zegt Lodewijks. ‘Zonder die gedragsverandering wordt het zeer moeilijk om de beoogde doelstellingen te halen.’ Zonder gedragsverandering wordt de nu al gigantische technologische uitdaging nog groter, stellen de IEA-experts.

Bio-energie

Het gebruik van bio-energie neemt tussen 2020 en 2050 met zestig procent toe, het land dat ervoor nodig is, groeit met een kwart. ‘Omwille van mogelijke conflicten met landgebruik voor voedsel en natuur is het een goede zaak dat het IEA het aandeel van bio-energie beperkt’, zegt Lodewijks. Het IEA wil daarvoor zoveel mogelijk inzetten op afvalstromen en hout, waar geen landbouwgrond voor nodig is. Maar ook het gebruik van conventionele biobrandstoffen zoals suikerriet en oliehoudende gewassen neemt nog toe. Natuurverenigingen plaatsen daar ernstige vraagtekens bij.

Het IEA maakt zich sterk dat die opschaling binnen de grenzen valt van wat volgens het IPCC op een duurzame manier kan, maar houdt rekening met de mogelijkheid dat er minder land beschikbaar is. Voor de opschaling van bio-energie geldt hetzelfde als voor gedragsverandering: het kan ook met minder, maar het wordt dan wel veel moeilijker en duurder. 'Om de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen, moeten we land teruggeven aan de natuur', zegt bioloog Ivan Janssens (UAntwerpen). 'We hebben bio-energie nodig. Maar verdere uitrol is enkel mogelijk als we ons voedsel- en landbouwsysteem aanpakken. Door opbrengsten op de bestaande landbouwgronden te verhogen, voedselverspilling te reduceren en de vleesconsumptie te verminderen. Op die manier maken we land vrij voor energiegewassen én natuur.'

‘Een dergelijk scenario is altijd vatbaar voor kritiek’, zegt Rogelj. ‘De rol van bio-energie, gedragsverandering of technologie zoals koolstofafvang is onzeker en afhankelijk van beleidskeuzes. Het is een verdienste van dit rapport dat het aangeeft wat de onzekerheden zijn, en wat de gevolgen zouden zijn als we ervoor kiezen om iets niet te doen. Dat helpt ons als samenleving te beslissen welke technologieën en maatregelen we verkiezen.’