Columnist en wetenschapsfilosoof Sylvia Wenmackers houdt de risicocommunicatie rond het coronavirus aandachtig in de gaten. Welke maatregelen worden er wereldwijd genomen en welke impact hebben die?
Rond het hoogtepunt van het carnavalsseizoen, eind februari dus, werd stilaan duidelijk dat COVID-19 de proporties van een pandemie had aangenomen. COVID-19 is de ziekte die veroorzaakt wordt door het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2), dat zich sinds eind 2019 onder mensen verspreidt. Om de verspreiding ervan in het noorden van Italië te beperken, werd carnaval in Venetië dit jaar zelfs ingekort.
De hele wereld volgde het nieuws over de ziekte en de getroffen maatregelen. Dat was ook zo bij vorige uitbraken van nieuwe virussen, zoals het soortgelijke SARS-CoV in 2003 en de Mexicaanse griep (het H1N1-virus) in 2009. Zelf lette ik deze keer extra aandachtig op de risicocommunicatie.
Eind januari waren er honderdvijftig doden door COVID-19 geteld. In de VRT-journaals probeerde wetenschapsredacteur Koen Wauters dat cijfer in perspectief te plaatsen. Hij vergeleek het met de seizoensgriep, waaraan jaarlijks wereldwijd 250.000 tot 500.000 patiënten overlijden. Anderzijds merkte Wauters op dat COVID-19 veroorzaakt wordt door een nieuw virus, waarvoor dus nog geen vaccin of geneesmiddel bestaat.
De vergelijking zat me niet lekker. Hoe nuttig is het om een ziekte die pas een dikke maand bestaat te vergelijken met jaarcijfers? Is enkel naar het dodental kijken wel het beste vergelijkingsmiddel? En wat is de potentiële impact van maatregelen zoals quarantaine en goede handhygiëne?
Toen we jaren geleden thuiskwamen van een carnavalsstoet, deden we alle deuren van de hal dicht. Daar lieten we onze schoenen en verkleedkleren achter, om de confetti tot die ene ruimte te beperken. Of dat lukte, lag onder andere aan het soort confetti (grof of fijn) en aan het aantal bekenden dat erin geslaagd was een handvol confetti onder je tenue te stoppen. Als we ’s zomers de blazers van de auto op maximum zetten, kwam er gegarandeerd nog wat confetti uit van het voorbije carnavalsseizoen.
Daaraan moest ik denken toen ik hoorde over de initiële hoop om COVID-19 door quarantaine in te dammen. Ook bij virale infecties zijn er meerdere factoren van belang: het besmettingsgetal (hoeveel gezonde personen één geïnfecteerd individu gemiddeld besmet), en het overlijdensrisico als je inderdaad met het virus besmet raakt. Bij ziektes waarvoor vaccinaties bestaan, speelt ook de vaccinatiegraad in de bevolking een belangrijke rol bij de verspreiding. Bij het nieuwe COVID-19 is dat niet van toepassing.
Op zoek naar een ouderwetse zondebok ontdekken we dat onze eigen moderne manier van leven, vol cruises en vliegreizen, de verspreiding van besmettelijke ziektes makkelijker maakt
Bovendien zijn de relevante risico’s bij nieuwe ziektes in het begin niet precies bekend. De incubatietijd is aanvankelijk onduidelijk, net als het besmettingsgetal en het risico op zware complicaties. Dat zorgt voor een fundamenteler soort onzekerheid dan bij bekende ziektes.
Zelfs als je de risico’s kent, blijft het moeilijk om goede vergelijkingen te maken. Yuval Harari, historicus en auteur van bestsellers zoals Sapiens, merkte op dat er in het Westen minder mensen sterven door terrorisme dan door notenallergie. Hierop kreeg hij veel kritiek. Zijn doel is nochtans nobel: terroristen willen angst zaaien, en Harari probeert die angst te bestrijden met rationele argumenten. Maar het is alsof hij een snorkel heeft meegebracht naar een hockeywedstrijd: emoties laten zich zelden aan de kant schuiven door redelijke argumenten. In dit geval speelt naast angst ook morele verontwaardiging een rol. Wat de vergelijking van Harari buiten beeld laat, is dat mensen opzettelijk doden fundamenteel anders is dan een natuurlijke doodsoorzaak of een ongeluk.
Virale ziektes zijn op zich wel een natuurlijk fenomeen, maar toch geven ze ons een onbehaaglijk gevoel. We kunnen de virussen niet zien, en – ondanks al onze spitstechnologie – blijven ze onder onze neus ontstaan. In onze zoektocht naar een ouderwetse zondebok ontdekken we dat onze eigen moderne manier van leven, vol cruises en vliegreizen, de verspreiding van besmettelijke ziektes faciliteert.
Terwijl de gemiddelde Limburgse carnavalist hoogstens enkele dorpen verder gaat vieren, vliegen mensen van over de hele wereld naar Venetië om het daar mee te maken. Of er in Venetië ook polonaises in slecht verluchte zalen plaatsvinden weet ik niet. Maar de afgelasting lijkt me hoe dan ook een verstandige maatregel. Achteraf gezien lijken zulke maatregelen vrijwel altijd overbodig: omdat de verspreiding meeviel, of omdat er toch een grote uitbraak volgde. In beide gevallen zien we niet hoeveel confetti er nog meer had kunnen zijn.