Boosten jonge bollebozen later de economie?

11 januari 2013 door SST

Goede resultaten op internationale PISA-test ook goed voor economie later?

In internationale onderwijstests doen Vlaamse en Nederlandse scholieren het traditioneel goed. Uitblinken doen ze vooral in wiskunde, maar ook op het vlak van leesvaardigheid, probleemoplossend redeneren en wetenschappelijke kennis scoort onze schoolgaande jeugd steevast bovengemiddeld. Dat moet wel positieve gevolgen hebben voor de economie over pakweg tien jaar, denken we dan. Toch schuilt een addertje onder het gras.

De resultaten van de internationale wiskunde- en wetenschapstoets TIMSS (Trends in International Mathematics and Science Study), die eind vorig jaar werden bekendgemaakt, liegen er niet om: Vlaamse scholieren zijn echte uitblinkers als het gaat om rekenen en wiskunde. Steevast eindigen de Vlaamse leerlingen (de test wordt afgenomen in het lager onderwijs, deze keer in het vierde leerjaar) in de bovenste regionen van deze internationale ranglijst. Sinds de laatste test staat Vlaanderen zevende, alleen voorgegaan door vijf Aziatische landen en Noord-Ierland. Nederland staat een paar plaatsen lager.

Dezelfde sterke resultaten voor wiskunde vinden we traditioneel ook terug in een ander internationaal vergelijkend onderzoek: de befaamde PISA-test. Ook daar behoren Vlaanderen en Nederland, zij aan zij met Aziatische landen zoals Japan, China en Singapore, tot de kopgroep. Ook op het vlak van leesvaardigheid, probleemoplossend redeneren en wetenschappelijke kennis scoort de schoolgaande jeugd in de lage landen bovengemiddeld – al zijn we voor wetenschappelijke kennis intussen wel afgezakt naar de middenmoot.

Economische boost?
Goede resultaten halen op een toets is mooi, maar wat ben je er aan het eind van de rit mee? Op individueel vlak ligt het antwoord voor de hand: met hoge cijfers en goede diploma’s houdt je zoveel mogelijk deuren en jobmogelijkheden open. Maar wat levert al die wiskundige, taalkundige en wetenschappelijke geletterdheid eigenlijk op voor een land of regio, en meer bepaald: geeft een goed rapport van een generatie ook een boost aan de economie, pakweg een decennium later?

Twee tests
De Trends in International Mathematics and Science Study, of TIMSS, kijkt vooral naar de prestaties van scholieren in het lager onderwijs aan de hand van de onderwijsdoelstellingen van het land waarin de test wordt uitgevoerd. ‘TIMSS meet dus geen gemeenschappelijke elementen die internationaal werden afgesproken’, vertelt Inge de Meyer, onderwijsdeskundige aan de Universiteit Gent. ‘De test vertelt voornamelijk hoe goed scholieren het doen op basis van het eigen curriculum.’

Dat is helemaal anders bij het Programme for International Student Assessment, oftewel PISA, een onderzoek dat elke drie jaar wordt uitgevoerd in 68 landen, en dat onder toezicht staat van de OESO. ‘Bij PISA worden scholieren uit het middelbaar onderwijs getest op vaardigheden of kennis waarover de OESO denkt dat elke schoolverlater, waar hij ook woont, zou moeten beschikken’, aldus De Meyer. ‘Landen hebben bij PISA bijgevolg ook inspraak in hoe de tests er precies uitzien.’

Net doordat de PISA-test in zoveel landen hetzelfde moet zijn, ligt de nadruk in de toets nog sterk op exacte vakken zoals wiskunde en wetenschappen. De Meyer: ‘Volgens ons moet PISA dringend ook meer creatieve vaardigheden gaan testen, en ook technische kwalificaties, maar om dit op een eenvormige manier over zoveel landen goed te organiseren is niet gemakkelijk.’

Dat is toch wat je vaak hoort, voornamelijk van beleidsmakers die met hun hervormingsplannen voor het onderwijs de kenniseconomie willen nastreven en realiseren, waarbij studies zoals TIMSS en PISA handige meetinstrumenten blijken om hun tussentijds bereikte doelstellingen (lees: een stijging van een paar plaatsen op de internationale ranglijsten) bij te houden. Maar klopt het wel dat een goede kennis van algebra en van natuurkunde onlosmakelijk verbonden is met later economisch succes?


Geen verband
Om op economisch vlak te scoren, heb je als land of regio een bevolking nodig die over een pakket vaardigheden beschikt, dat is zeker. Maar zeggen dat iemand die in het verleden als scholier hoge toppen scheerde op de TIMSS- en PISA-tests automatisch ook zal bijdragen aan een innovatieve en competitieve economie, is te kort door de bocht. Sterker, uit een aantal recente studies is gebleken dat er zelfs een negatieve correlatie bestaat tussen goede testscores en (later) economisch succes.

In 2008 vergeleek de Amerikaanse onderwijsexpert Christopher Tienken (toen werkzaam aan Rutgers University in New Jersey, nu aan Seton Hall University, ook in New Jersey) de resultaten van de TIMSS-test van 1995 met een zogenaamde competitiviteitsindex uit 2006 – zijnde de Growth Competitiveness Index, die de economische toekomstverwachtingen van een land schetst. Voor de geïndustrialiseerde landen vond Tienken geen enkel verband tussen de educatieve en de economische ranglijst.

In een nieuwe studie, die zal verschijnen in april, doet Tienken hetzelfde voor de PISA-test. Hij vergeleek de resultaten van de test van 2003 (die naar de wiskundige kennis peilde) met het bruto binnenlands product per hoofd, en met de meest recente competitiviteitsindex (die van 2011). Weer vond Tienken geen enkel statistisch verband.

Het werk van de Amerikaanse onderwijsdeskundige suggereert dus dat internationale ranglijsten à la TIMSS en PISA volkomen irrelevant zijn. Maar dat is nog niet het einde van het verhaal. Het is frappant dat een land als Japan bijvoorbeeld al decennialang aan de top van vergelijkende onderwijsenquêtes prijkt, terwijl de Japanse economie al ruim twintig jaar in het slop zit. Van hoogvliegers op school kun je toch verwachten dat ze iets gaan presteren, zodra ze schooluniform verruild hebben voor maatpak en das?

Negatieve correlatie
Het kan natuurlijk dat de PISA- en TIMSS-tests helemaal niets zeggen over later economisch succes, maar een andere Amerikaanse studie stelt dat plaatje bij. Onderwijsexpert Keith Baker van het Amerikaanse Ministerie van Onderwijs vond in 2007 zelfs een negatieve correlatie terug tussen oude wiskundetests (uit 1964) en verschillende recentere economische indicatoren. Hoe beter scholieren in 1964 scoorden op wiskundetests, des te slechter hun land er decennia later op economisch vlak voorstond.

Een wat recentere analyse, uitgevoerd door Yong Zhao van de University of Oregon, duidt mogelijk het probleem aan met deze negatieve correlatie. Hij vergeleek de PISA-scores van 2009 van in totaal 23 landen met een ranglijst die aangeeft hoe groot de ondernemingszin is bij starters in deze landen. Wat bleek? Alweer een negatieve correlatie. Het aandeel van de bevolking dat ervan overtuigd is dat ze een eigen zaak kan starten, is groter in die landen die steevast in de middenmoot of in de onderste helft van de PISA-ranglijst eindigen.

‘In de geglobaliseerde economie van vandaag, waar de antwoorden op de meeste vragen slechts een paar muisklikken of touchscreenaanrakingen van ons verwijderd zijn, is het niet kennis, maar zin voor initiatief en creativiteit die de economie aandrijft’, zei Yong Zhao aan het wetenschapsblad New Scientist. ‘En laat dat net de vaardigheden zijn die moeilijk meetbaar zijn, zeker met onpersoonlijke, vaak nog papieren toetsen op school. Gestandaardiseerde tests belonen diegenen die antwoorden kunnen vinden op bestaande vragen. Maar daar draait het in een innovatieve kenniseconomie niet om. Daar gaat het erom de juiste vragen te stellen.’


Eos Weekblad op iPad
Dit artikel verscheen eerder in ons Eos Weekblad op iPad. Elke vrijdag bieden we u een nieuwsgedreven weekblad, gelardeerd met beeld en geluid. De Eos-app kunt u gratis downloaden in de App-store van iTunes. Met de Eos-app haalt u de wekelijkse uitgaven gratis binnen.