Afgeleid door de vele treingesprekken, kan wetenschapsfilosofe Sylvia Wenmackers zich maar met moeite concentreren op de theorie van Heraclitus. Toch begrijpt ze zijn theorie in de trein het allerbest.
Je kan geen twee keer in dezelfde trein stappen – vrij naar Heraclitus.
De lijn Genk-Oostende. Als student ben ik vaak buiten adem ingestapt. Een enkele keer bleef ik huilend achter op het perron nadat ik hem gemist had: de week had zo al lang genoeg geduurd. Soms heb ik te hard gelachen in een wagon – één keer viel ik daarbij letterlijk van mijn stoel. De coupé wordt al snel even vertrouwd als een studentenkamer. Zo ontlokt de trein aan zijn reizigers gesprekken die te persoonlijk zijn voor de openbare ruimte. Zelden heb ik me afgevraagd of er iemand meeluisterde.
Ik neem nog steeds de trein, op dezelfde lijn. Meestal fris ik onderweg mijn college op. Als ik opkijk bij een halte, supporter ik voor de laatkomer die hoopt nog net te kunnen meereizen. Soms luister ik naar de gesprekken rondom me. Fronsend, of glimlachend om wat ik herken.
Vier scholieren zijn op weg naar een proefles aan de universiteit. Ze babbelen luid, hun gesprek negeren is geen optie. Ze hebben er géén zin in, maar kunnen er niet over zwijgen. Ze overwegen de les te skippen en de hele dag te gaan shoppen. Omdat het regent beslissen ze toch te gaan naar dat college, waar ze tussen studenten zullen belanden voor wie dit een banale dag is. Blijkbaar zitten ze in hun laatste jaar wetenschappen op de middelbare school. Twee weten er al wat ze willen gaan studeren, eentje twijfelt nog en de vierde vindt geen enkele optie interessant. Over één ding zijn ze het eens: ze willen nooit nog iets met fysica te maken hebben. Auwtsj.
In de examenperiode heb ik geen colleges om voor te bereiden. Dan zijn het de studenten die gebogen zitten aan de tafeltjes, een laatste offensief openen met markeerstiften of geconcentreerd een samenvatting blokken die al van een uitgekiende dosis fluo voorzien is. Later, op weg naar huis, hou ik mijn rode pen in de aanslag, om een eerste stapeltje examenkopijen te beoordelen.
Nergens heb ik de theorie van Heraclitus beter begrepen dan in de trein
Na de examenperiode wordt het opnieuw drukker in de trein naar Leuven, Brussel en Gent. Twee studenten begroeten elkaar. Ze hebben elkaar niet meer gezien sinds hun middelbareschooltijd. Ze vragen hoe de eerste examens zijn geweest en of ze vaak spijbelen. De ene zegt: ‘Ik heb zoiets van: vorig semester ging ik wel altijd naar de les en zie waar het mij heeft gebracht.’ Ik moet mezelf vermanen. Dit is niet mijn plaats om een uiteenzetting over drogredenen te beginnen. Gelukkig geeft de andere student een verstandige repliek: ‘Ja maar, je kan niet weten hoeveel punten je gehad zou hebben als je niet was gegaan.’
In de trein naar huis lees ik een boek over de natuurfilosofen. Volgens Heraclitus is alles in de wereld voortdurend in verandering. De weg die omhoog leidt is dezelfde als de weg die omlaag leidt. Het is een illusie dat er tegengestelden zijn.
Hoewel ik me moeilijk kan concentreren op mijn lectuur, heb ik de theorie van Heraclitus, over het samenvallen van tegengestelden, nergens beter begrepen dan in de trein. Studenten in hun voorlaatste jaar voeren een geanimeerd gesprek. Ze praten over hoe ze hun toekomst zien: willen ze in een stad gaan wonen of terug naar het dorp waar ze zijn opgegroeid? Zullen ze werk vinden en wat zouden ze dan graag doen?
Geleidelijk groeit het besef dat hun laatste jaar studeren eraankomt en dat de toekomst daarachter nog een grote onbekende is. Ze lachen met de vele praktische dingen die ze nog moeten leren. De studententijd lijkt achteraf altijd onbezorgder dan op het moment dat die verduivelde examens nog afgelegd moeten worden. Het is voor deze jongeren beslist te vroeg voor nostalgie, maar je voelt ze al doorschemeren. Ik luister en glimlach. We zitten in dezelfde trein, maar mijn halte ligt achter hun horizon.