Eos-medewerker Senne Starckx trok naar Stockholm om met te zien hoe voor het eerst in de geschiedenis een Belg de Nobelprijs voor Natuurkunde mocht ontvangen. Maar wat een onvergetelijke persreis had moeten worden, liep af op een sisser.
We zouden samen met de premier naar Stockholm vliegen om er vanaf de eerste rij mee te maken hoe François Englert z’n Nobelprijs in ontvangst nam. Helaas stuurde de premier z’n kat. En de ceremonie? Die mochten wij in een achterafkamertje volgen op een projectiescherm. Gelukkig was de catering in het vliegtuig top.
Ok, premier Di Rupo had afgelopen dinsdag een goed excuus. Hij werd aan de andere kant van de wereld verwacht op een heel een andere ceremonie: de herdenkingsdienst voor Nelson Mandela. Hoewel, een wereldleider meer of minder zal daar het verschil niet hebben gemaakt. Bovendien had Di Rupo dinsdag 10 december met stip genoteerd in z’n agenda. Althans, dat vermoeden we, want twee maanden geleden was hij er als de kippen bij om François Englert tijdens de persconferentie op de Université Libre de Bruxelles (ULB) te komen feliciteren met zijn zopas toegekende Nobelprijs.
Hoe dan ook, dinsdagmorgen kwam ondergetekende goedgemutst aan op de luchthaven van Melsbroek. Vertrekken vanuit Melsbroek is een verademing: het luchthavenpersoneel – militairen in een soort politie-uniform – ontvangt je alsof men het écht leuk vindt dat je meevliegt. De Belgische Luchtmacht heeft voor deze gelegenheid de kleine maar kranige Embraer 135 van stal gehaald: een tweemotorig toestel waarin een paar stoelen zijn weggehaald om beenruimte te winnen.
De meeste (voornamelijk Franstalige) journalisten nemen al snel vrede met het feit dat de premier zijn kat heeft gestuurd. Dat komt wellicht omdat die kat Philippe Courard heet, Staatssecretaris voor (onder meer) Wetenschapsbeleid in de federale regering – zo wordt mij verteld – en blijkbaar een van die PS-coryfeeën die volstrekt onbekend zijn boven de taalgrens. Als eenzame Vlaming nestel ik me helemaal achteraan in het toestel en geniet ik stilletjes hoe de Franstalige collega’s zich laven aan de uitlatingen van deze nobele onbekende.
Vliegen met de civiele afdeling van de Belgische Luchtmacht is trouwens een waar genot. Bij het instappen verwelkomt de piloot je in stijve militaire houding. En de catering aan boord is nooit gezien: hier geen schamel vliegtuigontbijt maar een onvervalste brunch – om van het diner maar te zwijgen, maar dat komt natuurlijk straks pas. En zelfs de stewards aan boord zijn militairen, al zijn dit miliciens van een erg welopgevoede soort.
Na twee uur vliegen wacht op de luchthaven van Arlanda bij Stockholm echter de eerste teleurstelling van de dag: het is er barkoud, het miezert en de lucht is donkergrauw. Vergeet die stadswandeling maar, denk ik bij mezelf. Stiekem hoop ik dan nog dat er voor ons genoeg alternatieven geregeld zijn – lees: exclusieve toegang tot het Konserthuset, de prachtige concertzaal waar straks om vier uur de Nobelprijsceremonie zal beginnen.
De persschare verdeelt zich vervolgens over twee minibusjes, elk met een andere bestemming. Ik kies voor het busje dat rechtstreeks naar het Konserthuset rijdt, pal in het centrum van Stockholm, waar op dat moment de generale repetitie van de ceremonie wordt gehouden. Het andere busje heeft als bestemming de residentie van de Belgische ambassadeur. Daar staat een reeks interviews met de Staatssecretaris en met enkele notabelen van de ULB op het programma. Ik laat het voor wat het is, en ga met de andere passagiers in mijn busje recht om doel af: de plaats waar het straks allemaal zal gebeuren.
Tegenvaller nummer twee kondigt zich aan. Alleen geaccrediteerde journalisten worden toegelaten tot de concertzaal. Zelfs de officiële Belgische perskaart – mijn trouwe redder in nood – blijkt hier zijn magische werking te hebben verloren. Dan maar snel even die accreditatie regelen, denk ik. Natuurlijk is dat ijdele hoop. Blijkbaar had ik dat weken geleden al moeten regelen. De collega’s van de Franstalige commerciële omroep RTL-TVI en de Duitstalige omroep BRF laten het niet aan hun hart komen. Zij doen snel een live interventie voor het 1-uurjournaal, met het Konserthuset op de achtergrond, en klaar zijn ze.
Voor mij zit er niets anders op dan een winterwandeling door een grauw Stockholm. Ik heb één schamele troost: de ambassade heeft geregeld dat we de ceremonie live kunnen volgen in het Nobel-museum, een (niet bijster interessant) ‘educatief centrum’ waar je alles kunt leren over de Nobelprijzen. Omstreeks vier uur tref ik er de journalisten van het andere minibusje aan, waarna iedereen een zitkussentje tracht te veroveren in het klein filmzaaltje waar zo dadelijk die verdomde ceremonie wordt geprojecteerd. Starend naar de laptop en de beamer, kom ik tot de vaststelling dat ik dit evengoed thuis had kunnen bekijken, op de website van het Nobelcomité.
Godzijdank is de ceremonie voorzien van Engels commentaar. En het moet gezegd: vervelen doet ze niet, want het tempo is strak. De muzikale intermezzo’s (klassiek natuurlijk), de laudatio’s, de gelukswensen door Zweedse koning Carl Gustav,… ze eindigen allemaal vooraleer je zin krijgt om weg te zappen. À propos: die Carl Gustav lijkt zich tijdens de nochtans niet zo lange plechtigheid toch ettelijke keren te vervelen. Meermaals zit hij in z’n programmaboekje te bladeren – of bestudeert hij misschien het menu van het Nobelbanket, dat volgt op de ceremonie?
Tijdens de uitzending vallen me een paar nieuwe zaken op. Bijvoorbeeld dat het Nobelcomité er een strikte hiërarchie op na houdt wat betreft het uitdelen van de medialles en oorkondes. Eerst komt de Nobelprijs voor Natuurkunde, vervolgens Scheikunde, Geneeskunde, Literatuur en pas helemaal op het einde Economie – de Nobelprijs voor de Vrede werd eerder op de middag al uitgereikt in het Noorse parlement in Oslo. En omdat Françis Englert ouder is dan Peter Higgs, mag hij als eerste de hand van de koning schudden. Dankzij die hiërarchie hoef ik geen ‘interessante’ Nobellaureaten te missen – zoals de erg bevallige dochter van schrijfster Alice Munro, die haar zieke moeder in Stockholm vervangt. Om kwart voor zes brengt ons busje ons immers terug naar de luchthaven. De drie Amerikanen die dit jaar de Nobelprijs voor Economie met elkaar moeten delen, zullen mij worst wezen.
Terug in het vliegtuig moeten we nog een uurtje wachten op Staatssecretaris Courard – die natuurlijk wél de ceremonie in het Konserthuset heeft mogen bijwonen. Tijdens de terugvlucht vraag ik mij af of dit nu een vruchtbare dag was geweest. Gelukkig verschuift mijn aandacht snel naar het rijkelijke driegangenmenu dat de militaire steward me voorschotelt. Een diner waar businessclass nauwelijks aan kan tippen – met aangepaste wijnen en een digestief naar keuze. En terug in Melsbroek zit je vijf minuten na de landing alweer in je auto. Het moet gezegd: dankzij de Belgische Luchtmacht was dit al bij al toch nog een geslaagde dag.