De inheemse platte oester is bijna volledig uit de Noordzee verdwenen. Verdrongen door het muiltje, denken veel deskundigen. Maar is dat wel zo?
In de achttiende eeuw leefden er honderden miljoenen platte oesters in de Noordzee. Ze vormden uitgestrekte oesterbanken, die intensief bevist werden. Maar in de loop van de negentiende en twintigste eeuw daalde het aantal oesters sterk. Anno 2020 is de platte oester zo goed als verdwenen uit de Noordzee. Er resten nog slechts een paar natuurlijke vindplaatsen, de meeste in Scandinavische en Nederlandse wateren.
Waarom is de platte oester zo sterk achteruitgegaan? Verschillende factoren kunnen een rol gespeeld hebben: overbevissing, ziektes, vervuiling, strenge winters. Maar wetenschappers wijzen ook in de richting van een andere zeebewoner: het muiltje.
Het muiltje is een zeeslak die in ondiep water leeft. Het dier heeft zijn naam te danken aan zijn schelp, die een beetje op een pantoffel of muiltje lijkt. De schelpen zijn in grote aantallen op de Belgische en Nederlandse stranden te vinden.
Het muiltje mag dan een vertrouwde verschijning zijn aan onze kust, het is niet inheems. Het natuurlijke verspreidingsgebied van het muiltje is de Amerikaanse oostkust. Het dier kwam in 1870 in Engeland terecht, als verstekeling in een lading ingevoerde schelpdieren. Vanuit Engeland verspreidde het zich verder. Op dit moment heeft het muiltje bijna de hele Noordzee veroverd. De soort is ook al aangetroffen in de Middellandse Zee.
De oesterpest
Muiltjes nestelen zich graag in oesterbanken, en ze eten hetzelfde voedsel als oesters, namelijk plankton en organische materie. Veel deskundigen gaan er daarom van uit dat de oester is weggeconcurreerd door het muiltje. Het leverde het muiltje de bijnaam ‘de oesterpest’ op.
Maar volgens een groep Duitse biologen verdient het muiltje zijn slechte reputatie niet. Dat schrijven ze in het vakblad PLoS One.
De biologen hebben onderzocht wanneer de oesterpopulatie begon af te nemen. Gebeurde dat voor of na de opmars van het muiltje? Om deze vraag te beantwoorden doorzochten de wetenschappers de schelpencollecties van elf natuurhistorische musea. Ze vonden in totaal 1749 oesters en 739 muiltjes, die verzameld waren tussen de jaren 1820 en 2018. Aan de hand van deze specimens kon een schatting gemaakt worden van het aantal oesters en muiltjes dat in vroeger tijden in de Noordzee leefde.
De onderzoekers kwamen tot een verrassende conclusie: de achteruitgang van de platte oester in de Noordzee begon al vóór de komst van het muiltje. Het muiltje heeft de oester dus niet weggeconcurreerd. Integendeel, het lijkt erop dat het muiltje pas kon floreren nadat de oester verdwenen was. Pas rond 1940, toen de oester bijna uitgestorven was, steeg het aantal muiltjes in de Noordzee sterk.
De studie toont aan hoe belangrijk museumcollecties zijn. Onderzoekster Sarah Hayer: ‘Natuurhistorische collecties zijn archieven van het leven op aarde. Ze zijn een belangrijk hulpmiddel om de effecten van milieuveranderingen te bestuderen.’