Piltdown-hoax blijft spannende whodunnit
14 december 2012 door TNPrecies een eeuw geleden werden fossiele resten uit het Britse plaatsje Piltdown met veel bombarie toegeschreven aan de missing link tussen oeraap en mens. Het duurde bijna een halve eeuw voor de Piltdown-mens als hoax werd ontmaskerd. Maar wie was de vervalser?
Een eeuw geleden, op 18 december 1912, werden fossiele resten uit het Britse plaatsje Piltdown met veel bombarie toegeschreven aan de missing link tussen oeraap en mens. Het duurde bijna een halve eeuw voor de Piltdown-mens als hoax werd ontmaskerd: de schedel bleek vals. Wie nam de wetenschappelijke wereld veertig jaar lang bij de neus? De zoektocht naar de dader duurt nog altijd voort.
Het British Museum of Natural History in Londen toonde zijn bezoekers in december 1912 trots schedelresten van een ‘missing link’ tussen de moderne mens en onze prehistorische voorgangers. De gerespecteerde Arthur Smith Woodward van het Department of Geology had de overblijfselen ontvangen van fossielenjager Charles Dawson die ze op zijn beurt had gevonden in een grintkuil bij het dorpje Piltdown. Veel was er niet te zien: een aapachtige kaak, twee kiestanden en delen van een mensachtige schedel, in het gezelschap van enkele primitieve werktuigen en fossiele zoogdierresten, waaronder een olifantachtig dier. Het was de combinatie van aap- en mensachtige trekjes die van de schedel een belangrijke schakel in onze evolutie maakte.
De nieuw ontdekte voorloper van de mens kreeg als wetenschappelijke naam Eoanthropus dawson (Dawsons dageraadmens). De resten zouden zo oud zijn als de twintig jaar eerder gevonden Java Man, de eerst ontdekte overblijfselen van de Homo erectus. Toch aanvaarden niet alle wetenschappers de nieuwe mensachtige. Sommigen dachten dat de resten een mix van aap en mens waren. Een correcte aanname, maar het zou nog veertig jaar duren voor dat officieel werd.
Steeds meer twijfel
Dawson en enkele enthousiastelingen, waaronder de Franse jezuïet en paleontoloog Pierre Teilhard de Chardin, verzamelden de jaren erna nog meer resten op de site waaronder een hoektand en een uniek gebruiksvoorwerp uit olifantenbot. Dawson overtuigde enkele critici door enkele kilometers verderop nog meer voorwerpen, beenderen en tanden te vinden. Goed twee jaar later vielen de opgravingen stil door de Eerste Wereldoorlog en de slechtere gezondheid van Dawson, die uiteindelijk in 1916 stierf.
Schilderij van John Cooke: 'Discussie over de Piltdown-schedel' (1915).
In de decennia die volgden kwam de Piltdown-mens steeds meer onder druk te staan. Over de hele wereld werden in de jaren 1920 en 1930 nieuwe resten van voorouders opgegraven maar geen enkele had de vreemde combinatie van aapachtige kaak en mensachtige schedel. Dat werkte weliswaar niet altijd in het nadeel van de Eoanthropus dawson: de Australopithecus africanus, een vroege mensachtige, ontdekt midden de jaren 1920, moest enige tijd wachten op algemene wetenschappelijke aanvaarding net door het verschil met de Piltdown-mens.
Pas goed veertig jaar na de ‘ontdekking’ in Piltdown kwam de waarheid aan het licht. Kenneth Oakley, Wilfred Le Gros Clark en Joseph Weiner, drie onderzoekers aan de University of Oxford, publiceerden in 1953, na grondig onderzoek, dat de Piltdown-mens vals was. Oakley had eerder al met chemische tests aangetoond dat de opgegraven kaak niet ouder dan 50.000 jaar kon zijn, wat niet overeenkwam met de veel oudere dierenbeenderen. Bovendien was de kaak inderdaad niet van een mens maar van een aap afkomstig, waarschijnlijk van een orang-oetan, en de tanden van een chimpansee. Samen met de werktuigen en dierenresten waren ze vermoedelijk vanuit verschillende plaatsen, waaronder musea, verzameld. Na een ouderdomsbehandeling met kaliumdichromaat – zo kregen de botten een bruin kleurtje – werden de vervalsingen in de grond gestopt.
Twee reconstructies: links, die door prof. Artur Smith Woodward (aapachtig), rechts die van prof. Arthur Keith (mensachtig). Wetenschappers discussieerden lang over welke van de twee juist was. Tot de Piltdown-mens in 1953 vals bleek. De schedelfragmenten waren van een mens, de kaak wellicht van een orang-oetan en de tanden van een chimpansee.
Een zaak voor Sherlock Holmes?
Wie decennialang de tijd van de paleontologen verspilde is nog steeds niet geweten. Hoofdverdachte was en is natuurlijk Charles Dawson die zo een plaatsje in de geschiedenisboeken kreeg. Er zijn geen harde bewijzen tegen hem, wel aanwijzingen: het was tenslotte hij die besloot in de groeve te zoeken en hij vond die de meeste belangrijke resten als eerste. Hij was trouwens niet aan zijn proefstuk toe: later bleken andere door Dawson ontdekte voorwerpen vals.
Sinds de ontmaskering van de wetenschappelijke hoax werden meer dan tien mensen van de daad beschuldigd, de ene beschuldiging al logischer dan de andere. Sommigen vermoeden dat Dawson handlangers had: collega-gravers zoals Teilhard de Chardin of wetenschappers zoals Woodward, die de resten echt verklaarde. Woodward was trouwens bevriend met Dawson én hij liet niet veel andere wetenschappers de Piltdown-resten bestuderen.
De meest opmerkelijke en meest amusante beschuldiging is die aan het adres van Arthur Conan Doyle, bedenker van Sherlock Holmes. Hij zou de resten hebben begraven omdat Britse wetenschappers stelling namen tegen het spiritisme, waarin Doyle geloofde. Hij wou hiermee de wetenschappers lik op stuk geven en aantonen dat ze niet alles weten. In zijn beroemde boek The Lost World, dat nadien verscheen, zou Doyle zelfs in geheime boodschappen over zijn misdaad schrijven. Pittig detail: Doyle was de Dawsons buurman en zou zelfs even hebben gegraven in de groeve.
Eindelijk opheldering?
Misschien komt er na al die jaren duidelijkheid nu een team onderzoekers van het Natural History Museum de resten op microscopisch niveau wil bekijken. ‘Door technieken te gebruiken als C14-datering en DNA- en isotopenstudies hopen we de taxonomische identiteit en geografische oorsprong van de specimen te vinden’, zegt onderzoeker Chris Stringer. ‘We gebruiken ook spectroscopie om vast te stellen hoeveel verschillende kleurmethodes werden gebruikt bij de botten, tanden en gereedschap.’ Door te kijken naar wie wat vond, kan misschien de dader worden afgeleid. ‘Als de materialen van beide sites matchen, was Dawson waarschijnlijk de vervalser, aangezien hij de enige ‘ontdekker’ was van de resten op de tweede site. Als de hoektand een andere oorsprong en kleurmethode blijkt te hebben, dan is Teilhard de Chardin, die hem vond, misschien betrokken bij het bedrog.’
Wie de dader ook was, hij heeft decennialang invloed gehad op de paleontologie en ook lange tijd vals hoop gegeven dat we een voorloper van de mens in handen hadden. Wellicht zette nationale trots de vervalser aan tot de hoax, want eerder hadden al Duitsland (Neanderthaler) en Frankrijk (Cro-Magnon) hun eigen mensachtige opgegraven. Het Verenigd Koninkrijk kon dus niet achterblijven. Toch moeten we niet treuren om het verlies van de Piltdown-mens, als we er een artikel uit 1913 op nalezen. De journalist van de Tilburgsche Courant was erbij toen het Museum of Natural History een (vrouwelijk) borstbeeld onthulde gebaseerd op de weinige resten: ‘Het is een afschrikwekkend hoofd dat men aldus heeft verkregen. Want eerlijk erkend… ons aller grootmoeder was van een onbeschrijfelijke leelijkheid.’ Om dan profetisch te schrijven: ‘Deze vrouwenkop gelijkt meer op dien van een aap dan van een mensch.’