Europa dwingt lidstaten de eigen ondergrond te verkennen naar kritieke grondstoffen. Breekt een gouden tijdperk aan voor geologische onderzoek?
Als ik geologen van het Instituut voor Natuurwetenschappen vraag wat hét nieuws van 2024 was, hoor ik: ‘CRM-A’. Ze bedoelen de Critical Raw Material Act. Europa wil belangrijke grondstoffen voor de groene transitie delven op het eigen continent in plaats van ze in te voeren. Breekt een gouden tijdperk aan voor geologische onderzoek? En sturen we over een tiental jaar een troep mijnrobots die ondergrond in?
Bauxiet, gallium, kobalt, koper, lithium, mangaan, nikkel, silicium, zeldzame aarden… het zijn maar enkele van de 34 kritieke grondstoffen waarvan Europa wil dat we ze op het continent ontginnen in plaats van ze in te voeren vanuit geopolitiek instabiele regio’s, zoals Congo of China. Die laatste heeft een hegemonie op heel wat kritieke grondstoffen. Ze zijn kritiek omdat ze economisch belangrijk zijn én omdat er risico is dat de aanvoer ervan stokt. Van die 34 kreeg de helft, waaronder koper en nikkel, het oormerk ‘strategisch’: levensnoodzakelijk voor groene technologie, voor de digitale transitie, voor defensie en voor ruimtevaart. Voor die strategische hulpbronnen heeft Europa ambitieuze doelen gesteld tegen 2030: jaarlijks moet 10 procent uit eigen bodem komen, 40 procent via eigen verwerking en 25 procent via recycling.
Exploreren
België kan bogen op zijn geologen: ze brachten intussen, op basis van historisch en recent onderzoek, in kaart waar er kritieke grondstoffen te vinden zijn in onze ondergrond, en een schatting van de hoeveelheid en het potentieel. Zo zijn er in het massief van Stavelot, in het oosten van ons land, gesteenten verrijkt met mangaan en lithium. In het bekken van Bergen zit de tweede grootste voorraad sedimentair fosfaatgesteente van Europa. Fosfaat kan als meststof dienen. En in het oosten van ons land zijn er ook grote lood-zinkvoorraden. De lagen met zink kunnen ook kritieke metalen bevatten zoals indium, gallium en germanium. The Critical Raw Materials Atlas of Belgium is maar een vertrekpunt. Europa dwingt de lidstaten hun ondergrond verder te exploreren. En dat is voor veel landen, België incluis, wennen. Als dat goed aangepakt wordt, levert een nieuwe golf aan gegevens ons veel meer op dan alleen locaties waar we mijnen kunnen inplannen.
Geologie kampte lange tijd met een negatief imago, omdat ze in de negentiende eeuw de handlanger was van de mijnbouwbedrijven: rücksichtsloze ontginning ten koste van de omgeving, het milieu en de gezondheid van de arbeiders. Intussen zijn geologen incontournable voor de groene transitie, denk maar aan geothermie. En ze proberen met geofysische analyses (onder meer met elektromagnetische golven) en remote sensing (via satellieten) hulpbronnen nauwkeuriger te lokaliseren. Zo optimaliseer je de exploitatie en verminder je milieuschade.
We moeten sowieso minder afhankelijk worden van grondstofontginning, door te recyclen, producten te ontwikkelen met een langere levensduur en onze levensstijl aan te passen. Maar als we dan toch moeten delven, kan meer lokale mijnbouw helpen om de sociale en ecologische lasten eerlijker te verdelen tussen rijke en armere delen van de wereld. We zijn snel bezorgd over het minste ongemak in onze achtertuin, maar sluiten de ogen voor sociale uitbuiting en ecologische impact als ze op een ander continent plaatsvinden.
Mijnrobots
En wie zal het vuile werk doen? Kunnen we mijnarbeiders vervangen door een troep robots? Je stuurt ze de dieperik in. Daar scannen ze volautomatisch het gesteente af naar de gewenste grondstof, die ze vervolgens uitboren en naar het oppervlak brengen. Ecologische en veilige precisiemijnbouw, het klinkt science fiction. Maar geologen van het Instituut voor Natuurwetenschappen zijn met collega’s stappen aan het zetten.
Geology rocks, de komende jaren wellicht meer dan ooit.
Openingsfoto: staal van een lood-zinkader uit de steengroeve van Seilles (provincie Namen). De lood- en zinkmineralen kunnen verrijkt zijn met germanium, één van de kritieke grondstoffen. (Foto: Instituut voor Natuurwetenschappen)