Paleontologen hebben een grote uil beschreven die zo’n 55 miljoen jaar geleden middelgrote zoogdieren verschalkte met zijn poten en klauwen.
‘Uilen doden vandaag met hun bek’, zegt paleontoloog Thierry Smith (KBIN), die het goed bewaarde skelet uit Wyoming (VS) mee bestudeerde. Primoptynx poliotauros is een nieuwe soort en een nieuw geslacht.
Het skelet dat dertig jaar geleden door Amerikaanse paleontologen is opgegraven in Bighorn Basin in Wyoming, is een van de meest complete fossiele uilen uit het paleogeen, het geologische tijdperk na het uitsterven van de niet-vliegende dinosauriërs 66 miljoen jaar geleden. Het fossiel waarvan behalve de schedel de belangrijkste botten bewaard zijn, is 54,5 tot 55 miljoen jaar oud (vroege eoceen).
Ongelijke tenen
Primoptynx poliotauros was zo’n 50 centimeter groot – vergelijkbaar met Hedwig, de sneeuwuil van Harry Potter – en behoort tot een uitgestorven groep uilen. ‘Zijn poten zijn anders dan die van de huidige uilen’, zegt paleontoloog Thierry Smith van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), co-auteur van de studie samen met Gerald Mayr van het Senckenberg Research Institute in Frankfurt en Philip Gingerich van de Universiteit van Michigan. ‘Uilen vandaag hebben vier tenen met klauwen van gelijke lengte, waarmee ze relatief kleine prooien vangen, en doden met hun bek. Primoptynx heeft een langere eerste en tweede teen, zoals bij havikachtigen. Die meer ontwikkelde tenen gebruiken ze om grotere prooien neer te halen en die te doorboren met hun klauwen. Primoptynx was dus een uil die met zijn poten doodde zoals een havik, waardoor ook middelgrote zoogdieren ten prooi vielen.’
Dit fossiel toont aan - samen met andere vondsten - dat er tijdens het vroege eoceen al veel uilensoorten waren, van uiteenlopende groottes, die verschillende ecologische niches innamen. Het succes van de uilen loopt parallel met dat van de zoogdieren, die na het uitsterven van de dinosauriërs enorm divers werden. Dat Primoptynx poliotauros en andere proto-uilen later uitstierven, is mogelijk toe te schrijven aan de opkomst van dagroofvogels vanaf het late eoceen.
De studie is gepubliceerd in Journal of Vertebrate Paleontology.