Wolkjes deuterium moeten losgeslagen elektronen in de ITER- fusiereactor onderscheppen.
Kernfusie, het proces waarbij samensmeltende atoomkernen enorm veel warmte genereren, is nog altijd de ultieme droom van een onuitputtelijke energiebron. Daarom dat fusiewetenschappers in het Zuid-Franse Cadarache nog steeds naarstig voortwerken aan de experimentele fusiereactor ITER. Volgens de laatste planning zou die eind 2025 klaar moeten zijn. De eerste tests kunnen dan eindelijk beginnen. In de donutvormige reactor van ITER, een zogenaamde tokamak, zit het 150 miljoen graden hete fusieplasma gevangen in een magnetische kooi.
Maar fusie-experts zijn bang dat die kooi niet helemaal waterdicht is en dat er deeltjes kunnen ontsnappen. Als dat tegen hoge snelheid gebeurt en de deeltjes inslaan op delen van de reactorwand die daar niet tegen is bestand, dan kunnen er ernstige problemen ontstaan. Daarom zoeken fysici al geruime tijd naar manieren om plasmadeeltjes – vooral elektronen – te onderscheppen vooraleer ze uit het plasma kunnen ontsnappen en schade aanrichten. Een team van Europese en Amerikaanse onderzoekers is daar nu in geslaagd. Het heeft een techniek ontwikkeld waarmee het ‘losgeslagen elektronen’ die bijna tegen de lichtsnelheid bewegen kan vangen voordat ze uit het plasma wegvliegen.
De techniek is gebaseerd op de injectie van ijskoude ‘wolkjes’ deuterium in het plasma. Deuterium is een zware isotoop van waterstof. Het deuterium zal in ITER worden geïnjecteerd via een dertigtal luikjes die rondom de 30 meter brede reactor liggen. Zo zouden de losgeslagen elektronen tijdig te stoppen zijn.
Bron: EUROFusion