Narcisme is een lelijk beestje. Het zaadje ervoor wordt geplant in de kindertijd. Maar ontstaat het door te weinig of net door overdreven aandacht van de ouders?
“Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk wel dat ik het kan.” De onschuldige grootheidsfantasie, typerend voor kinderen, is van Pippi Langkous. Ook volwassenen mogen zich gerust af en toe wentelen in gedachten die de zelfwaardering een prettige boost geven, vindt psychoanalyticus Frans Schalkwijk. In zijn boek Narcisme (2018) biecht hij een aantal van zijn eigen fantasietjes op. Zo is hij de beste psychoanalyticus van Nederland, zolang hij zich binnen de veilige muren van zijn eigen huis bevindt. Lopend over straat met zijn kleinkinderen verbeeldt hij zich dat anderen opmerken hoe leuk hij met het kleine grut omgaat. Om zich meteen daarna te realiseren dat de voorbijgangers waarschijnlijk alleen met zichzelf bezig zijn en anders vooral oog zullen hebben voor zijn kleinkinderen. Grootheidsfantasieën zijn niet erg, zolang je ze maar niet te serieus neemt.
Daar gaat het mis bij narcisme. Narcisten geloven wel degelijk in hun eigen grootheidsfantasieën. Ze moeten wel, omdat ze een stabiel zelfgevoel ontberen en niet veilig klein en afhankelijk kunnen zijn. Ze voelen zich óf ‘on top of the world’ óf niks waard. Grijstinten ontbreken.
Het probleem van Narcissus, de knappe jongeling uit de Griekse mythe, was niet dat hij zichzelf zo mooi vond, maar dat hij iedereen afwees
Om hun overdreven positieve zelfbeeld in stand te houden, moeten narcisten geregeld de realiteit vertekenen. Afwijkende meningen doen ze af als een gebrek aan inzicht van de ander of schrijven ze toe aan jaloezie. Vanwege hun broze zelfgevoel hebben ze ook moeite met het reguleren van hun emoties. Ze voelen zich snel bedreigd en worden dan boos. Een klein meningsverschil mondt makkelijk uit in een aanval van narcistische razernij. Geen wonder dat er bij narcisme ook altijd sprake is van interpersoonlijke problemen – naast een gebrekkige zelf- en emotieregulatie is dat het derde kenmerk van narcisme.
De interpersoonlijke problemen zijn voor Schalkwijk de kern: narcisme is in essentie een beweging weg van de ander. Het probleem van Narcissus, de knappe jongeling uit de Griekse mythe, was niet dat hij zichzelf zo mooi vond, maar dat hij iedereen afwees. Toen hij zelfs geen interesse had in Echo, de lievelingsnimf van de goden, straften de goden Narcissus door hem verliefd te laten worden op zijn eigen spiegelbeeld. Het liep slecht af met Narcissus. In de ene versie van de Griekse mythe verdronk hij, in de andere versie kwijnde hij langzaam weg.
Grandioos én kwetsbaar
Genoeg over Griekse goden. Hoe laat narcisme zich in het dagelijkse leven voelen? “Stel, je raakt op een feestje in gesprek met een narcist”, zegt Schalkwijk. “Zodra die weet dat jij journalist bent, zal hij jou gaan uitleggen hoe het journalistieke wereldje in elkaar zit. Ook al heeft hij daar helemaal geen verstand van. Al snel ga je voelen: ik word opgesloten. Ik wil weg.”
Maar het kan ook anders. “Daarna raak je aan de praat met iemand die alles van je wil weten”, vervolgt Schalkwijk. “De man lijkt werkelijk geïnteresseerd en hangt aan je lippen. Maar opnieuw ontbreekt de wederkerigheid, want op het eind van het gesprek realiseer je je dat jij niks over je gesprekspartner te weten bent gekomen.”
Mijn eerste gesprekspartner – weinig empathisch en geheel vervuld van de eigen grootsheid – heeft alle trekken die in de DSM-V onder narcistische persoonlijkheid beschreven staan. De diagnosebijbel van de psychiatrie legt de nadruk op de grandioze aspecten van narcisme. De beschrijving is daarmee niet compleet, meent Schalkwijk. Naast grandioos of vanzelfsprekend narcisme bestaat er volgens hem een sociaal wenselijker vorm: kwetsbaar of waakzaam narcisme. Kenmerkend voor deze vorm van narcisme zijn schaamte en overgevoeligheid voor kritiek en afwijzing. Bij mijn tweede gesprekspartner hebben de kwetsbaar narcistische trekken de overhand.
'Door overdreven zorgzaam te zijn en belangstelling te tonen, plaatst een narcist zichzelf in het middelpunt van de belangstelling: hij heeft een moeder Theresa-complex'
“Door zich belangstellend en behulpzaam op te stellen plaatst een kwetsbare narcist zichzelf in het middelpunt van het zorgende universum: hij heeft het moeder Theresa-complex”, vertelt Schalkwijk. “Daar zit iets dwingends in. In een relatie met een narcist lever je autonomie in. Het is niet de bedoeling dat je eigen standpunten en behoeftes hebt, het is de bedoeling dat je applaudisseert en dankbaarheid toont."
Lang werd gedacht dat grandioze en kwetsbare narcisten twee afzonderlijke groepen zijn. Volgens de nieuwe visie bezitten alle narcisten in wisselende verhoudingen zowel grandioze als kwetsbare kenmerken. Wie de avond voordien nog het flamboyante middelpunt van het feestje vormde, kan zich de volgende dag zorgen maken over de indruk die hij heeft gemaakt. Grandioos en kwetsbaar gedrag wisselen zich binnen iedere narcist af.
Vicieuze cirkel
Narcisme vindt zijn oorsprong in de vroege jeugd, meent Schalkwijk. Als ouders geen oog hebben voor de behoeftes van hun baby aan aandacht en begrip, krijgt het kind een onbestemd, verward gevoel. Waarom zien ze niet hoe ik me voel? Waarom reageren ze niet op een manier zodat ik er rustig van word? Na oneindig veel van dergelijke teleurstellingen ‘besluit’ het kind dat het anderen niet meer nodig wil hebben en ontstaat een patroon van onveilige, vermijdende gehechtheid. “De tragiek is dat een narcist anderen juist heel hard nodig heeft”, zegt Schalkwijk. “Omdat zijn ouders hem vroeger onvoldoende hebben laten merken dat ze blij met hem waren, heeft hij zo'n groot verlangen om bewonderd te worden dat hij daarmee anderen van zich afstoot.”
In zijn boek Een spiegel voor narcisten (2013) vat gedragstherapeut Martin Appelo deze dynamiek samen in een vicieuze cirkel. Net als Schalkwijk veronderstelt Appelo een instabiele basis, ontstaan in de vroege jeugd, als de motor achter het narcisme. Om deze instabiele basis niet te hoeven voelen, blazen narcisten zich op waardoor ze vaak een zelfverzekerde eerste indruk maken. Zodra anderen het gebrek aan wederkerigheid gaat opvallen, verliezen ze hun waardering. Narcisten voelen dat als een aanval, gaan anderen van zich afstoten en komen uiteindelijk alleen te staan. De instabiele basis is versterkt. De cirkel is rond.
Verheven boven de anderen
Psycholoog Eddie Brummelman (Universiteit van Amsterdam) doet vanuit de sociale leertheorie onderzoek naar narcisme. Hoewel hij de dynamiek van de vicieuze cirkel herkent, denkt hij niet dat een instabiele basis of een onbewust lage zelfwaardering ten grondslag ligt aan narcisme. “Het is een aantrekkelijk idee, want het zou verklaren waarom narcisten zich soms schamen, terwijl ze zichzelf aan de oppervlakte fantastisch vinden”, zegt Brummelman. “Meerdere onderzoeksgroepen hebben het idee de afgelopen jaren getoetst. Uit een meta-analyse waarin al deze onderzoeken werden samengenomen, bleek echter dat narcisten geen onbewust lage zelfwaardering hebben.”
Zelf denkt Brummelman dat superioriteitsgevoelens de vicieuze cirkel draaiende houden. Die maken je immers kwetsbaar. “Bij iedere winnaar hoort automatisch een verliezer. Narcisten blazen zich op om van anderen de bevestiging te krijgen dat zij bij de winnaars horen.”
Superioriteitsgevoelens zijn iets anders dan een hoge zelfwaardering. Ze duiden op een hiërarchisch beeld van jezelf in relatie tot anderen: een narcist plaatst zichzelf op eenzame hoogte. Wie een hoge zelfwaardering heeft, vindt zichzelf een waardevol persoon, maar daarom niet waardevoller dan anderen. Als je zelfwaardering en narcisme met vragenlijsten meet, blijkt dat het om twee onafhankelijke dimensies gaat. Er zijn dus ongeveer evenveel narcisten met een hoge als met een lage zelfwaardering.
Zelfwaardering en narcisme komen tot uiting rond de leeftijd van zeven jaar. Dan pas vormen kinderen een globaal oordeel over zichzelf, in vergelijking met anderen. Het is ook de leeftijd waarop ze de indruk die ze maken belangrijk beginnen te vinden. Brummelman beschouwt daarom de midden- en late kindertijd – en niet de vroege kindertijd – als de belangrijkste periode voor het ontstaan van narcisme.
Een godsgeschenk
Hoe komt het dat sommige kinderen sterk narcistische trekken ontwikkelen? Volgens de psychoanalytische visie zijn narcistische trekken een poging om de leegte te compenseren die ontstaat door een gebrek aan ouderlijke warmte. Kinderen gaan zichzelf op een voetstuk plaatsen als ze zich door hun ouders onvoldoende gezien en begrepen voelen. De sociale leertheorie komt met een alternatieve verklaring: kinderen gaan zichzelf geweldig vinden als hun ouders hen op een voetstuk plaatsen.
Overwaarderende ouders zien hun kind als een godsgeschenk en geven sterk overdreven en onverdiende complimenten. “De neiging tot overwaardering staat grotendeels los van de realiteit. Overwaarderende ouders schatten hun kind bijvoorbeeld veel intelligenter in dan de IQ-score aangeeft”, benadrukt Brummelman. “Die neiging is er vanaf de geboorte: overwaarderende ouders geven hun kinderen vaak een unieke voornaam.”
Brummelman toetste de twee concurrerende visies op het ontstaan van narcisme in een langdurend onderzoek waaraan ruim vijfhonderd kinderen tussen de zeven en elf jaar oud en hun ouders meededen. Alleen de hypothese van de sociale leertheorie werd bevestigd. Brummelman vond een duidelijk verband tussen overwaardering en de ontwikkeling van narcisme, maar zag geen verband tussen een gebrek aan warmte en narcisme.
'Overwaarderende ouders vinden het zo belangrijk dat hun kind boven het maaiveld uitsteekt, dat ze een impliciete boodschap geven: als je niet speciaal of bijzonder bent, vind ik je maar niks'
Een kind gaat zichzelf dus als bijzonder zien als zijn ouders het als bijzonder zien. Een kind gaat denken dat het recht heeft op een speciale behandeling als zijn ouders het een speciale behandeling geven. Brummelman concludeert dat niet een gebrek aan aandacht, maar voorwaardelijke aandacht tot narcisme leidt. “Overwaarderende ouders vinden het zo belangrijk dat hun kind boven het maaiveld uitsteekt, dat ze een impliciete boodschap geven: als je niet speciaal of bijzonder bent, vind ik je maar niks.”
Een gebrek aan warmte lijkt dus niet tot narcisme te leiden, maar heeft wel een ander negatief effect: een lage zelfwaardering. Uit Brummelmans onderzoek blijkt dat ouders door het tonen van warmte en affectie de zelfwaardering van hun kind kunnen stimuleren.
Tips voor ouders:
- Laat je kind merken dat het waardevol is
- Maak samen plezier
- Toon belangstelling voor de activiteiten van je kind
- Onderneem samen dingen
- Koester en knuffel je kind
- Probeer een objectief beeld van je kind te krijgen
- Geef realistische complimenten
- Oefen geen druk uit op je kind om uit te blinken
- Geef je kind geen voorkeursbehandeling
- Prijs je kind om zijn inzet, niet om het uiteindelijke resultaat
Iedereen geeft zijn zoon of dochter weleens een opgeblazen compliment: ‘Wat een ongelóóflijk mooie tekening!’. We geven dit soort complimenten vooral aan kinderen met lage zelfwaardering omdat we denken dat dat helpt. Deze aanname blijkt niet te kloppen. Psycholoog Eddie Brummelman observeerde kinderen terwijl ze samen met hun ouders aan een opdracht werkten en telde het aantal opgeblazen complimenten dat de ouders gaven. Hoe meer opgeblazen complimenten een ouder had gegeven, hoe lager de zelfwaardering van kinderen meerdere maanden later. Mogelijk worden kinderen er onzeker van. Kan ik de volgende keer mijn prestatie evenaren?
Bij kinderen met hoge zelfwaardering zag Brummelman een verband met narcisme. Hoe meer opgeblazen complimenten, hoe narcistischer deze kinderen werden. In tegenstelling tot kinderen met lage zelfwaardering, geloofden zij de overdreven complimenten. Ze gaven hen het idee dat ze bijzonder zijn.
Conclusie: opgeblazen complimenten kunnen bij alle kinderen de zelfwaardering verminderen en bij kinderen met hoge zelfwaardering de narcistische trekken versterken.
Meer Donald Trump dan Dalai Lama
De visie op narcisme in de klinische praktijk verschilt dus van de visie op narcisme in sociaalpsychologisch onderzoek. Terwijl ervaren therapeuten zoals Schalkwijk en Appelo narcisme zien als een afwijking, een vroege en hardnekkige ontwikkelingsstoornis, definiëren sociaal psychologen narcisme als een persoonlijkheidstrek met een normale verdeling in de bevolking.
Bestaan er dan twee verschillende vormen van narcisme? Een echte stoornis, met kwetsbare kenmerken, die op zeer jonge leeftijd ontstaat door te veel teleurstellingen in de interactie met de ouders, versus een ‘normale’ variant met positieve kenmerken, zoals extraversie, die samenhangt met overwaardering door ouders in de basisschoolleeftijd?
Schalkwijk denkt van wel. De narcistische problematiek die hij in zijn praktijk behandelt, staat volledig los van een score op een narcisme-vragenlijst. “Zo'n vragenlijst meet een doorgeslagen zelfwaardering en individualisme, geen pathologisch narcisme.” Brummelman daarentegen ziet geen fundamenteel onderscheid tussen normaal en pathologisch narcisme. “De kern van narcisme is altijd: jezelf verheven voelen boven anderen. In extreme vorm kan dat een stoornis worden.”
Op basis van zijn onderzoek is Brummelman ervan overtuigd dat er bij narcisme niet altijd sprake hoeft te zijn van een instabiele basis. Toch blijft dat idee in de klinische praktijk hardnekkig voortbestaan. Dat komt misschien omdat de combinatie daar zo vaak voorkomt. Je kunt nu eenmaal de pech hebben dat je ouders vroeger niet goed genoeg op jou reageerden, en je tegelijk op een voetstuk plaatsten.
Opmerkelijk is dat in de Verenigde Staten de gemiddelde scores op narcisme-vragenlijsten vanaf de jaren 1980 fors zijn gestegen. Als op de narcisme-dimensie aan de ene kant de Dalai Lama staat, bescheiden en vriendelijk, en aan de andere kant Donald Trump, agressief en arrogant, is het Amerikaanse gemiddelde een flink stuk in de richting van Trump opgeschoven. Wellicht heeft in andere westerse landen eenzelfde beweging plaatsgevonden.
Waar komt deze toename in narcisme vandaan? In zijn boek Selfie (2018) zoekt journalist Will Storr de verklaring in ons geloof in de vrije marktwerking, dat door Ronald Reagan en Margaret Thatcher nieuw leven werd ingeblazen. Om in een competitieve cultuur te slagen, kun je maar beter geweldig zijn, en niet gewoontjes.
Als de kern van narcisme een beweging weg is van de ander, kunnen we minder narcistisch worden door naar elkaar toe te bewegen. We zijn allemaal met elkaar verbonden. We zitten als mensen in hetzelfde schuitje. Dit besef brengt ons op de narcisme-dimensie een stukje terug naar links. Natuurlijk hoeven we niet allemaal zoals de Dalai Lama te worden. Het is nu eenmaal erg lekker om te denken dat je iets wel kunt, zelfs al heb je het nog nooit gedaan.