Eos Blogs

5 redenen waarom we al in de lagere school met nieuwswijsheid moeten beginnen

Jongeren raadplegen nieuws voornamelijk via sociale media. Daar hebben ze het moeilijk om betrouwbare van onbetrouwbare informatie te scheiden. De oplossing? Werken aan nieuwswijsheid op de lagere school. Daar worden ook volwassenen wijzer van.

‘Is het niet wat vroeg om kinderen daarmee te confronteren?’

De vraag van de journaliste bracht me even van m’n stuk.

‘Met desinformatie’, verduidelijkte ze.

Dat had ik begrepen. Alleen had ik niet meteen een antwoord klaar. Ik had net mogen ‘leeglopen’ over de educatieve materialen die we hadden ontworpen om kinderen van 8 tot 12 jaar weerbaar te maken tegen desinformatie. Onder de overkoepelende term ‘Nieuwswijsneuzen’, vertelde ik, hadden onderzoeksinstituten, middenveldorganisaties en mediapartners zich verenigd om werk te maken van nieuwswijsheid op de lagere school. Anderhalf jaar waren we bezig geweest met het onderzoeken, uitdenken, en ontwikkelen van video's, geluidsverhalen, en games die kinderen moeten helpen om gefotoshopte beelden en deepfakes te spotten, om kritisch naar de bron te kijken, om het verschil te zien tussen feiten en meningen, en om journalisten van influencers te onderscheiden. En nu had ik dus zo’n journalist aan de lijn.

Is het niet wat vroeg om kinderen te confronteren met een thema als desinformatie?

Ik liet de vraag bezinken. Bedacht dat ik nog had willen zeggen dat dat allemaal nodig was omdat er een gebrek was aan nieuwswijs materiaal voor die leeftijdsgroep. Dat was natuurlijk geen antwoord op haar vraag. Het was nochtans een terechte vraag, en eigenlijk ook wel een voorspelbare. Dat ze me alsnog in verwarring bracht had ermee te maken dat we die bedenking gaandeweg naar de achtergrond hadden verdrongen. Je wil natuurlijk niet anderhalf jaar een vraag meeslepen die potentieel al datgene ondermijnt waar je zoveel tijd en energie in steekt.

Aarzelend begon ik aan een uitleg. Dat het materiaal natuurlijk op kindermaat was ontworpen, dat alle voorbeelden vertrokken vanuit de leefwereld van kinderen, en dat moeilijke woorden werden vermeden of goed uitgelegd. Dat de video's draaiden om een rollenspel tussen een goedgelovige Ketnet-wrapper en een kritische Karrewiet-reporter, en dat er in de luisterverhalen met dierenpersonages werd gewerkt met in de hoofdrol een ‘Flaminfo’ die het nieuws voorleest. En dat kinderen zelf deepfakes konden maken want dat vinden kinderen leuk, zelf dingen doen. Ik herhaalde nog eens het woord Flaminfo, om er zeker van te zijn dat ze die woordgrap goed had begrepen, want dat het een vrolijke bedoening was wilde ik duidelijk hebben.

Ik voelde aan alles dat mijn betoog nergens heen leidde. Met opzichtige passeerbewegingen dribbelde ik om haar vraag heen zonder dichter bij doel te komen.

Ik deed nog een laatste poging. Vertelde dat het natuurlijk niet alleen de bedoeling was om desinformatie te leren ontmaskeren, maar evengoed om betrouwbare informatie te leren herkennen. Dat het niet de bedoeling kon zijn dat kinderen alles in twijfel zouden trekken en niks meer zouden geloven. Want de strijd tegen desinformatie, zei ik met de nodige klemtonen, was in essentie een strijd voor correcte informatie. En betrouwbare informatie hebben we nodig om de juiste beslissingen te nemen voor onszelf en voor de samenleving. Daarom, doceerde ik, is het belangrijk dat we daar al vroeg mee beginnen. Jong geleerd, oud gedaan, toch?

Het was een al wat meer doelgerichte dribbel, waarmee ik misschien het strafschopgebied bereikte, maar finaal dan toch de schwalbe boven het schot verkoos.

En daar was het fluitsignaal al. De journaliste bedankte voor het gesprek, en ik bleef nog even uitgeteld in de zetel liggen als een voetballer in het gras na een slecht toneelstukje. Fundamenteel had ik haar vraag niet beantwoord, en dat zat me niet lekker. Dat wil ik in deze verlengingen alsnog goedmaken. De scheidsrechter die moet oordelen of mijn schoten doel treffen, dat bent u.
Welnu, 5 redenen waarom we al in de lagere school met nieuwswijsheid moeten beginnen:

1. Kinderen hebben op steeds jongere leeftijd een smartphone – en begeven zich al in de lagere school op sociale media

Kinderen slaan steeds vroeger aan het scrollen. Uit het Apenstaartjaren-rapport van 2024 blijkt dat ze tussen hun 11e en hun 12e levensjaar een geconnecteerde smartphone krijgen (en al vanaf 8 jaar een telefoon om bereikbaar te zijn als ze bijvoorbeeld alleen naar school fietsen). Hoewel socialemediabedrijven steeds strikter moeten controleren op de leeftijdslimiet van 13 jaar, hebben YouTube en TikTok geen geheimen meer voor respectievelijk 70% en 36% van de kinderen in de derde graad van de lagere school.

2. Jongeren consumeren nieuws voornamelijk via sociale media

Heeft u nog een nieuwsapp op uw telefoon staan? Eentje van VRT NWS bijvoorbeeld, van HLN, of van eender welk ander nieuwsmerk? Dan begint uw geboortejaar allicht met 19, of dan bent u actief in de mediasector. Terwijl volwassenen weer vaker de weg vinden naar die gefocuste nieuwservaring (zie de Digimeter en het Digital News Report), is de nieuwsapp bij jongeren al jaren in vrije val (zie het Apenstaartjaren-rapport en de Nieuwsbarometer). De gemiddelde jongere downloadt geen nieuwsapps meer, en indien wel dan duiken deze binnen de kortste tijd op in het lijstje ‘ongebruikte apps’ die naar de prullenmand moeten worden versleept. De sociale media die kinderen verkennen in de laatste jaren van de lagere school, zullen dus hun belangrijkste en voor velen hun enige nieuwsbron worden.

3. Jongeren hebben het moeilijk om de betrouwbaarheid van berichten in te schatten

Is het een probleem dat jongeren nieuws uitsluitend via sociale media volgen? Je zou kunnen stellen dat zij dankzij sociale media meer op de hoogte zijn dan hun ouders toen die hun leeftijd hadden. Daartegenover staat dat nieuws op sociale media een bijproduct is middenin allerlei andere content, gaande van onschuldig entertainment tot desinformatie die schadelijk kan zijn voor hun gezondheid of voor die van de samenleving. En zijn jongeren in staat zijn om betrouwbare van onbetrouwbare informatie te onderscheiden?

Volgens ons Nieuwsbarometeronderzoek alvast niet: slechts 4 op de 10 slaagde voor een fake news test die voornamelijk bestond uit social media posts. Dat TikTok het belangrijkste nieuwskanaal aan het worden is voor tieners, doet niet vermoeden dat daar binnenkort beterschap in komt. Van alle sociale media is TikTok koploper het gebied van wantrouwen: 43% van de Belgen geeft aan het er moeilijk te hebben om feit van fictie te onderscheiden.

4. Kinderen herkennen nieuwsmerken niet meer

Om hun naamsbekendheid bij jongeren te verhogen heeft elk zichzelf respecterend journalistiek medium tegenwoordig een account op TikTok. Zo ook de gerenommeerde Amerikaanse krant The Washington Post. Hun baseline? ‘We are a newspaper’. Volgens TikTok-reporter Carmella Boykin was die verduidelijking noodzakelijk. Waren ze eerst blij met het succes van hun met dansjes doorspekte nieuwsvideos, dan volgde de ontnuchtering toen uit de comments bleek dat hun TikTok-publiek dacht dat zij een postbedrijf uit Washington waren. Het stelt de vraag op scherp in hoeverre jongeren nieuwsmerken nog als dusdanig herkennen op sociale media.

45% van de jongeren twijfelt aan de betrouwbaarheid van nws nws nws. Herkennen ze dit niet als een nieuwskanaal van de VRT, of wantrouwen ze dit nieuwskanaal? Ik weet niet wat ik het meest zorgwekkend vind.

Van alle manieren om de betrouwbaarheid van informatie te verifiëren, zal het checken van de bron aan belang winnen. Met de opkomst van AI-gegenereerde desinformatie zal het steeds moeilijker worden om op het zicht het verschil te zien tussen echt en nep. Zelfs gespecialieerde verificatietools zijn daar niet altijd toe in staat. Maar dan nog kunnen we ons altijd de eenvoudige vraag stellen wie het bericht verspreidde en wat de bedoelingen kunnen zijn van de verspreider. Wil deze ons entertainen, informeren, overtuigen, of misleiden?

Van belang daarbij is natuurlijk dat je weet wat betrouwbare bronnen zijn, dat je het onderscheid kan maken tussen journalisten, influencers, entertainers, politici, propagandisten, en wie er nog allemaal passeert langs onze scrollende vingers. In ons Nieuwsbarometeronderzoek stelden we vast dat 45% van de jongeren twijfelden aan de betrouwbaarheid van een Instagrampost van nws nws nws. Herkennen ze dit niet als een nieuwskanaal van de VRT, of wantrouwen ze dit nieuwskanaal? Ik weet niet wat ik het meest zorgwekkend vind.

Niks wijst erop dat de jongeren van morgen, ofwel de kinderen van vandaag, beter in staat zullen zijn om nieuwsmerken te herkennen op sociale media. Een typische 45-jarige Gen X’er herkent op sociale media VRT NWS en HLN, want hij is met die nieuwsmerken opgegroeid en raadpleegt ze ook nog via de app, op papier, of via radio of televisie. Een typische 25-jarige Gen Z’er raadpleegt nieuws uitsluitend via sociale media, maar herkent die nieuwsmerken nog omdat ze er hun ouders gebruik van hebben zien maken (de openstaande televisie, de rondslingerende krant). Maar wat met Gen Alpha, de kinderen geboren na 2010? Zelfs als hun ouders gretige nieuwsgebruikers zijn, dan doen ze dat minder zichtbaar dan voorgaande generaties. Hun ouders raadplegen nieuws voornamelijk op de smartphone, via de nieuwsapp en via sociale media. Het Journaal is geen gezamenlijk gezinsmoment meer, en een papieren krant is er in het beste geval alleen in het weekend.

Nieuwsmerken zijn in mindere mate zichtbaar voor Gen Alpha. Hoe kunnen we er dan op vertrouwen dat ze deze zullen herkennen op sociale media? Daarom is het belangrijk dat kinderen van jongsaf kennismaken met journalistiek, dat ze nieuwsmerken als dusdanig herkennen en dat ze het verschil zien met andere content creators.

5. Kinderen kunnen ons leren om beter te kijken

Het probleem van desinformatie heeft niet alleen te maken met de boodschap, maar evengoed met de ontvanger. Hoe ontvankelijk je bent voor desinformatie, hangt af van hoe je naar de wereld kijkt, van de kennis en overtuigingen die je hebt. Op basis daarvan kijken we onvermijdelijk vooringenomen naar de teksten en beelden die we dagelijks in honderdvoud zien passeren. Kinderen ondervinden minder hinder van die kennis en overtuigingen. De cognitive biases die ons ontvankelijk maken voor desinformatie, zitten hen minder in de weg. Laat mij dat verduidelijken met een voorbeeld…

Voor mijn verjaardag kreeg ik een kaartje met daarop een foto uit vervlogen tijden van een vliegende fiets (zie illustratie). Het bijschrift luidde als volgt:

De bekende Duitse vliegtuigbouwer Max Wiedenhoft heeft met succes zijn ‘vliegende raketfiets’ uitgetest boven luchthaven Tempelhof in Berlijn. Honderden mensen waren getuige van dit gevaarlijke experiment.

Verjaardagskaarten over fietsen krijg ik wel vaker. Zo gaat dat wanneer je gebeten bent door fietsen en de geschiedenis ervan. Vanuit die kennis meende ik te weten dat dergelijke experimenten begin 20e eeuw ook daadwerkelijk plaatsvonden. De uitvinders van het eerste gemotoriseerde vliegtuig, de gebroeders Wright, waren per slot van rekening fietsenmakers.

Het kaartje kreeg een plek op mijn bureau. Veel aandacht besteedde ik er verder niet meer aan. Tot onze 10-jarige op een dag na school aan m’n bureau kwam staan om iets te vertellen. Ik vroeg een minuutje geduld, want ik wilde nog een mail afwerken. Intussen bekeek hij het kaartje.

‘Is dat echt gebeurd, papa?’

Ik, met de blik op m’n scherm gericht: ‘Ja, vroeger experimenteerden ze met vliegende fietsen.’

‘Waarom doen ze dat nu dan niet meer, als ze het toen al konden?'

Ik, met halve aandacht: ‘Euh… Omdat er nu vliegtuigen bestaan. En laat je me nu nog even iets afwerken?’

‘En waarom staan de banden van die fiets plat?’

Ik, mijn blik nu toch lichtjes afwendend van mijn scherm: ‘Huh, hoezo?’

‘Of is die fiets er misschien opgeplakt?’

Ik typte nog snel mijn vriendelijke groeten, drukte op ‘verzenden’ en nam het kaartje uit zijn handen. Verdorie, hij had gelijk. De zogenaamde ‘vliegende fiets’ was erop gefotoshopt, en nog best knullig ook. Een kind kon het zien. Pas nu merkte ik ook de datum op bij het bijschrift: ‘1 april 1932’. Het ging om een oude aprilvis. En ik had me gewillig laten beetnemen.

Het kaartje stond intussen al weken op mijn bureau, en ik had het al die tijd aanzien als een waarheidsgetrouwe historische foto. Waarom had ik niet eerder gezien waar onze zoon na een halve minuut al achter was?

Het antwoord: ik was het slachtoffer van mijn vooringenomenheid. Ik meende veel te weten over fietsgeschiedenis, had er zelfs over gepubliceerd, en nam het aan voor waar. Ik had de foto maar oppervlakkig bekeken, en ze meteen geclassificeerd binnen een vooropgesteld idee dat ik hierover had.

Onze 10-jarige deed wat ik had verzuimd: hij stelde logische vragen, en bovenal keek hij goed naar de foto. Volwassenen doen dat te weinig, goed kijken. Wij kijken vanuit onze overtuigingen, en zijn zo meer vatbaar voor cognitieve bias. Kinderen kijken onbevangen.

Datzelfde geldt ook voor meer beladen, actuele topics. Wie meevoelt met de Oekraïnse of de Palestijnse zaak, zal meer ontvankelijk zijn voor desinformatie vanuit die hoek (en zal alleen het nepnieuws herkennen dat vanuit Rusland of Israël op ons afkomt). Omdat we kijken en lezen vanuit onze overtuigingen, in plaats van echt te kijken en te lezen.

Het verschil tussen echt en nep is vaak minder duidelijk dan we misschien zouden willen, maar op z’n minst zouden we ernaar kunnen streven om echt te kijken, te lezen, en te luisteren. Dat laatste is een kwaliteit van kinderen die moet worden gekoesterd en ingezet vooraleer ze allerlei brillen opgezet krijgen om van daaruit naar de wereld te kijken.

Ook daarom is het belangrijk dat we in de lagere school met nieuwswijsheid beginnen. Omdat kinderen volwassenen dan nog kunnen leren om beter te kijken.

Meer weten?

NieuwsWijsNeuzen wil kinderen (8 – 12 jaar) weerbaarder maken tegen desinformatie door in te zetten op nieuwswijsheid. Dit project is een samenwerking tussen onderzoeksgroepen (Arteveldehogeschool, Odisee, en Universiteit Antwerpen), de nieuwsmediasector (VVJ), het mediawijsheidsveld (Mediawijs), kennisinstellingen (Scivil, KeKi), en ontwikkelingspartners (Het Geluidshuis en Ketnet). Voor een overzicht van alle resultaten en het educatief materiaal, zie https://www.mediawijs.be/nl/mediawijze-projecten/nieuwswijsneuzen.